Trainer Jacky Mathijssen zet Charleroi weer op de Belgische voetbalkaart. ‘Sporting is op weg om weer iets te worden om fier over te zijn.’

Uit winnen op Standard en thuis Anderlecht de das om doen, het is weinig ploegen gegeven. Ware er niet de nederlaag tegen Club Brugge, dan heette Sporting Charleroi nu al met reden de giantkiller van de competitie. En dat voor een club die voor de competitie een gedoodverfde daler was. Maar Jacky Mathijssen (41), de trainer van de Karolo’s, wist beter. ‘Wie onze voorbereiding zag, kon vaststellen dat echte ongerustheid helemaal niet nodig was. Maar goed, de club komt uit drie, vier seizoenen waarin het sportief minder was. En vervolgens trekken Ciani, Dufer, Ikpeba, Lendvai en Olufade, vijf absolute certitudes, naar andere oorden. Dan sta je als vanzelf in het lijstje van mogelijke zakkers.”

De clubentourage en spelersgroep lezen die prognoses ook. Sluipt er dan paniek in de rangen ?

Jacky Mathijssen : “Nee, ook omdat bijna alle onheilsvoorspellingen uit Vlaanderen kwamen en dan blijft de impact hier nog vrij beperkt. Jammer, vond ik zelf. Want na een voorbereiding waarin alles scheen te lukken, gingen sommige spelers zich wat vergalopperen. Dan hielp het soms wel dat er in de Vlaamse pers anders over onze kwaliteiten werd gedacht.”

De aanhang droomt al luidop van een superseizoen. Hoe hou je de voeten op de grond ?

“Ach, de supporters mogen van mij gerust zweven. Dat toont ten minste dat deze club lééft. Het is natuurlijk wel mijn taak om intern op de rem te gaan staan, de resultaten wat binnen hun context te plaatsen.”

Komt er eindelijk een rustig seizoen voor Sporting Charleroi ?

“Voor een rustig seizoen moet je veertig punten halen, dat zijn er twintig voor Kerstmis. Daar zitten we midden oktober al niet meer zo ver vanaf, wat natuurlijk een onverhoopt succes is. Ik zou namelijk niet graag hoeven te vechten voor het behoud. Alle negatieve gevoelens en het negatief denken dat daarmee meekomt, kunnen we missen als kiespijn.”

Een paar weken geleden keerde je terug naar Sint-Truiden, een club waar je drie jaar werkte. Een emotioneel moment ?

“Normaal ben ik vrij koel in dat soort zaken, maar ik moet toegeven dat het me ditmaal meer raakte dan ik op voorhand dacht. Hoe dat komt ? Het blijft de eerste club die mij serieuze kansen gaf als trainer. Het is een beetje zoals met je eerste lief. Er zal wel ander zijn, en misschien beter ook, maar het blijft toch ook altijd iets speciaals.”

Je bent er een beetje vreemd vertrokken, drie weken voor het eind van de competitie al naar je nieuwe werkgever. Dat blijft een raar manoeuvre.

“Waarom ? Het hoofdstuk Sint-Truiden was toch afgesloten. En als je dan signalen krijgt van je nieuwe club dat men je nodig heeft… Kijk, rond het einde van de competitie krijg ik een niet mis te verstaan telefoontje van Robert Waseige en besef ik gewoon : ik moét hier nu in stappen of Charleroi is een vogel voor de kat. En een degradatie zou heel de planning voor de verdere uitbouw van de club zoveel moeilijker maken. Nu, we hebben het tij samen nog kunnen keren. Dat is geen kleine prestatie, want op een gegeven moment legden heel wat mensen, waaronder ikzelf, zich al min of meer bij de degradatie neer.”

Hoe zit het ondertussen met je Frans ?

“Dat is goed genoeg, denk ik. De nuance is natuurlijk nog niet daar, maar ik spreek voetbaltaal en daar kom je als trainer al een heel eind mee. Zoals het voetbal de laatste jaren internationaal is, mag taal ook niet meer dé barrière zijn. In mijn ploeg zitten niet alleen jongens van hier, maar ook Afrikanen, een bataljon Fransen… We moeten het samen toch maar doen. Dat wil zeggen dat ik mij af en toe ook moet aanpassen en daar heb ik ook volstrekt geen probleem mee. Iedereen mag van mij zichzelf blijven, maar om samen rendement te halen moet je wel iedereen op één lijn krijgen. En – zo maakte ik van in het begin duidelijk – dat is geen Waalse of geen Vlaamse lijn, maar mijn lijn. Die bepaal ik alleen en ik verwacht van mijn spelers dat ze die volgen.”

Wat een verschil met vorig jaar, toen iemand als Ikpeba zelfs niet hoefde te komen trainen en door de week vaak gewoon in Monaco bleef.

