Volleyteam Knack Roeselare is begonnen aan de voorbereiding op het nieuwe seizoen. Trainer Emile Rousseaux trok zijn lessen uit het afgelopen jaar. Een topclub trainen werd voor hem bijna letterlijk een moordende job.

Vlak nadat hij in mei met volleybalclub Roeselare kampioen was geworden, begon trainer Emile Rousseaux niet mee te springen met zijn uitzinnige spelers, maar kwam hij aan de rand van het veld in een intieme omhelzing met zijn vrouw Karin. Minutenlang begroef hij zijn glazige ogen in haar troostende schouder. Nu het tussenseizoen wat verkwikking heeft gebracht, neemt Rousseaux de tijd om even terug te blikken op de hevigste periode in zijn leven tot nog toe.

Beter doen

Halfweg 2012 tekende de 53-jarige Rousseaux in Schiervelde een contract voor twee seizoenen. Hij kwam over van Guibertin, een lilliputter op het hoogste volleybalniveau in België. Nooit eerder had Rousseaux een topclub getraind. Hij volgde in Schiervelde Dominique Baeyens op. Met Baeyens had Roeselare vijftien jaar lang ettelijke successen geboekt, maar miste de West-Vlaamse club in 2011 en 2012 de finale van de play-off.

Rousseaux wil zijn verhaal beginnen door te schetsen hoe hij van overal druk op zijn schouders voelde belanden en hoe die druk in het afgelopen seizoen, tijdens zijn tweede jaar bij Roeselare, alleen maar zwaarder werd. “In 2012 stelde de club als doel: met Roeselare weer een Champions Leagueticket halen”, vertelt hij. “Ik kreeg daarvoor twee jaar. De clubleiding besefte dat de situatie niet snel-snel recht te trekken was. Maar wat gebeurde er? We werden het eerste jaar meteen kampioen, we wonnen de beker van België en we overleefden de kerstperiode in Europa. Als je op die manier je hoofddoelstelling heel vlug haalt, vergeten veel mensen die doelstelling en vinden ze het maar normaal dat die vervangen wordt door hogere doelstellingen. De fans riepen na dat eerste seizoen dus niet ‘wauw’, maar zegden: volgend jaar nog beter. En niet alleen bij hen veranderden de doelstellingen plots, ook binnen de club gebeurde dat. Dat is begrijpelijk, akkoord, alleen: niet de medewerkers moesten het doen, maar ik, samen met mijn staf en spelers. En het was niet zo dat er na dat eerste jaar eens met mij samengezeten werd om een nieuw contract te maken met nieuwe doelstellingen.”

Sociale zekerheid

“Naast die druk rond de club heb je ook druk door je individuele doelstellingen. Vóór mijn periode bij Roeselare had ik als coach nog nooit iets gepresteerd op topniveau. Ik, die in de volleybalwereld gelabeld was als ‘de filosoof’, ‘de professor’ en ‘de jeugdspecialist’, wou tonen dat het ook voor mij weggelegd was om een ploeg tot topprestaties te brengen. In mijn eerste contractjaar was dat gelukt, maar veel mensen wilden afgelopen seizoen toch een keer zien of dat ook een tweede jaar mogelijk was. Ik moest ‘bevestigen’. Anders blijf je toch maar de man die eens een gelukkig jaar heeft gehad.

“Ten derde vloeit er druk voort uit de onrechtvaardigheid van de topsport. Kijk in het voetbal maar naar Anderlecht. Vorig seizoen was John van den Brom de trainer van het jaar. Dit jaar was hij plots geen goeie coach meer. Ik wil mij niet afhankelijk maken van een club; ik wil mijn authenticiteit en mijn waarden blijven behouden. Stel dat er een kink in de kabel komt tussen mijn club en mij, dan wil ik de mogelijkheid hebben om afstand te nemen. Dus heb ik een sociale zekerheid nodig. Voor mij is dat mijn job als docent aan de Hogeschool-Universiteit Brussel. Maar voor zo’n sociale zekerheid moet je ook een prijs betalen: de combinatie die ik kies, is enorm zwaar. Afgelopen seizoen had ik in bepaalde periodes alle voormiddagen les en moest ik daarna telkens ’s middags met de wagen vanuit Brussel naar Roeselare voor de training. Na 20.30 uur zat ik dan thuis nog wedstrijden te analyseren.”

