De roots van het Genkse doelpuntenkanon Wesley Sonck liggen in het Oost-Vlaamse Ninove, alwaar de local hero zich eveneens tot een stemmenkanon ontpopte.

In café Madelon aan de spoorlijn Denderleeuw-Geraardsbergen schenkt Kevin Sonck een pint voor de klanten, terwijl zijn moeder in de doos met oude foto’s graait. Het is maandagmiddag en er hangt al wat volk in het volkscafé, hartje Ninove. Aan de muur vallen jeugdfoto’s op van Kevins drie jaar oudere broer Wesley. Eén in de trui van Germinal, één van bij Molenbeek en één uit zijn tijd bij VK Ninove. Er kleeft ook een grote sticker aan de muur : Je supporte le RWDM.

Kevin Sonck is blij. Met zijn team, de Oost-Vlaamse eersteprovincialer SV Geraardsbergen, getraind door ex-Rode Duivel Michel De Groote, haalde hij de dag voordien een hard bevochten zege uit bij het Gentse Evergem. De week daarvoor was hij na discussies met de scheidsrechter tegen een gele kaart aangelopen. Typisch Sonck, net zijn broer, roepen de supporters, maar het is niet verwijtend bedoeld. Af en toe volgt Wesley de thuiswedstrijden van zijn broer, voor wie hij zich toch een beetje verantwoordelijk voelt. Dat lokt extra volk, want Wesley is toch een beetje de local hero in de Denderstreek.

De roots van de broers Sonck liggen vijftien kilometer van Geraardsbergen, in Ninove, waar Kevin tot vorig jaar de groen-zwarte kleuren van de plaatselijke vierdeklasser verdedigde.

Ninove haalt zelden het nationale nieuws, op één keer per jaar na. Dat is in de lente, wanneer de wielerklassieker Ronde van Vlaanderen net voorbij de kerk van deelgemeente Meerbeke aankomt. Honderd meter verder ligt de woning van de ex-burgemeester van Groot-Ninove, Etienne Cosijns. Een volks maar niet onbemiddeld man die nog voor de fusie als voorzitter van de plaatselijke wielervereniging de aankomst naar zijn straat haalde. Na de wedstrijd kleden de renners zich, net als Wesley Sonck vroeger, om in de kleedkamers van het stadionnetje van VK Ninove, dat een paar honderd meter voor de aankomst ligt.

Tegenwoordig vecht VK Ninove om het behoud in vierde klasse. Toen Wesley Sonck er zich in 1985 als zevenjarige liet aansluiten, was VK Ninove een topclub in derde klasse, die flirtte met promotie naar tweede. Toppers in eigen stadion trokken drieduizend betalende toeschouwers, en ooit registreerden de tv-camera’s op een uitwedstrijd tegen Union tiénduizend kijkers. Tot geldschieter en notaris Gaston Van Rossem wegens fraude noodgedwongen opstapte en de val naar provinciale volgde. Nu mijmeren in vierde klasse A een paar honderd toeschouwers weg bij de herinnering aan vroeger tijden toen KV Oostende of Moeskroen hier passeerden.

H

et voormalig industriestadje aan de Dender en op de grens met Brabant, daar waar de Vlaamse Ardennen overgaan in het Pajottenland, kreeg de voorbije tien jaar een grondige face-lift. Een paar middeleeuwse monumenten herinneren aan de oude geschiedenis van de grenspost, die vanaf de dertiende eeuw stadsrechten bezat en op de stadsborden nog altijd fier het opschrift De oudste, de stoutste en de wijste der steden draagt. In de drassige weiden aan de Dender ligt de accommodatie van VK Ninove, in de schaduw van de beruchte Fabelta-fabriek, samen met de vroegere luciferfabrieken en de textielcentra restanten uit een industrieel verleden.

Die industriële achtergrond zorgde voor een sterke socialistische achterban in de kernstad, maar de gemeentefusie in 1976 verhoogde het aantal socialistische stemmen nauwelijks. De grootste partij bleek al die tijd een lokale Centrumlijst te zijn, een coalitie van liberalen en de voomalige CVP-burgemeester van deelgemeente Meerbeke : Etienne Cosijns, de man van de Ronde. Sinds vorig jaar wordt Ninove geleid door een VLD/CD&V/VU-bestuur. Wat nu de SP.A heet maakte deel uit van de vorige bestuursploeg, maar zit in de oppositie. Ook de voetbalclub, met groen-zwarte kleuren, heeft niet langer een SP.A-voorzitter. Vlaams parlementslid Jacques Timmermans is wél nog beheerder, maar sinds vier jaar geen voorzitter meer.

