Standard krabbelt langzaam uit het zwarte gat, maar een topploeg is het nog niet. Eind februari, na de confrontaties met de toppers, weet de club waar ze sportief staat.

Het wordt wennen als straks de zware rook uit de schoorstenen van Cockerill Sambre niet meer over de Maas en het stadion van Standard zal neerdalen. Cockerill Sambre, ouder dan België zelf, is het kloppend hart van het oude Luik. Een honderdkoppige afvaardiging van de tienduizend werknemers die dreigen hun job te verliezen, werd voor de aftrap van Standard-Charleroi op het veld op luid applaus onthaald. Het leed van de werkman, op Sclessin gaat ze dat altijd recht naar het hart. Net als in Genk wordt reconversie het toverwoord voor de locale economie, die aan het voetbal een nieuwe dimensie moet geven. Ook in Luik moet dat de omschakeling naar een moderne topclub mogelijk maken, zoals dat eerder in Genk gebeurde. Gemakkelijk verloopt dat niet, maar het volk blijft trouw toestromen. Ondanks een abominabele competitiestart steeg het toeschouwersaantal dit seizoen met twintig procent, tot gemiddelde 15.930 per thuiswedstrijd.

Van angstvoetbal is er op Sclessin nu al een tijdje geen sprake meer. Kreeg en verkwanselde een steeds beter voetballend Charleroi een paar dotten van kansen, dan bleef de thuisploeg zondagmiddag negentig minuten lang dominant voetballen in wat de trainer achteraf omschreef als de beste thuiswedstrijd van dit seizoen. In de tweede helft werd er bij vlagen goed en aan een hoog tempo gevoetbald, met een Ole-Martin Aarst (zeven goals in acht dagen) in bloedvorm. Bijna vergeten is de vernedering thuis tegen La Louvière, toen het publiek zijn favoriete ploeg de rug toekeerde en de spelers met hun frustratie geen raad wisten. Daar blijft op het eerste gezicht niets van over : voor de wedstrijd gaan ze allemaal broederlijk in een kring staan.

Er is véél veranderd bij Standard. Resultaten bannen onrust : met 24 op 27 schuift Standard flink op in de rangschikking. Van een rol in het titeldebat is na de ronkende verklaringen uit de voorbereiding geen sprake meer. Standard heeft wél zijn zinnen gezet op de Belgische beker, maar in competitie kijkt het wel waar het schip strandt.

Dat was de voorbije zomer even anders. Iedereen meende dat de komst van het monument Robert Waseige in één klap de gevolgen zou uitwissen van de extrasportieve problemen die de terugronde van vorig seizoen om zeep hielpen. Kon Waseige op het eerste gezicht profiteren van de automatismen van een bijna intact gebleven selectie (enkel rechtsachter Onder Turaci vervoegde de Rouches), dan bleek hij op het veld niet met een ploeg maar met elf individuen te maken te hebben. Iedereen wentelde zijn eigen verantwoordelijkheid af op de nieuwe trainer, die alles wel zou oplossen. Maar de nieuwe coach betaalde het gebrek aan persoonlijkheid in zijn groep met een voortijdig ontslag. Dat schudde de spelers wakker, want nu hadden ze niemand meer om de schuld te geven van wat misliep. Dus gingen ze voor de spiegel staan en wat ze daar zagen, was niet bijzonder fraai.

Dat zag ook Dominique D’Onofrio, de hulptrainer die als een echte carrossier (zijn vroegere beroep) van een gammel vehikel een rijwaardig voertuig maakte, dat stilaan weer behoorlijk snelheid maakt. D’Onofrio werkte zich in een paar maanden tijd uit de schaduw van zijn broer, de almachtige makelaar Luciano D’Onofrio, die bij Standard het beleid voert zonder dat hij in het organigram van de club vermeld staat. Dat ze in Luik na het vertrek van Waseige niet op zoek gingen naar een andere trainer, bleek een goeie zet te zijn, want het vormde de aanleiding tot de ommekeer. D’Onofrio is een echte veldtrainer, een man die het noeste werk niet schuwt en daar de voorkeur aan geeft boven de mediagenieke aspecten van het beroep.

Ook toen Michel Preud’homme nog de trainer was, verzorgde D’Onofrio al het veldwerk. Onder Waseige was dat even anders, want de voormalige bondscoach legde graag zijn eigen accenten. Ook nu wordt de klaar kijkende en helder formulerende D’Onofrio bijgestaan door Preud’homme, die de zaken van dichtbij opvolgt en waar nodig bijstuurt. D’Onofrio kende als geen ander de kwaliteiten en de gebreken van zijn spelers. Twee spelers die aangewezen werden als onruststokers, Ali Lukunku en Michael Goossens, pakte hij meteen aan. Dat hij hen durfde te passeren, daarin gesteund door de directie, leverde hem het respect op van de andere spelers. Zij voelden vanwaar de wind kwam en kozen direct zijn kant.