“Tja, Victor Ikpeba is hier gekomen toen de club het moeilijk had en zich gewoon zo vlug mogelijk wilde redden. Toen is er blijkbaar beslist om hem bepaalde privileges te verlenen… die voor mij absoluut niet zouden kunnen, dat heb ik hier meteen gezegd. In de laatste drie weken van vorig seizoen moest natuurlijk alles aan de kant voor het resultaat en werkte ik al bij al nog goed samen met Victor. Merkwaardig genoeg werd hij in een wedstrijd nooit man op man aangepakt en vaak bleek zijn aanwezigheid op zich al genoeg om iets te forceren, zelfs al had hij niet met ons getraind.”

Niet alleen Ikpeba vertrok, ook Dufer en Olufade zijn weg. Heel de aanvalslijn kortom.

“De spelersgroep heeft hun vertrek gezamenlijk opgevangen. Nu, een speler als Grégory Dufer vervang je niet door één iemand, dat doe je met een mix van spelers. En daar zijn we aardig in geslaagd : mix Tony Brogno met Ousmane Bangoura en je hebt ongeveer de kwaliteiten die Greg zo sterk maken. Voeg daarbij een Grégory Christ, die polyvalent is en die, als de tegenstander het toelaat, een actie in de voeten heeft en het totale aanvallende rendement is niet lager dan vorig seizoen. Dat alles neemt niet weg dat Grégory Dufer eigenlijk onvervangbaar is voor Charleroi, ook mentaal.”

Ook opvallend : de jongeren van Charleroi doen het meer dan aardig.

“Al heel snel lieten de jongeren me hier voelen dat ze wel degelijk kunnen voetballen. Dat is geruststellend, maar tegelijk is het natuurlijk nog niet voldoende. Vroeg of laat vergalopperen ze zich, dus moet je anticiperen en hen tegen zichzelf beschermen.”

Heeft jouw nadruk op organisatie te maken met je keepersverleden ?

“Ik was niet de keeper van de reddingen, die probeerde ik net overbodig te maken door te anticiperen en mijn teammaats te coachen. Het gevaar voorkomen vond ik altijd beter dan het gevaar genezen. Die elementen zitten nu nog in mijn wedstrijdaanpak, ja. Ik ga ook altijd uit van respect voor de kwaliteiten van de tegenpartij. In de Belgische competitie ben je gewoon verplicht je daarop in te stellen, al doe ik het wel liefst zonder al te veel aan mijn typeploeg te veranderen. Op dit moment heeft Charleroi gewoon nog niet de kracht om alles zelf af te dwingen, dus moet ik als coach mijn spelers een kleine tactische voorsprong meegeven.”

Eenvoudig voetbal met een maximum aan resultaat, het is je handelsmerk.

“Ik vind : een voetballer moet vooral verschrikkelijk goed zijn in de makkelijke dingen, want die bepalen nog het vaakst hoe een wedstrijd kantelt. Pas op, ik neem niemand zijn creativiteit af, wel integendeel. Maar het is net wanneer je als ploeg zo efficiënt en eenvoudig mogelijk voetbalt, dat het individuele creatieve talent zich kan ontplooien en je meer man-tegen-man-situaties creëert. Als het in de simpele dingen fout loopt, sta je nergens in de Belgische competitie. Als de balrecuperatie en de eerste pass niet goed zijn, vind je nooit oplossingen en is er geen balvastheid. Dan kom je in de problemen en speel je haast vanzelf tegen de degradatie. Ik stel daar een vast systeem tegenover met duidelijke lijnen en afspraken.”

Een beetje het Griekse systeem van het EK ?

“Nee, het Griekse systeem blijft overeind in een toernooi, waar het kortetermijnresultaat primeert, maar in een competitie val je er vroeg of laat mee door de mand. En we hébben met Charleroi ook de mogelijkheden om meer te doen dan verdedigen alleen. Het niveau van voetbal moet daarvoor nog wel een pak omhoog. Nu hebben we misschien wat de naam defensief te spelen – Marc Brys sprak in een moment van ontgoocheling zelfs al even van antivoetbal – maar we spelen eerlijk waar enkel verdedigend als de tegenstander duidelijk beter is. Ik vat een wedstrijd altijd positief aan, heb daar ook de spelers voor. Zodra dit Charleroi gered is en die voortdurende degradatiestrop wat losser zit, ga je van ons nog wat zien.”

Met de jonge Braziliaan Orlando haalde je alvast een attractie in huis.

“We wisten in zijn testperiode meteen dat Orlando een absoluut toptalent is. In alle voetbaltechnische tests stak hij er met kop en schouders bovenuit. Toen zei ik : oké, voor die jongen nemen we alle taal- en cultuurproblemen erbij, hij is de moeite waard. Ik wou niet hebben dat zo’n talent vandaag of morgen ergens anders wél doorbreekt omdat wij er niet in durfden investeren. Van Orlando heb je trouwens nog niet het beste gezien. Volgens mij blesseerde hij zich in onze eerste thuiswedstrijd en zit het nog steeds niet helemaal goed. Al zijn we daar niet helemaal zeker van – die jongen spreekt enkel Braziliaans, en ik niet, sorry.”

