‘Ze hebben gedacht : die gaat daar zijn broek verslijten.’ Maar dat was buiten de beroepseer van Marcel Van Mol (60) gerekend. Na negen jaar strijd voor de rechten van de sporter geeft de bezieler van Sporta de fakkel door.

Zware laatste maanden zijn het geworden door de vereffeningen van KV Mechelen en Lommel. Het heeft zijn afscheid wat uitgesteld, maar voor Dirk De Vos, zijn opvolger, was het een zegen. “Dirk is erin gesméten,” zegt Marcel Van Mol, “het was best zwaar. Goed dat ik er nog even was.”

Van Mol is overtuigd : als de recente gebeurtenissen iets hebben aangetoond, dan dat de clubs alle belang hebben bij een goede samenwerking met Sporta-vsb ( vereniging voor sportbeoefenaars). Nu zijn het vooral advocaten die veel geld verdienen aan het voetbal, en daar, vindt Van Mol, hebben clubs noch spelers baat bij. “Mijn boodschap is : probeer goede overeenkomsten af te sluiten en er zullen veel problemen voorkomen worden.”

Toen eind 1993 de vraag kwam van voorzitter Willy Peirens of hij zich namens het ACV professioneel met de sport wilde gaan bezighouden, was het Boomse verbond, waarvan hij secretaris was, net in een moeizame fusie met Mechelen verwikkeld. Het aanbod flatteerde Van Mol, maar maakte hem ook achterdochtig : was dit geen manoeuvre om hem op een zijspoor te zetten ? “Dat was het niet, verzekerden ze mij. Na wat bedenktijd heb ik ja gezegd.”

“De eerste maart van ’94 ben ik in mijn auto gestapt en heb ik tegen mezelf gezegd : Marcel, ge begint met een schone lei, ge gaat er het beste van maken en proberen veel van vroeger te vergeten – want van die fusie had ik afgezien. Ik bood mij aan in de Wetstraat, kreeg een klein bureautje, een lege kast en daar zat ik dan. ’s Middags kwam Luc Cortebeeck, die nu voorzitter is van het ACV, mij halen voor de lunch. Ik vroeg hem : wat verwachten jullie van mij ?Marcel, antwoordde hij, ik weet het ook niet. Zo ben ik begonnen. Van nul.”

Negen jaar later kijkt hij tevreden achterom. En ook weer niet. “Ik had nog veel meer in het achterhoofd, maar heb mezelf moeten beschermen. Ik stond er alleen voor, met alleen de hulp van mijn secretaresse Chris en vrijwilligers. Maar een Fonds voor Sluiting van Ondernemingen, bijvoorbeeld, dat zou nu met al die vereffeningen in het voetbal heel goed van pas gekomen zijn.”

Daar zat hij dan, in dat kleine bureautje. Hij begon te lezen over sport en contacten te leggen met sporters. De eerste die bij hem kwam, was Gilles De Bilde, toen nog onbekend. “Als ik in de krant las dat iemand iets tegengekomen was, ging ik erop af.” En hij woonde wedstrijden bij. “Die eerste jaren was ik op niet te veel plaatsen welkom. Op een bepaald ogenblik zei iemand mij : Marcel, gij gaat te rap. Dat begreep ik niet, ik had helemaal niet dat gevoel.”

Van professor Roger Blanpain hoorde Van Mol toen dat over heel de wereld jongeren onder 16 jaar vrij waren, behalve in België. “Ik stak dat in mijn binnenzak en dacht : daar moet ik iets aan doen. Op de voetbalbond werd ik voor het eerst geconfronteerd met een zaak van een kind van 14 jaar waarvoor men 800.000 frank vroeg. Ik kon niet geloven dat zoiets bestond ! 800.000 frank om van de ene club naar de andere te gaan en die ouders zouden dat nog betaald hebben ook ! Ik heb me daar zwaar tegen verzet. Toen het decreet er uiteindelijk was, kwam ik tot de vaststelling dat wij in Vlaanderen één van de enige waren met een regeling die toeliet dat jongeren elk jaar in een bepaalde periode vrij van club kunnen veranderen. Ik heb Blanpain dan gezegd dat hij voortaan de waarheid moest zeggen. ( Lacht.) Je kent hem, hé.”