Ziekelijk

“Naast dat alles zijn er ook nog eens je eigen waarden die voor wrijvingen kunnen zorgen. Ik ben bijvoorbeeld een controlefreak. Als je een examen aflegt en je behaalt 99 %, is dat fantastisch. Maar 99,5 % is nog beter. Bezig zijn met dat halve procent extra komt van heel diep in mij. En als je dat niet goed beheert, wordt dat ziekelijk. Ik heb daarover eens een passende uitspraak gelezen. Jean-Marie De Decker (ex-judotrainer, nvdr) zei een keer: topsport is kijken hoe ver je te ver gaat. Ik ben heel goed in te ver gaan.

“Nog zo’n waarde van mij is: willen werken met jonge mensen, ook in belangrijke wedstrijden. Dat sloot aan bij enkele waarden waarrond Roeselare mij in 2012 aantrok; de club wilde met jonge Belgen spelen op topniveau en hanteert de slogan ‘one team, one family‘. Ik wou die slogan waarmaken, anders is dat zo’n holle, banale leuze zoals er zo veel zijn. Maar als je iedereen in het concept wilt integreren, moet je ook risico’s nemen door belangrijke matchen te geven aan jonge spelers. Ik deed dat, bijvoorbeeld toen we in de play-offs naar Antwerpen gingen, voor de op twee na laatste match. We moesten maar één punt meer pakken om zeker te zijn van de eerste plaats. Met ons gewone team kwamen we daar 0-2 voor. Het makkelijkste toen was om mijn team gewoon te laten staan. Maar ik besliste om nog eens enkele jonge gasten onder druk te laten presteren. Ik bracht Arno Van de Velde in, en Lowie Stuer. Daarop verloren we de derde en de vierde set. Stuer presteerde die dag niet op het vereiste niveau en haalde ik weer naar de kant; Van de Velde liet ik staan. Vervolgens wonnen we de vijfde set. Ik was dolgelukkig; we hadden ons punt én ik had twee jonge Belgen weer eens speelgelegenheid kunnen geven. Maar na die match kwam een supporter mij uitschelden. Hij vond dat ik geen respect toonde voor de fans van Roeselare; ik speelde zogezegd met de reputatie van de club. Veel mensen zagen dat incident, maar niemand kwam tussen. Uiteindelijk was er dus maar één die risico’s nam: ik. Daarover heb ik ook eens een treffende zin gelezen: success is like being pregnant, everybody congratulates you, but nobody knows how many times you’ve been fucked.”

Neus op het stuur

“Je merkt hoe er dus op allerlei manieren druk op de schouders van een trainer belandt, deels van buitenaf, deels door wat hij zichzelf oplegt. En intussen zijn er weinig mensen in de club die tijd genoeg hebben om zich dat te realiseren en om de trainer mentaal een stuk te ontlasten.

“De vraag is dan: hoe kun je met al die druk omgaan? In mijn geval is het zo dat ik me heel erg in iets kan storten als twee voorwaarden vervuld zijn. Ten eerste is er mijn gezondheid die in orde moet zijn. En ten tweede heb ik de liefde van mijn vrouw en naaste familie nodig. Dat zijn mijn kernwaarden. Maar net op die vlakken liep het in het afgelopen seizoen mis. Op een bepaald moment had ik mijn kernwaarden zo beschadigd dat ik mijn evenwicht verloor. Enkele maanden geleden, rond 20 maart, toen ik al vijftien kilo verdikt was, gaven de dokters me een duidelijke boodschap: ik moest mijn leven drastisch veranderen, anders zou het slecht aflopen met mij. Tot in het extreme. Ik kan daar niet dieper op ingaan, maar doordat ik zo veel energie naar mijn projecten liet stromen en er zo veel druk bij mij terechtkwam, was mijn leven in gevaar gekomen. Ik had geen tijd meer gehad voor mezelf en daarnaast had ik door mijn ongelooflijk lastige uurrooster ook de relatie met mijn vrouw en familie verwaarloosd.