Timmermans overhaalde Wesley Sonck om op te komen voor de socialistische partij bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2000. De 666 voorkeursstemmen die de jonge voetballer een zevende plaats opleverden, worden ook door politieke tegenstanders respectvol “een kleine stunt” genoemd. Vooral omdat Sonck toen, net verhuisd van GBA naar Genk, nog niet echt landelijk bekend was. “Wesley was ook toen al een stemmenkanon”, weet een politieke tegenstander. “Nu zou zijn impact veel groter zijn. Hij is een treffelijke tiep, hoor. Heel populair.”

Voor Jacques Timmermans lag de vraag aan Sonck om zich politiek te engageren voor de hand : “Mijn ouders hielden in Ninove het socialistisch volkshuis open. Wesley’s vader en zijn nonkel volgden nog drumlessen bij mijn broer, Firmin Timmermans, jarenlang de drummer van de LSP-band. Zijn grootvader langs vaderskant was vakbondsafgevaardigde, net als zijn grootmoeder. Zijn overgrootvader droeg nog de vlag van de socialistische fanfare. Toen ik vroeger als jeugdvoorzitter met Wesley praatte, viel me al op dat hij verstandelijk vroegrijp was en maatschappelijke interesses toonde. Ik zie dat nu bevestigd : in interviews zegt hij inhoudelijk altijd interessante dingen. Op mijn vraag had hij maar vijf minuten bedenktijd nodig. Met 666 stemmen was hij eerste plaatsvervanger. Stel dat hij niet verhuisd was naar Diepenbeek, dan zat hij nu in de gemeenteraad. Tijdens de verkiezingen was hij nog in Ninove gedomicileerd.”

Het geheim van Wesley’s succes ? Timmermans : “Hij is een échte Ninovieter. Die zich zonder extravagant gedrag toch goed kan amuseren en soepel is in zijn omgang met iedereen. Als jong spelertje wist hij al wat hij wou. Hij voelde zich niet te verlegen om het voortouw te nemen, maar drong zich ook niet echt op. Hij had lef, op een positieve manier.” Timmermans beseft dat de impact van een Sonck bij verkiezingen nu een pak groter zou zijn. Hij verwacht dat Wesley Sonck ooit terugkeert, in Ninove én in de politiek : “Ik hoop dat hij eerst een mooie carrière maakt, hier of in het buitenland. Of het nu zes of twaalf jaar duurt, politiek rekenen wij op hem.”

E

én keer per week zakt Wesley Sonck nog af naar zijn stad. Maar in de Madelon komt hij sedert meer dan drie jaar niet meer. “Een dag voor mijn vijftigste verjaardag, op 27 februari 1998, vertrok Wesley om te gaan samenwonen”, vertelt Rosette Van Keymolen, zijn moeder. “Een jaar voordien waren mijn man en ik uit elkaar gegaan. Wesley kende géén moeilijke jeugd. Hij mocht doen wat hij wilde, maar hij moest wél altijd zeggen waar hij was. Meestal voetbalde hij hier voor het café op het pleintje met zijn broer en met vrienden. Onze garagepoort vormde één goal, en die van de buren aan de overkant was de andere. Alle ruiten hier zijn gesneuveld. Soms kwam de bal door de ruit boven de cafédeur binnen, botste tegen de muur en haalde nog een paar pinten van klanten naar beneden. De buren hier tegenover hadden een groentenwinkel, overdag stonden de groenten buiten. Ik heb dikwijls mijn hart vastgehouden, maar de mensen wisten dat Wesley met en voor een bal leefde.”

Af en toe verhuisde de kliek mét bal naar de nabijgelegen Abdijstraat, waar ze geregeld verjaagd werden van het grasveld van de Koninklijke Schuttersvereniging Sint-Medard. Bij regen mocht hij niet buiten voetballen. Dan maar binnen, met zijn drie jaar jongere broer. Rosette Van Keymolen : “Eigenlijk voetbalde Wesley overal. Als ik hem wilde straffen, dreigde ik ermee dat hij niet mocht voetballen. Maar dan ging hij zo hard schreien, dat ik me al snel schuldig voelde.”

Al tijdens de zwangerschap was het duidelijk : “Hij schopte onophoudelijk in mijn buik. Ik weet nog dat iemand zei : als dat geen voetballer wordt, weten we het echt niet. Na acht maanden en veertien dagen kon hij al lopen. Stilzitten was er niet bij, hij moest bewegen.” Ze toont een foto van lang geleden, Wesley was nog geen jaar oud. Voor hem een bal die half zo groot was als hijzelf : “Hij wilde erop trappen, maar die bal was te zwaar en bewoog niet. Kwaad dat hij toen was !”