Je dénkt dat hij geblesseerd is ? Hoe kan je eigenlijk met een speler werken als je elkaar niet begrijpt ?

“Met lichaamstaal. Met vastpakken, duwen, pijlen tekenen. Dat is natuurlijk niet makkelijk, maar het gaat elke dag beter. Sinds een maand vonden we een tussenpersoon die wel met hem kan spreken, dat helpt al wat. Ik weet nog niet wat het zal worden als de kou eraankomt, want die jongen voelde nog nooit winter. Gelukkig moet hij het niet altijd doen, is er een aantal wisseloplossingen. Orlando mag al eens wedstrijd spelen waarin hij niet de absolute ster is.”

Charleroi komt uit veel sterker voor de dag dan thuis. Welke verklaring heb jij daarvoor ?

“Van een thuisploeg wordt terecht verwacht dat men het initiatief neemt, zeker in het vurige Charleroi. En daar zijn wij gewoon nog niet klaar voor, al waren de ploegen die wij thuis tot nu toe moesten opvangen stuk voor stuk geen cadeaus. Maar ik geef grif toe dat ik de stress van een thuiswedstrijd in Charleroi onderschat had. Ik zie spelers die in de week schitterende dingen tonen en in een thuiswedstrijd na vijftien minuten uit overmoed de pedalen verliezen. Om niet steeds in die val te trappen zetten we bewust collectief een stap terug. We mogen niet tegen de lamp lopen, dus hangen we ze wat verder weg.”

Misschien ligt de afwachtende rol dit Charleroi gewoon beter.

“Mja, onze voorbereiding stond wel in het teken van organisatie, concentratie en groepsmentaliteit. Dat lijkt me normaal als je, zoals wij, van nul moet beginnen opbouwen. En onze jongens voeren het voorlopig heel goed uit. Kéré vormt daar het mooiste voorbeeld van. De gok om hem naar de stoppersplaats te halen loont. Ondanks het feit dat die jongen nog altijd wat tegenspartelt, af en toe graag laat vallen dat hij in Burkina Faso toch zoveel beter speelde in een meer aanvallende positie ( lacht). Hij beseft nog niet dat een stopper voor mij misschien wel de belangrijkste pion in het team is. Zo’n donkere jongen ziet dat zelf niet zo en voelt zich beperkt in zijn bewegingsvrijheid. Maar niet altijd kunnen lopen waar je wil, hoort ook bij profvoetbal hé. Langzaam maar zeker druppelt dat door.”

Hoe ver kan deze club nog groeien ? Onlangs duidde een studie Charleroi aan als vijfde welvarendste club van het land.

“Mijn afspraak met de voorzitter is dat we tegen 2006 een stabiele – ik zou zelfs bijna zeggen een normale – eersteklasser zijn, waarin beslissingen op een serene manier genomen kunnen worden. Op korte termijn wil ik gewoon sportief beter doen dan men hier de laatste jaren gewend is. Daar wil ik niet al te flink over doen, mijn voorgangers werkten hier duidelijk in moeilijker omstandigheden dan ikzelf. Ondertussen merk ik ook wel dat de club extrasportieve stappen vooruitzet. Wat niet wil zeggen dat we binnenkort klaar zijn voor een hoofdrol in de competitie natuurlijk. Die weg is nog heel lang en gaat ook over meer dan twee of drie grote transfers. Zie ons hier nu bezig : deze club ontsnapte nog maar een goed jaar geleden nipt aan een financieel debacle.”

Charleroi heeft wel de reputatie een club te zijn waar overhaast beslist wordt.

“Dat is gewoon eigen aan clubs die in de problemen zitten. Dan wil je snel-snel hulp zoeken, waar die ook te vinden is. En misschien speelt daar ook wel de persoonlijkheid van de voorzitter. In ieder geval moet je eerst kalme omstandigheden creëren voor je kalm beslissingen kan nemen.”

Want de entourage is ook nogal flamboyant.

“Kijk, ik zit in deze club in een luxesituatie. Je hoeft hier niet alles te winnen en toch is er voldoende kwaliteit om meer te ambiëren dan louter overleven. Dus kan je bezig zijn met de écht belangrijke zaken. In Charleroi is dat : de supporter fierheid geven, want het is hier al zo moeilijk om fier te zijn over iets. Sporting is nu voor velen op weg om weer iets te worden om trots op te zijn. Voor de gewone man uit Charleroi betekent deze club meer dan anderhalf uur voetbal in het weekend. Dát wil ik op mijn spelers overbrengen. Voetbal draait om meer dan twee keer per dag trainen, het is een manier van leven. Het is een droomjob. Waar je heel veel pijn voor moet kunnen lijden, maar het is verdorie de moeite waard.”

door Jef Van Baelen

‘Voor hetzelfde geld staan we nu elfde en mogen we zelfs niet klagen ook.’

‘Ik moet mijn spelers een kleine tactische voorsprong meegeven.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content