Volgend weekend geeft België in de kwartfinales van de Daviscup Duitsland partij. Ex-kapitein Steven Martens, tegenwoordig technisch coördinator bij de Britse tennisfederatie, blikt vooruit.

Elke maandagochtend vertrekt Steven Martens (41) om halfzeven in Melsele bij Beveren. Om halftien is hij op kantoor in Roehampton nabij Londen. Vrienden van hem die in Ieper wonen, doen er soms even lang over om in Brussel te raken.

Begin februari ging Martens aan de slag als technisch coördinator van de LTA, de Britse Lawn Tennis Association. Met Carl Maes als directeur van het Britse vrouwentennis heeft België in die organisatie nog een tweede zwaargewicht. Twee ingrepen van de nieuwe CEO van de LTA, Roger Draper, die als verantwoordelijke voor de Britse sport de Olympische Spelen naar Londen haalde en verantwoordelijk was voor de verbouwing van Wembley. Draper vond het tijd om de ingeslapen Britse tenniswereld te wekken.

Zelden worden, op een uitzondering in het zwemmen en wielrennen na, Belgische coaches of sportmanagers in het buitenland gevraagd. Alleen staat Groot-Brittannië op dit moment maar dertigste op de IFT-ranking, tussen India en Oezbekistan. België klom na de Daviscupoverwinning op Australië van de zestiende naar de elfde plaats.

Steven Martens : “In het verleden had ik al eens contact met de Engelse tennisbond. Zo lang ik weet, zijn ze op zoek naar iemand, maar ik had altijd het gevoel dat, als je daar binnenkomt als eenling, het huis je opslorpt. Nu was ik onder de indruk van de impact van Roger Draper. Hij maakt het verschil, koos voor specialisten : niet alleen Paul Annacone, Brad Gilbert en Carl Maes, maar ook Ann Quinn, een van ’s werelds meest wetenschappelijk onderlegde mensen op het tennisvlak.”

Hoe kijken ze in het land waar tennis uitgevonden is tegen een Belg aan die even gaat zeggen hoe het moet ?

Steven Martens : “Ik ben niet de enige buitenlander die hier binnenstapte, de hele organisatie ademt een multinationaal karakter uit. En er is al een aantal jaar enorm veel respect voor het Belgische tennis, niet alleen in Engeland. Het respect in het buitenland voor het Belgische tennis schatten we in België niet hoog genoeg in. België is bijvoorbeeld een van de pioniers van het minitennis, de overgang van een klein naar een groot veld, van zachte naar harde ballen. Je leert ook niet fietsen op een racefiets, maar op een kinderfietsje. De combinatie van een hele goeie jeugdaanpak en een gespecialiseerde opleiding voor toppers maakt ons sterk. Geen enkel talent ontsnapt ons, waardoor die betere talenten ook ten volle ondersteund worden.”

Wat bewondert men het meest aan de Belgische werking ?

“Dat wij al bij al zeer menselijke spelers voortbrengen. Belgische journalisten denken daar misschien anders over, maar binnen het circuit gelden Belgische spelers als zeer bereikbaar. Ook de wereldtoppers Henin en Clijsters dragen de stempel ‘Belgisch en sympathiek’. Ook de resultaten wekken bewondering. Wij staan er nog altijd niet bij stil, maar drie Belgen bij de top vijftig bij de mannen is uitstekend. Bovendien hebben wij met Ivo Van Aken een monument in het tennismanagement.”

Waarom brengt een tennisland als Groot-Brittannië zo weinig toptalent voort ?

“Engeland hééft een sportcultuur, maar in de krant lees je alleen over voetbal, cricket en rugby. Tennis steunt vooral op Wimbledon en te weinig op een diepgaande tenniscultuur. In Vlaanderen heb je nu, naast voetbal, ook een tenniscultuur. Door een aantal toppers, maar ook omdat de federatie een sterke impact had op de clubs, op het organiseren van regionale competitie. In Engeland heb je geen competitieve sfeer, in Frankrijk wél. Frankrijk heeft altijd minstens vijf spelers in de top honderd. De doelstelling van de Engelsen is méér spelers in de top honderd, meer juniores op weg naar een plaats in de top honderd en aan de basis meer jeugdspelers die aan competitie doen.”

Mister Cash

In Vlaanderen kon een talent je niet ontsnappen.