Voetballer moest en zou hij worden. Fons De Berlanger, later trainer bij Eendracht Aalst, trainde de Ninoofse preminiemen toen een man met een klein jongetje op hem toe stapte : ” Jean-Pierre Sonck klampte me aan. Of zijn zoontje alstublief eens mocht meetrainen. Hij was te jong, duiveltjes had Ninove toen niet, maar ik gaf hem toch een bal. En zag meteen dat hij aanleg had. Ik ben naar de kantine gelopen en heb gezegd : die moet ge zo snel mogelijk aansluiten.”

De Berlanger was niet alleen zijn trainer bij de preminiemen, hij gaf ook lichamelijke opvoeding in de twee observatiejaren aan het Ninoofse atheneum. Na de lagere school te hebben afgewerkt aan het Sint-Aloysiuscollege trok Wesley naar het atheneum. “Hij had temperament”, vertelt De Berlanger. “Af en toe moest je hem intomen, hem kort aan de hand houden, want hij had de neiging om zijn eigen goesting te doen. Maar het was een aangename jongen. Verstandig en héél sportief. Als ik hem nu zie, valt me nog altijd zijn hardnekkigheid op. Hij ging niet uit de weg voor iemand die twee koppen groter was dan hij. Wilde altijd winnen. Als zijn ploegje verloor, kon hij wenen van ontgoocheling. Zelf stak hij erboven uit. Hij was zo sterk dat hij individueel iets kon forceren. Dat mocht. Iemand die met een beweging een man kan uitschakelen moet je op die leeftijd laten dribbelen. Af en toe overdreef hij, moest ik hem achteraf zeggen dat hij die bal had moeten afgeven. Dat snapte hij dan zelf wel, want hij kon collectief spelen als hij dat wilde.”

R

osette Van Keymeulen : “Al heel vroeg riep hij dat hij later profvoetballer wilde worden. Wij hebben hem dat nooit uit zijn hoofd gepraat : een kind heeft iets nodig om van te dromen. Hij kende alle namen van buitenlandse spelers. Ging met zijn fietske naar het eerste elftal van Ninove kijken. En supporterde een beetje voor Club Brugge, samen met Kevin. Dat vond ik raar, want zijn vader was Anderlechtsupporter, zoals de meeste mensen hier in de streek. Op tv verslonden hij en zijn broer alle sportprogramma’s. Ik moest er niet aan denken naar iets anders te willen kijken als er sport op tv was. Zelfs al was het darts of biljart, sporten die hij zelf ook allemaal beheerste.”

Tijdens de zomer zocht Wesley Sonck in het stadspark het ballodroom op, waar het kaatsen beoefend wordt, een heel populair sport in Brabant en het zuiden van Oost-Vlaanderen. Ninove en deelgemeente Meerbeke waren ooit eersteklassers, een trapje lager dan veelvoudig kampioen Tollembeek, dat amper tien kilometer verderop ligt, of Terjoden, een actuele topper. Wegens zijn leeftijd haalde Wesley er niet het eerste team, al speelde hij wel graag én goed. Voetbal zou het dus worden.

Guy De Prez, een ex-speler van VK Ninove, was gedurende vier jaar Wesley’s trainer. Toen hij afscheid nam als jeugdtrainer nam hij hem even apart : “Wesley,” zei ik hem, “als jij eerste nationale niet haalt, hak ik je kop af.” Hij was zich bewust van zijn kwaliteiten, maar liep daar naar de buitenwereld niet hoog mee op. Wes was een natuurtalent dat zich al op jonge leeftijd in alles onderscheidde. Vooral in wedstrijdmentaliteit. Vandaag zie je uitvergroot wat hij toen al had : lef. Hij was altijd stipt en leefde voor zijn sport. Is ook altijd sterk geweest, net een betonblok. Maar hij heeft veel training nodig. Als hij zich niet optimaal verzorgt, zou hij rap een buikje krijgen. Dat wist hij toen zelf al zeer goed, je moest dat er bij hem niet inhameren.”

Rosette Van Keymeulen vertelt hoe haar zoon haar met aandrang vroeg om gezond te koken. Veel groenten, vooral wortelen. “Eén keer kwam zijn broertje zonder hem thuis van school. Wesley was een curryworst gaan halen aan het frietkraam, zei hij. Ik ben hem meteen gaan halen.”

G

uy De Prez merkte dat de jonge Wesley Sonck het moeilijk had met de situatie thuis. “Maar,” zegt hij, “je kreeg hem daarover moeilijk aan de praat. Soms had hij het moeilijk met de reacties van zijn vader. Wanneer die vanaf de zijlijn iets riep, riep hij terug : laat me gerust ! Af en toe moest ik tussenbeide komen om de gemoederen te bedaren.”