Zelf was hij ook niet de gemakkelijkste. Een doordrijver. “Als ik vind dat ik gelijk heb, ja.” Met de jaren heeft hij geleerd diplomatischer te zijn. “Ik vergeet nooit de woorden van Kris Rotthier, de man van Beveren. Marcel, zei hij, ik ga voor negentig procent met u akkoord, maar ge moet er rekening mee houden vanwaar wij komen. Ik heb daarnaar geluisterd en nu voel ik dat er bereidheid is om over veel zaken te praten. Ga je met de botte bijl door het reglement van de voetbalbond, dan is het misschien voor zeventig procent onwettig. Maar daar bereik je niet altijd veel mee. De relaties met de bond nu zijn goed. Jan Peeters heeft altijd, van lang vóór hij voorzitter was, opengestaan voor het syndicale werk, zij het met terughoudendheid – wat ik ook begrijp.”

Hij is, zegt hij, altijd zichzelf gebleven. “Ze weten dat als ik afkom, het niet is om zomaar een compromiske te vinden, maar om de belangen van de sporter te verdedigen. Ik heb ervaren dat ze dat de laatste jaren van mij zijn gaan accepteren, hoe hard het er soms ook aan toeging. Ik heb met Michel Verschueren aan tafel gezeten, maar bij hem was een woord een woord. Jean-Marie Philips van de Profliga is een harde onderhandelaar, maar hij is tenminste eerlijk. Dat kan ik niet van iedereen zeggen. De grootste leugenaar die ik ooit ontmoet heb, was Paul Nagels van Beerschot. En de tweede is nog veel erger, want dat is een advocaat : meester Sustronck, voorzitter geweest van Harelbeke. Ik heb er geen probleem mee dat wie aan de andere kant van de tafel zit niet akkoord gaat met ons, maar wees tenminste eerlijk en correct.”

Zowel hij als Dirk De Vos komen uit het Boomse. En allebei, zo wordt gezegd, waren ze bijzonder populair bij hun achterban. “Omdat wij van ’s morgens tot ’s avonds tussen onze mensen stonden”, zegt Van Mol. “Dat is vaak het probleem met veel beleidsmensen : theorie is schoon, maar je moet er stáán, daar op het veld. De Rupel- streek is een streek waar er hard gebokst is ( glimlacht). Een geluk dat ik er mijn opleiding heb gehad. Ik heb dat nodig gehad in de sport, dat durf ik nu wel te zeggen.”

Zijn vader, vertelt hij, was zeer sportminded, ging naar voetbal- en wielerwedstrijden. “Hij was een gewone arbeider aan de spoorweg, draaide de bareel. Dat heeft hij 34 jaar gedaan in het dorp waar wij woonden, tot hij op zijn 57 jaar naar Brussel moest omdat er een aantal stations gesloten werd. Zoals ik hem daarna dagelijks naar huis zag komen… Vader, zei ik, dat gaat toch niet ?Zoon, zei hij, ik hoop dat gij dat nooit tegenkomt, want elke dag naar Brussel, dat is een ramp. Hij is gestorven, in mijn armen, toen hij pas met vervroegd pensioen was.”

Met elf kinderen waren ze thuis. Negen jongens, van wie er nog zeven leven, en twee meisjes ; hij was de middelste. “Onder de jongens heerste er een hevige rivaliteit. Er waren er drie voor het wielrennen en de rest was voor het voetbal. Toen Benoni Beheydt in 1963 wereldkampioen wielrennen werd ten koste van Rik Van Looy, was er hevige ruzie in ons gezin. Zelf heb ik een jaar of twee aan atletiek gedaan, maar een groot talent is er aan mij niet verloren gegaan. Ik ben vooral een product van de Kajotters, daar heb ik mij assertief leren opstellen, die sociale ingesteldheid gekregen. De figuur van Cardijn en zijn belangstelling voor de jeugd zijn bepalend geweest. Ik heb altijd geloofd in mensen, in jónge mensen. Ik vind dat daar vaak veel in zit.”