“In Groot-Brittannië zijn er amper 400.000 leden op bijna zestig miljoen inwoners. In België hebben VTV en AFT samen bijna 250.000 leden op tien miljoen inwoners. De Britse basis is te klein én de infrastructuur is niet zo goed als in België. Er zijn veel minder indoorcourts dan bij ons. In Engeland is het normaal dat veel mensen in de winter gewoon buiten tennissen. Naast een te kleine basis, zijn er te weinig competitiespelers. Tennis wordt duur eens je het in competitie wil doen. Daarom moeten we zorgen dat het voor de ouders van Britse talenten minder duur wordt.”

De LTA heeft toch veel geld ?

“Te vaak was de LTA voor de lokale talenten een soort Mister Cash waar men makkelijk geld kon afhalen. Als je in Vlaanderen niet echt binnen je ontwikkelingslijn zit, zegt de federatie vlakaf : wij kunnen geen geld in je stoppen. In Groot-Brittannië kregen de schaarse talenten in verhouding tot hun prestaties relatief veel geld. Dat geld komt niet van de overheid, wel voor 75 procent van evenementen : dat is voornamelijk Wimbledon. Het veranderen van die mentaliteit wordt de grootste uitdaging : alleen wie op zijn ontwikkelingslijn zit, zal volop gesteund worden. Hetzelfde voor de clubs : vroeger kregen de grootste clubs gewoon het meeste geld, zonder dat ze rekenschap moesten afleggen wat ze ermee gingen doen.”

Na Tim Henman heeft Groot-Brittannië maar één topper : Andy Murray, nummer twaalf op de ATP-ranking.

Murray is iemand van het kaliber-Clijsters of Henin. Dus krijgt hij nu volop steun. Wil hij de beste coach ter wereld ? Draper haalt Brad Gilbert ! Dat mag iets kosten. Hij wordt, meer nog dan Henman, een speler die elk jaar kans heeft om Wimbledon te winnen, omdat hij beter uit de verf komt op elke ondergrond.”

In België gebeurt het omgekeerde. Daar gaan de toppers weg van de VTV en de AFT.

“De LTA heeft gewoon veel meer geld. De VTV had nooit alles op Clijsters kunnen inzetten en bijvoorbeeld Nick Bolletieri als coach halen. Daar was gewoon geen geld voor. Greg Rusedski, ooit nummer vier op de wereldranglijst, is op het eind van zijn carrière : die wil men hier in de organisatie opnemen. Wij hadden in het verleden nooit de middelen om Filip Dewulf of Sabine Appelmans na hun carrière binnen te halen.”

Xavier Malisse

Weet je wanneer Engeland nog eens de finale van de Daviscup won ?

“Was dat niet in 1977 ?”

De laatste finale haalde het in 1978, maar de laatste winst dateert al van in 1936. België staat al voor de derde keer sinds 1998 in de kwartfinales.

“Het Belgische succes van dit jaar zat eraan te komen. De ploeg is al een aantal jaar samen. Rochus, Malisse, Vliegen waren nog maar achttien tot twintig jaar toen ze hun Daviscupdebuut maakten. Mannen komen tot volle wasdom rond hun vijfentwintigste.

“Bovendien viel ook de loting mee. Australië was een stevige, maar haalbare loting, omdat dat team alleen op Lleyton Hewitt gebaseerd was, die niet meer op zijn best is. Bovendien lootte België thuis en speelde het op gravel. Dan weet je dat je een kans hebt. Nu krijgen we Duitsland met een toptienspeler, Tommy Haas. Veel hangt bij zulke wedstrijden af van de vorm van de dag. Ooit haalden we met de mannen halve finale, ook door omstandigheden : winst tegen Nederland, tegen Zwitserland met een Federer die nog groen achter de oren was.

“Plus : deze mannen beseffen ook dat het in dit soort competitie is dat zij hun naam extra glans kunnen geven. Het zijn geen potentiële grandslamwinnaars. Samen ben je dan sterker.”

Niet elke goeie speler lijkt geschikt voor de Daviscup.

