Hernan Crespo breekt potten in de Champions League. Met Inter moet hij nu eindelijk de ploeg gevonden hebben om ook een gooi naar de scudetto te doen.

Hernan Crespo meerde aan in de Italiaanse laars in 1996. Het was Riccardo Sogliano, destijds de sportieve directeur van Parma, die wég was van de aanvaller, nadat hij hem, samen met voorzitter Giorgio Pedraneschi, aan het werk had gezien in Mar de Plata. Daar namen Argentinië en Colombia het in het kader van de olympische kwalificatiecampagne tegen elkaar op. Crespo maakte drie goals. Sogliano raakte zo onder de indruk, dat hij niet eens het einde van de wedstrijd afwachtte. Tijdens de rust daalde hij af naar de kleedkamers en deed er de jonge snaak prompt een contractvoorstel. Enkele uren later kwamen beiden tot een akkoord. Voor hij naar Italië afreisde nam Crespo nog deel aan de Olympische Spelen in Atlanta. Argentinië verloor er de finale van Nigeria en Crespo kroonde zich, samen met Bebeto, tot topschutter van het toernooi.

Aanvankelijk werden de acties van de langharige Argentijn op de Italiaanse velden op hoongelach onthaald. Vier jaar later, bij zijn vertrek naar Lazio, was de stemming helemaal omgeslagen : Parma zou hem missen. Hernan Crespo voelde zich honderd procent thuis in Emilia-Romania. Hij bediende er zich kwistig van het plaatselijke dialect. Zijn vlotte integratie in de Italiaanse cultuur maakte dat de Parmezaanse supporters hem al snel niet beschouwden als (weer) een buitenlander, maar als één van hen. Een verklaring ook waarom bij zijn afscheid het geel-blauwe supporterlegioen een spandoek afwikkelde, waarop te lezen stond : Vorig seizoen schonken we met Veron en Sensini de titel aan Lazio, met Crespo, garanderen we hen twee bijkomende titels. Die boude voorspelling kwam niet uit, maar Parma van zijn kant leed wel onder het vertrek van zijn derde ster op rij naar de hoofdstad : de abonnementenverkoop daalde met de helft.

Hernan Crespo is moeilijk te vergelijken met zijn andere landgenoten die hun brood verdienen in Italië. Nergens komt de loop van zijn carrière ook maar in de buurt van die van Diego Armando Maradona, Crespo’s grote idool. Het was door de avonturen van Maradona in Napels op de televisie te volgen, dat hij gecharmeerd raakte van het Italiaanse voetbal. Het verhaal van Maradona is er één van het arme jongetje dat drijft op revanchegevoelens. De jonge Maradona groeide op in de barrios, de arme wijken, waar de levensmoede mensen in de schaduw van de marginaliteit leven. Crespo daarentegen hoeft helemaal geen wraak te nemen op armoede en lijden. Zijn wortels bevinden zich tussen de brede boulevards van Florida, een residentiële wijk in het centrum van Buenos Aires. Zijn familie behoorde tot de gegoede burgerij. Om te kunnen voetballen moest hij niet van huis weglopen, noch moest hij geld stelen om een bal te kunnen kopen.

Al op zijn zesde droeg hij het truitje van River Plate, de club waar hij op achttienjarige leeftijd zijn debuut maakte in het eerste elftal. De jeugd van de zorgeloze jongen verliep zonder noemenswaardige problemen, geld was nooit een probleem. “En toch heb ik me in mijn leven slechts één keer rijk gevoeld. Dat was toen mijn vader aan een tumor leed en ik hem met de beste zorgen heb laten behandelen. Hij genas en voor die ene keer had geld een groot belang voor mij.”

