Gisteren speelde IJsland tegen Portugal zijn allereerste match op een groot toernooi. Daar kon Arnar Grétarsson, zelf 71 keer international, als speler alleen maar van dromen. Een gesprek over de kracht van het IJslands voetbal, ongeduldige voorzitters, gemakzuchtige vedetten en Club Brugge.

IJslanders zijn reizigers, maar ze komen altijd graag terug naar huis. Het liep met Arnar Grétarsson (44) niet anders. Nadat hij zijn profcarrière bij Lokeren afsloot, keerde hij terug naar IJsland om er zich in de banksector te storten. Vervolgens ging hij als sportief directeur aan de slag bij AEK Athene en werkte van 2012 tot 2014 in diezelfde functie bij Club Brugge. Tot Michel Preud’homme daar de lakens helemaal naar zich toe trok en Grétarsson de eer aan zichzelf hield en opstapte.

Tegenwoordig is Grétarsson in zijn thuisland trainer. Met Breidablik mikt hij in de IJslandse Urvalsdeild, die begin mei van start ging, op de landstitel. Opvallend is dat de IJslandse competitie gewoon doorloopt, terwijl het hele land voor tv zit of in Frankrijk vertoeft.

Verbaast het je dat IJsland nu wel een eindronde haalde en voorheen niet?

ARNAR GRÉTARSSON: ‘Ik denk niet dat het team van nu betere voetballers heeft dan wij of twintig jaar geleden, maar er zijn wel een paar dingen veranderd. De jeugdopleiding is beter, de infrastructuur is beter, daardoor is ook de basistechniek beter.

‘Voor mij zijn er twee grote redenen. De coach Lars Lagerbäck en de leider Gylfi Sigurdsson. Lagerbäck zette een goede organisatie neer en installeerde discipline, allemaal heel simpel maar effectief. Er zijn geen twintig goeie internationals, maar wel twaalf of dertien, dat is voldoende. In mijn generatie speelde ook bijna iedereen in het buitenland als professional. We hadden Eidur Gudjohnsen, zijn vader Arnor, mijn broer Sigurdur, Asgeir Sigurvinsson, ex-Standard en Bayern. Topspelers. Maar de nationale ploeg was nooit een prioriteit.

‘Eidur was een superster. Zelfs naar huidige Belgische normen. Top in Chelsea, won de Champions League met Barcelona. Een sympathieke kerel, maar iemand die zich ook graag amuseerde. Dat mag ik zeggen, want ik ben een goede vriend van hem. In IJsland maakte hij plezier, ging hij al eens uit, zocht hij vrienden op. Dan is het moeilijk om als coach iedereen op één lijn te krijgen. Als Eidur slechtgezind was, liep hij niet, maar daar zei niemand iets van want hij was de ster. Als supersub kan hij van goudwaarde zijn. Met zijn ervaring kan je hem perfect inbrengen om op het einde van de wedstrijd bijvoorbeeld de bal bij te houden. Bovendien weet hij dat hij niet meer de grote leider van de ploeg is.

‘Gylfi Sigurdsson, daarentegen, is de meest professionele voetballer die ik ooit gezien heb. Ik gebruik hem vaak als voorbeeld voor mijn spelers bij Breidablik. Op zijn twaalfde vroeg hij zijn ouders al om naar Breidablik te mogen gaan, omdat hij wist dat hij hier de beste jeugdopleiding kon genieten. Dat illustreert zijn gedrevenheid. Op zijn vijftiende vroeg hij zijn ouders extra lessen Engels, omdat hij later in de Premier League aan de slag wilde. Hij drinkt niet, hij rookt niet, gaat zelden uit. Die werkethiek neemt hij mee naar de nationale ploeg. Als coach is het een godsgeschenk dat je grootste vedette zo veel loopt tijdens een match en voor elk duel geconcentreerd is. Hij sleurt de rest mee.’

Alfred Finnbogason had in de aanloop niet eens een basisplaats, terwijl hij het grootste killersinstinct bezit.

GRÉTARSSON: ‘Finnbogason heeft de bal graag in de voet en loopt minder. Je hebt in het moderne voetbal echter spitsen nodig die de diepte zoeken. Jon Dadi Bodvarsson, nu bij Kaiserslautern, is onze titularis. Niet zo getalenteerd als Finnbogason, maar hij is snel en loopt constant van links naar rechts. Hij maakt het de tegenstander heel lastig door zijn loopbewegingen. Daar profiteren de spelers achter hem van.’