“Het mentale aspect bepaalt veel. Kristof Vliegen is een type teamspeler, net als Kristof Van Garsse vroeger, terwijl andere spelers Daviscup altijd als een loden last op de schouders voelden. Bij de vrouwen kon Dominique Monami daar beter mee om dan Sabine Appelmans. Het gaat erom hoe je die extra verantwoordelijkheid aanvoelt : als een stimulans of een last. Filip Dewulf deed het ook altijd graag. Op een of andere manier presteerde hij beter in team dan individueel.”

Waarom lukt het niet met Xavier Malisse in het team ?

“Het verhaal is complex. In het verleden had hij minder goeie ervaringen met de federatie, er waren ook financiële discussies : de Belgische federatie beschikt niet over onbeperkt veel geld. Ook haalt een aantal spelers nu een vergelijkbaar niveau, waardoor Xavier niet meer de absolute nummer één is. De andere spelers zegden hem op een bepaald moment : als je nu meegaat, is het goed ; ga je niet mee, is het afgelopen. Eric Cantona was een van Frankrijks toppers, maar zonder hem werd Frankrijk wél wereldkampioen. Het is wel een smalle top. Qua niveau staan Rochus, Malisse en Vliegen ver boven de rest.”

Geen communautaire druk

Heeft Vliegen jou verrast ?

“Wel de snelheid waarmee hij naar boven kwam. Vorig jaar was hij de snelste stijger op de ATP-ranglijst. De les is dat je erin moet blijven geloven. Bij de mannen heb je wat tijd nodig. Na je 18de verdwijn je een paar jaar in het wereldje van de challengers tot je op je 21 of 22 weer bovenkomt. Hoeveel voetballers zitten ook niet jaren op de bank ? De Defours van deze wereld zijn uitzonderingen. Een jongen van 18 verschilt qua fysieke kracht flink van iemand van 23, terwijl een meisje van 17 niet zoveel verschilt van een van 20. Daarom groeien vrouwen sneller door.”

België zit nu bij de laatste acht. Waar horen we echt thuis ?

“We bengelen op de rand van net niet of net wel in de wereldgroep. Een tijdlang hingen we rond de twintigste plaats, nu zitten we in stijgende lijn.”

Hecht de Belgische federatie veel belang aan de Daviscup ?

“België is geen evident land. Het is, met gefederaliseerde sporten, zeer moeilijk om een nationale strategie uit te werken. Als het gaat over internationale uitstraling, vind ik de sportscheiding een nadeel. Het vinden van een gepaste teamsponsor is dubbel zo moeilijk : je moet zien dat je niet in concurrentie zit met de teamsponsors van de Vlaamse en Waalse liga’s. Topsport is niet gebaat bij regionaliseren. Laat ons eerlijk zijn : het zou beter zijn voor de Belgische sport mocht Ivo Van Aken topsportmanager zijn van België in plaats van enkel van Vlaanderen. Tel maar eens het aantal Vlaamse en Waalse atleten in de laatste olympische ploeg. Dat is niet 60-40 procent zoals de bevolkingssamenstelling, maar 80-20. Het klopt dat je in België wel een compleet verschillende mentaliteit hebt in het noorden en het zuiden, maar voor topsport denk ik dat het meer voordelen heeft om samen te blijven.”

Voelde je ooit communautaire druk als kapitein van de Daviscup of de Fed Cup ?

“Nauwelijks. Ik volgde Masso op, maar nooit had ik het gevoel : eigenlijk had hier een Waal moeten zitten. Evenzeer vond ik het normaal dat Julien Hoferlin mij opvolgde, omdat hij het juiste competentieprofiel had. Was hij afkomstig geweest van Tongeren en niet van Luik, had ik dat ook gevonden.”

Het steekt de mannen nog altijd dat ze veel moeite moeten doen om de helft van de media-aandacht van de vrouwen te krijgen.

“Je kan dat van twee kanten bekijken. Om in de schaduw te staan moet er wel een hoge boom naast je staan. Anders sta je misschien wel in de zon, maar heb je extra zonnecrème nodig. Doordat er zoveel aandacht is voor de meisjes, is er veel aandacht voor het tennis. Indirect komt dat ook de mannen ten goede. Wat wel klopt : voor Jan met de pet zijn de resultaten van de Belgische mannen banaal. Terwijl ze op het wereldvlak eigenlijk zeer goed zijn voor zo’n klein land. Dat is het lot van wereldtoppers te hebben die al de rest in de schaduw zetten.”

door Geert Foutré

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content