‘We mogen nog wat gemener worden’

© inge kinnet

Hij haat het als mensen uit de biecht klappen over wat er bijvoorbeeld in de kleedkamer gebeurt. Dino Arslanagic is geen roddelaar, maar een harde werker, die toegeeft dat hij een droomjob heeft. ‘Het voetbal is mijn wereld, al heel mijn leven.’

Voor roddels over Antwerp moet je niet bij Dino Arslanagic zijn. Als zijn fotosessie erop zit, en we aan het interview beginnen, kruisen we net Lior Refaelov, op weg naar buiten. De Israëliër komt even gedag zeggen, en de twee dollen een momentje. Onderwerp van gesprek: de outfit van de verdediger. ‘Ben je zo op de foto gegaan? Ai, ai, ai.’ Sportief is het voor Refaelov bijten op de tanden, in afwachting van een nieuwe kans. Als we vragen wat er scheelt, wuift hij die weg. ‘Stel je vragen maar aan hem. Hij weet alles.’ Arslanagic lacht: ‘Ik weet niet wat er scheelt. En bovendien: ik moet zijn problemen hier niet vertellen. Nooit babbel ik over het interne. Ik ben zéér discreet.’ ( lacht) ‘Dat begint hier goed, neen?’

Zo’n analyse met cijfers achteraf… Ik doe dat niet.’ – Dino Arslanagic

We zullen wel zien. Wat vind je van jouw seizoen tot dusver?

Dino Arslanagic: ‘Dat begon keislecht, met al direct een blessure na een trap op de kuit tijdens een van de eerste trainingen. Die heeft zéér lang aangesleept omdat het wachten was tot mijn lichaam de bloedklonter afvoerde die was ontstaan. Ik kon me ook direct laten opereren, maar we kozen voor de natuurlijke weg. Dat vroeg meer tijd dan voorzien. Een blessure komt nooit op een goed moment, maar deze viel wel héél slecht.’

Ook omdat je daardoor een transfer naar Turkije misliep?

Arslanagic: ‘Daar heb ík nooit over gepraat. Dat stond in de pers. Jullie hadden het over een transfer. Ik zeg alleen dat het moment slecht was.’

In volle transferperiode.

Arslanagic: ‘Die link leg jij. ( lacht) Ik ben een vervelend mannetje neen? ( lacht opnieuw) Misschien waren er mogelijkheden, maar als je geblesseerd bent, ben je out en valt alles weg.

‘Ik zat voor het eerst bij de selectie voor de duels met AZ, maar ik was twee maanden out geweest. Reken daar een maand vakantie bij en je komt aan drie maanden zonder wedstrijden. Dan is het bij een terugkeer zoeken naar ritme, je plaats in die ploeg vinden. Sinds Anderlecht-uit, half september, speel ik alles en telkens gaat het een beetje beter.’

Solitair

Is je rol anders geworden vergeleken bij de voorbije twee jaar?

Arslanagic: ( denkt na) ‘Ik verdedig nog steeds en denk dat ik dát goed kan. Op dat vlak zie ik weinig evolutie. Maar verder… Het eerste jaar stond ik vaak naast Dylan Batubinsika, vorig seizoen met Jelle Van Damme en nu met Wesley Hoedt. Vraag me niet waar het verschil ligt. Journalisten proberen dat soms, ik blijf liever op de vlakte. Als ik iets over de ene zeg, kan de ander kwaad worden en vice versa. Ik wil met niemand problemen of misverstanden. ( lacht) Echt vervelend om mij te interviewen, neen? Wat wel evolueert, zie ik, is mijn positie binnen de groep. In het begin ben je nieuw, later komt het leiderschap. Ik ben geen roeper, of iemand met grote gebaren, maar als er op het veld gecoacht moet worden, zal ik dat wel doen.’

'We mogen nog wat gemener worden'
© inge kinnet

Ik vraag me af wie achterin stuurt. Opschuiven, doordekken, dat vraagt toch allemaal communicatie? En jij en Bolat zijn achterin de voorbije 2,5 jaar de ‘stabiele’ factoren. Mannen die altijd spelen.

Arslanagic: ‘Ik heb nooit de mensen voor mij ‘gestuurd’, maar dat wil niet zeggen dat ik hen niet zal aanmoedigen als ik dat kan. Motiveren doe ik wel.’

Hoe heb je die periode dat je niet kon spelen, beleefd? Plooi je dan terug op de familie?

Arslanagic: ‘Eigenlijk niet, want wie geblesseerd is, brengt nog meer tijd door op de club dan wie fit is. Ik ben gescheiden, heb geen vaste vriendin, geen kinderen, op dat vlak viel ik terug op mijn ouders en vrienden. En ergens ben ik ook een solitair persoon, zeker als het niet gaat. Dan ben ik niet de grootste prater, wil ik liever met rust worden gelaten. Alleen thuis, alleen op de club, alleen onderweg.’