Vandaar ook zijn diepe afkeer voor het betalen van transfersommen voor kinderen. Ook andere misstanden stuitten hem tegen de borst. “Ik heb profs meegemaakt met een loon van 25.000 frank en premies van 100.000 frank. Maar werden ze ziek of raakten ze geblesseerd, dan vielen die premies weg en kwamen die gasten onder het minimumloon terecht. Wij hebben dat allemaal gereglementeerd.” De lijst van verwezenlijkingen uit de voorbije negen jaar is lang. Een scharnierpunt was de eerste CAO in 1998, met afspraken over onder andere de arbeidsovereenkomst, sociale zekerheid, werkloosheids- en ziekteuitkeringen. Op 1 juli a.s. treedt de tweede CAO in voege, waarin ook vakantiegeld voor de voetballer is voorzien. Ook in allerlei bondscommissies dwong Sporta zijn aanwezigheid af.

Als hij er opnieuw aan mocht beginnen, hij zou het doen. “Met mijn enthousiasme ? Direct”, antwoordt Van Mol. “In de organisatie hebben sommigen gedacht : fin de carrière, hij gaat daar zijn broek verslijten. Maar ik heb mijn beroepsfierheid, ik heb mijn job altijd graag gedaan. Het was mijn hobby, echt waar. Ik heb geen periodes gekend dat ik erdoor zat, wat vroeger wél het geval is geweest. Ik heb een jaar meegemaakt van achttien sluitingen en faillissementen in de Rupelstreek. Mensen die hun werk verloren, soms met twee in één gezin, en de deurwaarder die hen uit hun huis zette. Drama’s ! Als je een beetje mens bent, zijn dat kloppen. Op mij heeft dat indruk gemaakt.

“In de sport heb ik daar altijd boven gestaan, al weet ik dat er in Mechelen spelers zijn met alleen den dop als inkomen. Daarom zeg ik : voor die minstbedeelden moeten wij in de toekomst meer aandacht hebben. Daarom zit nu ook het solidariteitsfonds in de tweede CAO. Daar heb ik de werkgevers op de valreep nog warm voor kunnen maken.”

Twee volwassen kinderen heeft hij, een zoon en een dochter. Vier kleinkinderen. Hij staat op en laat een familiefoto zien. Trots. En nu ? “Anders gaan leven ! Ik heb het geluk dat ik in heel goede gezondheid verkeer, maar je moet er niet mee spelen. Zondagmorgen is er weer iemand van mijn leeftijd, een heel goede kennis, gestorven. Schatrijk, maar hij kon niet stilzitten. Sterft dan, zomaar. Zo heb ik er de laatste weken wel enkele gehad. Ik ga het dus zo druk niet meer doen. Van ’s morgens tot ’s avonds, altijd was ik bezig. Een geluk dat ik een vrouw heb die het allemaal verdroeg, want ik was niet veel thuis. Dat zal veranderen nu.”

Tijd maken voor de kleinkinderen. En reizen, maar dan om te genieten. Binnenkort trekt hij mee door Portugal op tournee met de dansgroep Uncar waar hij zelf ooit danste en waarvan hij jarenlang voorzitter was. En hij zit in het Vlaams Centrum voor Amateurkunst. “In de politiek gaan mag ik niet. Als ik dat doe, heeft mijn vrouw me gezegd, staat mijn valies aan de deur ( lacht).”

Vandaag, aan het slot van een symposium met als titel Sport : een job als (g)een ander ! in het Constant Vanden Stockstadion van Anderlecht, wordt Marcel Van Mol gehuldigd. Of hij het allemaal makkelijk achter zich zal kunnen laten ? “Ik denk het wel. Ik stel mij ter beschikking, maar de drukte, die moet gedaan zijn.”

door Jan Hauspie

‘Bij Michel Verschueren was een woord een woord. Dat kan ik niet van iedereen zeggen.”Ik heb altijd geloofd in jonge mensen.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content