Na zijn aankomst in Italië in het aristocratische Parma, begon de godenstatus van Hernan Crespo beetje bij beetje af te brokkelen. Tijdens de wedstrijd Parma-Lazio moest Nestor Sensini, net als Crespo van Parma naar Rome getrokken, zelfs ingrijpen om de woedende fans tot kalmte aan te manen. Crespo reageerde ijzig kalm op de opwinding. “Wat jullie deden, begrijp ik helemaal”, zei hij. “Het is jullie taak kritiek te leveren. Ik aanvaard die ook, tenminste zolang jullie mijn persoon en mijn gevoelens in ere laten. Heb geduld en jullie zullen je mening moeten herzien. Ik geloof in een bovenmenselijke kracht, maar op het veld geloof ik maar in één ding : werken.”

Hoe nauwgezet hij de avonturen van Maradona in Italië ook had gevolgd, de werkelijkheid viel hem toch als een zware steen in de nek. “Het Italiaanse kampioenschap is een onrustig beest dat zich slechts met moed en geduld getemd kan worden. Er zijn behoorlijk wat gelijkenissen tussen Argentinië en Italië doordat er in de loop der tijden heel wat bloed is uitgewisseld, maar niettemin zijn Zuid-Amerikaanse voetballers veeleer tegengesteld aan de Italianen. Dat merkte ik in Parma, waar we volgens een tactisch systeem speelden dat me totaal vreemd was. Ik heb bijzonder veel moeite gehad om het onder de knie te krijgen.”

Crespo was toen amper twintig jaar. Tegen Cagliari, toen nog met Luis Oliveira, ontplofte hij eindelijk. Lilian Thuram opende de score, waarna de Sardiniërs de partij domineerden. Gemor steeg weer op uit de tribunes van het Tardinistadion. Net op het moment dat de Parmezanen de moed in de schoenen zonk, verdubbelde Crespo de voorsprong van zijn ploeg met een fenomenale omhaal. Helaas, buiten de tijd, vond de scheidsrechter, die net de eerste helft had afgefloten. Het was slechts uitstel, geen afstel. Kort na de pauze scoorde de Argentijnse spits opnieuw : de zege was veiliggesteld. Voor het eerst in zes maanden kregen de tiffosi de vedette te zien die hen was beloofd. “Heel die periode heb ik geprobeerd niet te dicht in de buurt van krantenkiosken te komen”, blikt Crespo terug. “Telkens ik een krant zag liggen sloot ik mijn ogen, me er terdege van bewust dat ik niet goed bezig was. Ik wilde niets lezen, niets weten. Ik dacht er enkel aan dat ik hard moest blijven werken.”

Hernan Crespo woonde in de buitenwijken van Parma, in een villa die eerder aan Hristo Stoichkov toebehoorde. De dagen leken hem lang en koud. Steeds vaken dwaalden zijn gedachten af naar de aristocratische namiddagen op de golfcourts van Buenos Aires, waar hij wel eens een balletje sloeg in het gezelschap van toenmalig president Carlos Menem, een groot supporter van River Plate. “In die moeilijke tijden was het Daniel Passarella die mijn enthousiasme op peil bleef houden door me, ondanks mijn slechte prestaties, te selecteren voor de nationale ploeg.” Daarnaast kon Crespo rekenen op de steun van Carlo Ancelotti, die hem voortdurend opstelde, in weerwil de kritiek van buitenaf.

In de zomer van 2000 pakte Crespo zijn koffers en verhuisde naar Lazio. De Romeinse club had net zijn tweede scudetto uit de clubgeschiedenis veroverd. In diezelfde periode verkoos een andere Argentijn, ene Gabriel Batistuta, zijn tenten op te slaan bij AS Roma, de grote stadsrivaal. Voor de supporters van beide kampen leek het haast een evidentie om de twee topspitsen met elkaar te vergelijken. “Die vergelijkingen heb ik nooit aanvaard”, aldus Crespo. “Batistuta is, zeker op sportief gebied, hét symbool van Argentinië van het voorbije decennium. Gabriel wordt wereldwijd erkend als één van de grootste aanvallers van zijn generatie. Inzake populariteit kom ik niet eens aan zijn enkels, zelfs al scoor ik honderd doelpunten.”