Ambitie

Er kwamen afgelopen zomer wat nieuwe jongens, voetballers met naam. Proefde jij nieuwe ambities?

Arslanagic: ‘De ambitie die ik proefde, was in mijn ogen de herhaling van de ambitie die hier al drie jaar leeft: van Antwerp opnieuw een grote ploeg maken. Dat zie je aan de uitbouw van het stadion, van de ploeg, aan de nieuwe spelers die er telkens bij komen, jongens met naam en een grote carrière. Vorig jaar had je dat ook al met de komst van Dieumerci Mbokani en Refaelov.’

Heb je het gevoel dat er nog meer ervaring is gekomen? Nog meer kwaliteit?

Arslanagic: ‘Als je dat op papier bekijkt, zeg ik ‘ja’. Alleen is het qua direct resultaat allemaal misschien iets delicater.’

Waarom?

Arslanagic: ‘Als ik hier het juiste antwoord op formuleer, ben ik klaar om coach te worden. ( denkt na) Soms is mijn gevoel dat we wat gemener mogen worden. Zoals we tegen Club Brugge deden. Toen speelden we meer met het mes tussen de tanden dan in andere wedstrijden. Onze kwaliteiten bleven altijd techniek én fysiek, maar soms misten we dat mes. Soms hadden we ook geen geluk. Weet je wanneer ik tegen Brugge zeker was dat we zouden winnen? Toen een schot van een Bruggeling afweek op een tackle van Wesley en de bal zeer traag over Sinan, maar ook over doel ging. De weken voordien was dat gegarandeerd een tegengoal. Dat soort kleine dingen voel je op het veld. Waarbij ik er direct aan toevoeg: geluk bepaalt niet of je wint dan wel verliest. Daar speelt ook klasse, het collectief, mee. Dat mes!’

Het kan dat je niet tevreden bent, maar dat blijft binnen de groep. Altijd. Wie lekt, degouteert me. Echt waar.’ – Dino Arslanagic

Opvallend: vorig seizoen presteerden jullie uit beter dan thuis, dit seizoen is dat omgekeerd. Hoe verklaar je dat?

Arslanagic: ‘Dit is leuker voor de supporters, denk ik. Maar hoe je dat uitlegt? Het zijn statistieken.’

Die je kan analyseren om er conclusies uit te trekken.

Arslanagic: ‘Die je zou kunnen analyseren, maar dan zet ik mezelf op de stoel van de coach en dat wil ik niet. Ik ben verdediger, geen coach.

Ligt het aan het publiek?

Arslanagic: ‘Wil jij dan zeggen dat het publiek ons vorig seizoen onvoldoende steunde? Wil je dat ik problemen krijg? ( kijkt eerst ernstig en lacht dan) Ziet u, dat soort vragen, voor je het weet, lanceer je een rel. Ik denk na, hoor, over wat ik zeg.’

Is het misschien de tactische discipline? De groepsgeest?

Arslanagic: ( stilte) ‘Jij wil écht dat ik met iedereen problemen krijg! Dat zijn vragen voor de coach. Ik zie alleen dat we de voorbije weken altijd de score openden, maar dat onze kracht van vorig seizoen, de nul houden, weg is. Daar hebben we het dit seizoen veel lastiger mee. Vorig jaar scoorden we, zagen we af, maar hielden we stand, of verdubbelden we de score. Nu scoren we ook, maar loopt er daarna wat fout. Waar of waarom weet ik zélf ook niet zo goed.’

Is het niet zo dat jullie nog naar een nieuwe identiteit zoeken: het koppelen van de vechtersmentaliteit aan iets meer frivoliteit?

Arslanagic: ‘Daar een mix van maken? Zou kunnen kloppen, ja. Als we die twee factoren kunnen koppelen en nog wat versterken, zullen we dit seizoen nog tot heel veel in staat zijn. Ooit klikt dat allemaal wel in mekaar, wij hopen zo snel mogelijk.’

Kleedkamer

Vind jij je draai in het voetbalwereldje?

Arslanagic: ‘Ik heb nooit anders gekend. Lille toen ik zestien was, Moeskroen, Standard, Antwerp. Het is een wereld vol druk, maar met grote voordelen. Soms hangen er ook mensen in rond die niet correct zijn, maar die heb je in elk milieu.’

Ben jij achterdochtig als mensen met een idee of een project naar je toe stappen? Bijvoorbeeld om ergens in te investeren.

Arslanagic: ‘Ik ben achterdochtig tegenover iedereen. Zelfs tegenover jullie, journalisten. Geleerd door ervaringen in het verleden, maar ook gewoon uit zelfbescherming. Wat in de kleedkamer gebeurt, blijft in de kleedkamer. Ik haat mensen die dingen vertellen.’

Moet een groep Lamkel Zé beschermen volgens jou?