“In het Frans hebben ze een uitdrukking voor wat mij overkwam: le nez dans le guidon. Je zit met je neus zo op je stuur geplakt dat je niet meer ziet dat je op een muur afrijdt. Je wordt in zo’n topclub ook zo ongelooflijk meegesleurd van doelstelling naar doelstelling. Daardoor kun je geen pleisters plakken op de wonden die je slaat. Als je met je naasten eens kan genieten van de successen, biedt dat nog enigszins een tegengewicht voor de vele opofferingen. Maar toen we bijvoorbeeld wonnen tegen Kedzierzyn, moesten we drie dagen later naar Guibertin. Dan is de coach de eerste die het signaal moet geven dat de voeten weer op de grond moeten.”

Compleet gek

“Vanaf 20 maart moest ik op dieet en absoluut weer gaan bewegen. Ik trok vijf keer per week naar de fitnesszaal. Ook moest ik weer aandacht geven aan mijn vrouw en familie; ik deed dat door te leren delegeren en door efficiënter te werken. Bij analyses van de tegenstander begon ik minder diep te spitten. Ik beperkte me voortaan tot de allerbelangrijkste zaken; bepaalde spelpatronen die de tegenpartij gebruikt in heel specifieke situaties, liet ik onbelicht. Zelfs zonder die zaken zou je me nog altijd compleet gek verklaren als je mijn analyses zou zien, maar het verschil was toch al enorm: ik ging van 15 uur wedstrijdvoorbereiding naar 4 uur, ook omdat mijn assistent een heel groot stuk op zich nam. Steven was fantastisch. Vroeger verloor ik bij elke training tweeënhalf uur achter het stuur van mijn auto; na 20 maart kwam hij me dikwijls oppikken in Brussel. Hij reed en intussen overlegden we en werkte ik naast hem, telkens in blokken van veertig minuten, afgewisseld met een halfuur rust. Daarnaast bracht ik heel veel tijd door met mijn vrouw; vanaf het moment dat je leven in gevaar is, denk je aan de mensen van wie je heel veel houdt.

“Intussen leed mijn nachtrust wel onder de hele situatie. Op het einde van het seizoen kwam ik nog aan amper vier uur slaap per nacht, ook omdat ik heel slecht sliep. Ik maakte me veel zorgen om wat de dokters me verteld hadden. De nacht voor de vijfde finalematch sliep ik veertig minuten, en in de namiddag nog eens dertig minuten. Ik heb daar dus gecoacht met amper een dik uur slaap in mijn lijf.”

Magisch moment

“Vlak na de titel was die omhelzing met mijn vrouw zo ontroerend omdat we allebei wisten wat er veranderd was in de weken voordien. Ik was met Roeselare in die finale op een 0-2-achterstand gekomen, maar ik was niet opnieuw extra gaan werken, ik had niet langer alles tot in het oneindige uitgepluisd, ik steunde weer meer op mijn intuïtie. Ik was blijven geloven dat het ook anders kon. Gilles Deleuze, een Franse filosoof, zegt dat er in een mensenleven soms magische momenten zijn. Plots ga je een onverwacht gedragspatroon gebruiken waarmee je jezelf en de mensen rond je verrast en zo open je ongelooflijke, nieuwe perspectieven.

“De emoties die aan de sport verbonden zijn, zijn ongelooflijk intens. Als je zo veel fans gelukkig kunt maken, geeft dat een onwaarschijnlijke voldoening. Dat is waarom ik mijn contract nu toch nog een keer verlengde. En dat is ook waarom ik ja antwoord als je me vraagt of ik mijn zoon deze job ooit zou aanraden. Ik zou hem dan wel zeggen: werk voor je passie, maar vergeet nooit je kernwaarden. Koester die. En zet ze nooit opzij voor een project. In mijn nieuwe overeenkomst zijn nu een aantal bepalingen verwerkt waardoor er meer verantwoordelijkheid naar mijn assistent gaat, zodat ik een meer uitgebalanceerde betrokkenheid heb. Zodat ik ook nog tijd heb voor mezelf, mijn vrouw en mijn familie. Ik heb hen nodig, ook om mij te genezen van de eenzaamheid die bij deze job hoort. Die eenzaamheid voel je het sterkst als je belangrijke beslissingen moet nemen op heel cruciale momenten. In het diepste van de coaching ben je helemaal alleen.”

DOOR KRISTOF DE RYCK – BEELDEN: JELLE VERMEERSCH

“Vanaf het moment dat je leven in gevaar is, denk je aan de mensen van wie je veel houdt.”

“Uiteindelijk was er maar één die risico’s nam: ik.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content