Toch leek hij goed op weg in zijn eerste seizoen bij Lazio : Crespo werd Italiaans topschutter met 26 doelpunten en werd daarmee tweede beste doelschutter van Europa. Met Lazio won hij ook de Italiaanse Supercup, zijn derde en vierde prijs in Italië, na de Uefacup en de Italiaanse beker in 1999 met Parma. Maar het volgende seizoen verliep heel wat minder voortvarend, ook al won Lazio opnieuw de Supercup. De problemen waren in belangrijke mate te verklaren door de opeenvolging van blessures, waaronder twee verrekkingen die de medische staf toeschreef aan te veel stress.

Het vroegere River Plate-idool voetbalde twee seizoenen in het lichtblauwe shirt van Lazio en zou dat nog steeds doen, als de Romeinse club niet in financiële problemen verzeild raakte. Al in februari vroeg hij om een onderhoud met voorzitter Sergio Cragnotti. Deze laatste toonde zich, naar gewoonte, erg zelfverzekerd en predikte rust. Crespo liep niet in de val. Bij het buitengaan van de bestuurskamers liet hij noteren : “Ik heb met de voorzitter gepraat en hij weet dat ik hier ben om trofeeën te winnen. Ik zal hem geen seizoen zonder ambitie meer cadeau doen.”

Toen hij voor de Romeinse club koos, was dat om aan de top mee te draaien. Zoniet was hij net zo goed in Parma kunnen blijven, een rustige stad waar hij ’s avonds nog kon beslissen om een potje te gaan kaarten met de plaatselijke postbode. Het was die twijfel over de toekomst van zijn werkgever, die Crespo nagenoeg een heel seizoen in de ban hield. De angst om weer in de middelmaat te verzeilen, zat er stevig in. “Ik wil gerust blijven, maar niet om weer een seizoen te verspillen zoals het voorgaande. Op dit moment weet ik niet wat er mij morgen te wachten staat. Ik zou dan ook hypocriet zijn, mocht ik eeuwige trouw zweren aan Lazio.”

Met deze woorden begon het getouwtrek rond Hernan Crespo. De financiële zorgen van Lazio waren niet langer een geheim en eender wie kon voorspellen dat paradepaardjes als Crespo en Alessandro Nesta als eersten in de etalage zouden worden gezet. De Argentijn kreeg een spervuur aan vragen over zich heen toen voorzitter Cragnotti verklaarde dat het de ambitie van de club was om de vierde plaats, en het daarbij horende Champions Leagueticket, te behalen. De aanvaller kon die intentieverklaringen maar matig waarderen : “Als ik blijf, zal het zijn om voor de éérste plaats te knokken. Ik huiver van het idee om slechts een vierde plek te beogen. Ik ben hier om te winnen. Ik wil me halfweg het seizoen niet in een situatie bevinden, waarbij je voor elke prijs bent uitgeteld.”

In zijn laatste wedstrijd voor Lazio heette de tegenstander toevallig tegen Inter Milaan. Toen al twijfelde Crespo eraan of hij ooit nog het azuurblauwe shirt van Lazio zou dragen. De Interpiste lag wijd open, aangezien de voorzitter daar, Massimo Moratti, nooit had weggestoken dat hij een grote fan was van de Argentijnse goalgetter. Al in 2001 had Moratti een poging ondernomen om Crespo in te lijven, maar daar wilde Lazio toen niets van weten. Twaalf maanden later, twijfelend aan de beschikbaarheid van Ronaldo, ondernam de Interbaas een nieuwe actie. Voor 35 miljoen euro kaapte hij Crespo weg om hem aan Christian Vieri te kunnen koppelen. Niemand in Milaan die sindsdien nog om het vertrek van Ronaldo naar Madrid treurt.

door Nicolas Ribaudo

‘Ik geloof in bovennatuurlijke krachten, maar op het veld geloof ik maar in één ding : werken.’

‘Inzake populariteit kom ik niet aan de enkels van Batistuta.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content