Arslanagic: ‘Waarom noem je hem? En waarom gebruik je het woord ‘beschermen’? Didier is een speler zoals elke andere in de kern. En dat woord beschermen houdt in dat iemand hem wil aanvallen en dus pijn doen… Voor mij moet een groep solidair zijn. In goeie én slechte momenten. Het kan dat je niet tevreden bent over iets op training of in de kleedkamer, maar dat blijft binnen de groep. Altijd. Wie lekt, degouteert me. Echt waar. Wij leven samen, wij zijn één familie. Wie problemen heeft met die familie, regelt dat intern. Niet via de buitenwereld.’

Is dat niet het moeilijkste: voor een groepsgeest zorgen in een wereld die bij uitstek individuele flitsen of prestaties bewierookt?

Arslanagic: ‘Dat is een van de belangrijkste taken van een coach. Je moet niet de grootste tacticus zijn om een goede coach te zijn. Dat mentale, al die spelers op een lijn krijgen, dat is zeer belangrijk. Je kan tactisch een nul zijn, maar als al je spelers aan één zeel trekken, kan je wat bereiken. Anderzijds: ik ben een verdediger, misschien redeneer ik daarom wat anders.’

Daarom zijn verdedigers vaak goeie trainers.

Arslanagic: ‘ Faris mag het als middenvelder dus vergeten met zijn trainerscursus, als ik het goed begrijp.’ ( lacht)

Contract

Ben jij een fan van statistieken? Waar let jij op als je ze na een wedstrijd te zien krijgt?

Arslanagic: ‘Ik bekijk die niet. Die data achteraf… We babbelen wat na over de wedstrijd, maar zo’n analyse met cijfers… Ik doe dat niet. Misschien kan ik er wel wat uit leren, maar voorlopig beperk ik me tot een samenvatting op tv. Dan let ik op die drie, vier dingen per wedstrijd die verkeerd gaan. Meer mag dat niet zijn, anders ben je niet goed bezig.’ ( lacht)

Je bent einde contract. Wordt er gepraat?

Arslanagic: ‘Ik zeg daar liever niet te veel over, want dat kan alleen maar afleiden. Ergens zit in mijn achterhoofd: oké, je bent volgende zomer vrij, wat gaat er dan gebeuren? Maar het is niet dat ik niet speel, dat ik me daar zorgen rond moet maken. On verra. Hoe beter het straks gaat, hoe meer dat in mijn voordeel speelt.’

‘Ik ben graag in Antwerpen’

Je woont in Wijnegem. Is leven in Vlaanderen anders?

Dino Arslanagic: ‘Ja, alleen al de taal. Al overdrijf ik daarin, zo erg is dat niet. Mijn vader is niet tevreden, omdat ik de taal niet leer. Ik versta Nederlands, maar als ik spreek begin ik te mengen en lijkt het nergens meer op. Maar ik zie niet veel verschil tussen Wallonië en Vlaanderen.’

Behalve dat je woont in de hoofdstad van het separatisme, of het confederalisme zoals ze dat liever verbloemen.

Arslanagic: ‘ Moi, politique… Het is belangrijk, maar ik ga me daar niet te veel over uitspreken. Mijn buren spreken me in het Nederlands aan, en ik doe mijn best. De conversatie is meestal kort, omdat ik het niet zo goed spreek. En misschien is het ook omdat ik voetballer ben, maar de mensen zijn supervriendelijk. Ook in de supermarkt. Over de mentaliteit heb ik echt niet te klagen. Dat is die van de grootstad. Mensen kijken je niet aan, doen hun ding. Ik ben graag in Antwerpen. Mooie stad, netjes, winkels, restaurantjes, een uurtje van Moeskroen.’

En de fans hebben de warme, uitbundige kant die je ook in Luik kende.

Arslanagic: ‘En waar ik van hou. Die geestdrift. Bij Standard-Anderlecht voelde ik die vroeger van de tribunes rollen en je beïnvloeden. Hier heb ik dat ook. Dat motiveert.’

Begrijp je dat de fameuze tribune 2 wat bang is dat met de nieuwbouw de sfeer verloren kan gaan. Dat Antwerp iets te chic kan worden?

Arslanagic: ‘De club is aan het moderniseren, net als het voetbal. Voetbal is business en in business moet je geld verdienen. Maar daarin neemt ze ook wel het belang van de supporters mee. Zij blijven voor mij de ziel van een club. Ik ben nu speler van Antwerp, maar binnen twee maanden, een jaar, of misschien vijf jaar niet meer. Zij blijven. Een club moet zien dat ze die mix bewaart: business, publiek, comfort, sfeer. Zij zijn gehecht aan hun tribune, wij aan de sfeer. Dat evenwicht moet je zoeken. Want dat is Antwerp. Zijn sfeer, zijn stadion. En zijn veld.’

En zijn resultaten?

Arslanagic: ‘Die kunnen beter, maar dat weten we. Dat weet iedereen.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content