De nieuwe hoofdtrainer beseft dat het bouwen van een ploeg achterin begint. Standard incasseerde in de beginfase van het seizoen veel en domme goals. Dat is nu niet langer het geval. De nieuwe doelman, Fabian Carini, leek aanvankelijk niets méér bij te brengen dan zijn voorganger Sunsjara. Echt punten pakken deed de voormalige reservekeeper van Juventus nog niet, maar de laatste weken liet hij toch al geregeld flitsen van klasse zien.

Vóór hem is de verdediging gebouwd rond Ivica Dragutinovic, die tegen zijn zin van zijn geliefde linksachter werd overgeheveld naar het centrum van de verdediging, waar D’Onofrio een paar hiaten te vullen had. Op rechts was Turaci eerder al sterk bezig en aan de andere kant werd Gonzague Vandooren de definitieve linksback. De vroegere linksbuiten wordt bij Standard een nieuwe Nico Van Kerckhoven genoemd, maar moet het métier van flankverdediger nog leren en dat gaat met vallen en opstaan.

Ook het middenveld, voorheen een onsamenhangend zootje, oogt als een stevig uitgebalanceerd geheel. Dé sleutelfiguur hier is de Zweedse verdedigende middenvelder Fredrik Söderström. Net als Carini speelde hij al onder Waseige, maar toen nog veeleer onopvallend – wat ze bij Standard overigens prima vinden voor een verdedigende middenvelder. Zo iemand miste Standard vorig seizoen al. Iemand die zoals nu Söderström alle gaten dichtloopt, nauwelijks (één keer tegen Charleroi) balverlies lijdt en zo Johan Walem ontlast, zodat die weer zuiver het spel kan maken. Na jaren zoeken heeft Standard ook weer een goeie voetballer op rechts : de 22-jarige Jonathan Walasiak is een eigen jeugdproduct van Poolse ouders. In de voorbereiding nog uitgespeeld als tweede spits, maar nu volop bezig aan zijn reconversie – zoals gezegd het nieuwe toverwoord in Luik de komende jaren.

Van de inbreng van Walasiak en Söderström is het vooral de meest getalenteerde voetballer van Standard die profiteert : Moreira. De kleine Portugees leeft zich nu optimaal uit in zijn vrije rol. Een enorm voordeel dat hij in vergelijking met ‘vrije’ spelers biedt, is dat hij het verdedigende werk niet schuwt, onafgebroken jaagt en stoort en bijspringt op het middenveld waar nodig.

Alleen voorin zit Standard erg krap. Zolang Aarst zijn bloedvorm aanhoudt, is er niets aan de hand. Ook Michael Goossens reageert onverwacht positief op de kans die hij kreeg door het vertrek van Lukunku naar Turkije. Alleen vraagt iedereen zich af hoelang de onberekenbare Belg het dit keer zal volhouden, alvorens weer een schim te worden van zichzelf.

Toch lijkt Standard niet meteen de markt op te gaan. Natuurlijk is het geïnteresseerd in Sambegou Bangoura, maar niet aan de prijs die Lokeren vraagt voor een speler die straks einde contract en dus gratis is. Dat is misschien nog het grootste verschil met vroeger : toen zou Standard willekeurig ingekocht hebben, terwijl het nu tenminste iets probeert te voeren wat gelijkt op een sportief beleid.

Standard heeft weer evenwicht én een basisteam waar de trainer nauwelijks aan sleutelt. Daarom ook dat een getalenteerd speler als Harald Meysen zichtbaar tegen zijn zin, genoegen dient te nemen met kleine invalbeurten.

Standard heeft ook weer leiderschap. Met de inbreng van Söderström en dankzij de stille kracht van Aarst kan Walem zich weer uitleven in de rol die hem het beste ligt : die van luitenant, niet die van generaal.

En Standard heeft weer hoop. Eind februari, na de confrontaties met de toppers, weet de club waar ze sportief staat. Maar dromen doet men niet meer luidop aan de oever van de Maas, al hebben sommige spelers het toch wel moeilijk om na vier goede wedstrijden met beide voeten op de grond te blijven. Maar hoe flamboyant Luik ook is, voor één keer doet men er heel hard zijn best degelijkheid als hoogste goed te beschouwen.

door Geert Foutré

‘Reconversie’ is het nieuwe toverwoord in Luik.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content