Kan het succes van de nationale ploeg het niveau van de IJslandse competitie verhogen?

GRÉTARSSON: ‘Er zijn amper spelers uit onze competitie die mee mogen naar het EK. Enkel Gunnleifur Gunnleifsson als derde keeper, hij is er ondertussen veertig. Nochtans is het niveau wel degelijk omhooggegaan. Steeds meer ploegen werken met profs. Bij Breidablik hebben we er vier. KR Reykjavik traint ’s ochtends, daar zijn het dus bijna allemaal profs. De bestbetaalde speler bij ons verdient 10.000 euro per maand. De meesten verdienen ongeveer 1000 euro per maand. Samengevat: als je echt van het voetbal wil leven, vertrek je naar het buitenland. Ik zie dat niet snel veranderen, tenzij er hier plots olie in de grond wordt gevonden.

‘Waarom zouden bedrijven hier investeren in een voetbalclub? Er komt amper 2000 man kijken. Daarom is de Europa League zo belangrijk voor ons. Als we drie voorrondes ver kunnen geraken, levert ons dat 350.000 euro op. Op een budget van twee miljoen euro is dat heel wat. Stel je voor dat wij de poulefase zouden bereiken: dan verdubbelt ons budget in één klap.’

PUBERENDE ZOON

Hoe moeilijk is het om buitenlandse spelers naar IJsland te lokken gezien de beperkte financiële middelen?

GRÉTARSSON: ‘Door de economische crisis zijn er de voorbije jaren veel profspelers zonder contract gevallen, die zoeken nu alternatieven. Ik ben altijd eerlijk als ik spelers in het buitenland aanspreek: als je naar ons komt, is het niet voor het geld, maar omdat je aan spelen wil toekomen. Door programma’s als MyScout hebben voetbalscouts wereldwijd meteen toegang tot video’s, statistieken, wedstrijdverslagen en dergelijke. IJsland is geen vergeetput. Kijk naar Alexander Scholz die van IJsland naar Lokeren trok en nu bij Standard zit.

‘Voor 150.000 euro kun je in onze competitie al een goeie speler wegplukken. Een belachelijk laag bedrag. Bovendien vind je hier over het algemeen voetballers met een goede mentaliteit, die bereid zijn hard te werken en vlot integreren. Maar het is een speciale markt, makelaars kunnen hier amper een commissie verdienen, dat trekt niet aan.’

Jij bent nu al voor de derde keer actief bij de club waar het allemaal begon. Je startte je spelerscarrière bij Breidablik, sloot ze er na je vertrek bij Lokeren ook af en nu ben je er trainer.

GRÉTARSSON: ‘In mijn laatste jaar Lokeren raakte ik geblesseerd, maar dat was niet doorslaggevend. Het grootste probleem was mijn puberende zoon, toen vijftien jaar, die op school heel wat problemen kende. Ook omdat IJsland op dat moment economisch zeer goed boerde, keerden we terug. Ik tekende als semiprof bij Breidablik. Met mijn universitair diploma business & finance wilde ik zien welke mogelijkheden er voor mij lagen buiten het voetbal. Ik kon bij de Landsbank aan de slag. De eigenaars behoren tot de rijkste families ter wereld en zijn voetbalgek – ze kochten bijvoorbeeld West Ham United op (in 2010, ondertussen zijn ze daar nog maar voor tien procent eigenaar, nvdr). De Landsbank heeft het IJslandse voetbal een serieuze boost gegeven.

‘Maar dan volgde in 2008 de bankencrisis. Ik mocht aan hardwerkende mensen gaan uitleggen dat ze miljoenen euro’s kwijt waren. Sommige gezinnen waren plots geruïneerd. Ik deed private banking, investeerde geld van anderen. Gelukkig was ik daar nogal conservatief in, waardoor de verliezen beperkt bleven. Maar iedereen verloor geld. Ik ook.’

En dan kies je voor een avontuur in Griekenland, ook niet de meest stabiele economie.

GRÉTARSSON: (lacht) ‘Ik ging van de ene crisis naar de andere. Op mijn eerste presentatie bij Club Brugge maakte ik daar zelf grapjes over, ik zei aan Bart Verhaeghe: ‘Je neemt een groot risico, want ik ging naar IJsland toen alles goed ging en het stuikte ineen. Ik ging naar Griekenland en het land ging de dieperik in.

‘Bij AEK Athene kreeg ik te maken met een steenrijk bestuur, maar ze waren totaal niet geïnteresseerd in voetbal. Hoe minder ze daaraan moesten uitgeven, hoe beter. Er was constant discussie. Gelukkig was er Petros Pappas, een multimiljonair maar een onopvallende man. Hij stak veel geld in de ploeg zonder dat hij naamsvermelding wilde. Hij was erg op zijn hoede voor de supporters. Uiteindelijk keerden die zich toch tegen hem en trok hij zich terug.

‘Ik moest constant voor alles opdraaien omdat ik de enige was die eerlijke antwoorden gaf. De rest zei altijd maar dat het morgen in orde zou komen.’

NERVEUS

Bij Club Brugge was de structuur anders.

GRÉTARSSON: ‘Inderdaad. Bart Verhaeghe is de enige eigenaar en draagt de verantwoordelijkheid. Simpel en duidelijk. Mijn eerste jaar bij Club vond ik erg inspirerend, maar nadien verloren we de juiste focus. De continuïteit verdween. Te vaak werd van coach gewisseld, te veel nieuwe spelers ineens werden ingehaald. Zo kan je niets opbouwen.

‘Ik mocht Bart wel, maar ik zei hem dat hij wat relaxter moest worden. Zodra hij een kamer binnenkwam, werd iedereen nerveus, omdat hij altijd zoveel druk oplegde. Ik heb hem uitgelegd dat dat contraproductief is. Als iets móét gebeuren, zal het niet gebeuren. Club Brugge gold altijd als een sympathieke club, een club van het volk en de werkende mens. Dat imago zijn ze onderweg kwijtgeraakt door altijd maar hun ambitie uit te schreeuwen of de buitenwereld aan te vallen. Die uithalen naar de scheidsrechters bijvoorbeeld: ik was daar absoluut geen fan van. Kritiek kun je binnenskamers uiten, dat doe je niet in de pers. Als je je nederig opstelt, zal iedereen van je houden en krijg je veel meer terug.’

Preud’homme haalde na elf jaar de titel. Jij moest wel de plaats ruimen voor hem.

GRÉTARSSON: ‘Ik moest niet weg, ik had een contract van vier jaar en een mooi salaris, maar ik had nog weinig reden om te blijven. Ik miste ook het contact met het veld. In Duitsland is een sportief directeur nauw betrokken bij de coaching. Hij zit zelfs mee op de bank tijdens wedstrijden. Logisch, want hij moet heel goed weten hoe zijn coach functioneert en wat er leeft in de kleedkamer. Bij Club werd de verantwoordelijkheid juist ingeperkt.

‘Als de sportdirecteur en de coach niet opschieten met elkaar en hun ego laten primeren, komt het zelden goed. Dat heb ik bij AEK mogen ervaren met Dusan Bajevic, een levende legende in Athene. He pissed me off. Ik had een oefenstage in Australië geregeld die de club veel geld zou opleveren en ook sportief interessant was met goeie sparring partners. Toch dwarsboomde hij mij. Het was hij tegen mij, terwijl we eigenlijk hetzelfde moesten nastreven: een goed team bouwen.’

Heeft opgroeien in IJsland je carrière bepaald?

GRÉTARSSON: ‘Het leven is hier niet makkelijk. Als je iets wilt, moet je ervoor knokken. Om mijn rijbewijs te behalen moest ik wagens kuisen. Zo groeien wij allemaal op. IJslanders leren vroeg zelfstandig te zijn en passen zich daardoor makkelijk aan in het buitenland.

‘Je leert leven met wat je hebt. Je kunt de hele tijd lopen klagen over de wind, de koude, het gebrek aan daglicht… maar het is je eigen beslissing hoe je ’s ochtends aan je dag begint. Positief of negatief? Hetzelfde geldt wanneer je bij een voetbalclub zit. Beland je op de bank, kan je op twee manieren reageren: klagen en minder inzet tonen, of het omgekeerde.

‘Die mentaliteit is het enige waarmee we ons kunnen onderscheiden, want inzake technische kwaliteiten zullen we nooit beter doen dan andere nationaliteiten. We zijn succesvol omdat we net dat tikkeltje meer doen. Bij Club Brugge zag ik ook zo iemand: Brandon Mechele. Niet het grootste talent, maar wat een mentaliteit!’

DOOR MATTHIAS STOCKMANS IN IJSLAND – FOTO’S GF

‘Zodra Bart Verhaeghe een kamer binnenkwam, werd iedereen nerveus, omdat hij altijd zo veel druk oplegde.’ – ARNAR GRÉTARSSON

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content