Of Wesley vedettenneigingen had ? Nee, daar herinnert De Prez zich niets van. Hij speelde altijd in dienst van de ploeg, en bovendien vaak een leeftijdscategorie hoger. “Als duiveltje speelde hij mee met de preminiemen. Als knaap liet ik hem na de match van zaterdagmiddag op zondagmorgen invallen bij de scholieren. Met die lichting werd Ninove toen tweede van heel België. We haalden de nationale finale van een toernooi tussen alle als eerste en als tweede gerangschikte ploegen van het land. Die verloren we tegen Standard, dat zogezegd speelde met de provinciale scholieren terwijl het in feite de nationale scholieren had opgesteld.”

Toen De Prez na Ninove en een jaar bij Olsa Brakel trainer werd van de Uefa-juniores van Eendracht Aalst, tipte hij hen zijn twee grootste talenten : Sonck en David Geeroms. Aalst nam Geeroms, die later nog voor Denderleeuw zou voetballen en via Harelbeke bij Geel terechtkwam. “Tot mijn verbazing namen ze hem wél, maar moesten ze Wesley niet. Hoofdscout Maurice Coopman vond hem niet goed genoeg. Zijn vader staat te veel aan de toog en op de nationale selectiewedstrijden staat hij te vaak stil. Dat was zijn uitleg. Ik begreep dat niet. Wesley was geen verborgen talent, je zag zó wat hij kon.”

Niet Aalst en ook niet het geliefde Club Brugge, evenmin het in de regio populaire Anderlecht, maar RWDM kwam hem uiteindelijk weghalen in Ninove. Scout Pierre Vandam, een voormalig schooldirecteur, had al eerder talent voor Molenbeek opgespoord, zoals Michel Dewolf en Franky Van der Elst, voor Sonck de laatste in Ninove geboren eersteklassevoetballer. Nadat hij op een dag een tip had gekregen, besloot Vandam eens te gaan kijken. Dat hij al spelers bij Ninove was komen halen, vergemakkelijkte het contact. “Ik vroeg of hij eens mocht testen bij ons. Vraag hem of hij wil, antwoordde de secretaris. Wesley zag het zitten. En het volgende seizoen speelde hij bij RWDM.”

Secretaris Herman Houtman van VK Ninove : “Molenbeek was de enige club die naar Wesley kwam informeren. Wij hoorden van de belangstelling van Aalst en Anderlecht. Anderlecht heeft nooit contact opgenomen, maar ik weet zeker dat ze hem gevolgd hebben.” Rosette Van Keymeulen : “Het was een koude middag. Ik dronk net een warme chocomelk tijdens een jeugdwedstrijd, toen een man me aanklampte en vroeg of ik de moeder van Wesley Sonck was. Hij kwam namens Anderlecht en informeerde of Wesley eventueel bereid was een test af te leggen. Dat was hij zeker, maar achteraf hebben we er niets meer van gehoord.”

D

at Molenbeek hem met een verplichte overgang aanwierf als stagiair, was geen verrassing. Herman Houtman : “Wij wisten allemaal dat Wesley’s voetbaltoekomst niet bij Ninove lag, maar hoger.”

Ex-voorzitter Jacques Timmermans tekende de overeenkomst waarmee RWDM Sonck voor vier jaar vastlegde. “Anderlecht wilde hem ook,” bevestigt hij, “maar Wesley koos voor Molenbeek dat een hele goeie reputatie had met zijn jeugdwerking. Ik weet dat de club hem heel goed opving, en ervoor zorgde dat hij op de sporthumaniora van Wemmel terecht kon. Wij ontvingen jaarlijks 50.000 frank voor hem. Net voor ze hem definitief aanwierven, was er het Bosman-arrest. Daardoor hebben we op dat moment niets meer gekregen. Anders hadden we nog eens recht gehad op 500.000 frank.”

Bij Molenbeek ontfermde Pierre Vandam zich over hem. Hij controleerde een paar keer zijn schoolrapporten en merkte dat het daar goed ging. Op zijn achttiende kreeg Wesley Sonck in Molenbeek zijn eerste auto, een Peugeot 205. Vandam : “Zijn eerste match was op Brussegem. Hij scoorde en maakte meteen de koprol die hij later zo vaak zou demonstreren. Iemand riep : gij hebt geen voetballer gekocht, maar een acrobaat !

Het verschil tussen een jong talent dat het maakt en een talent dat verloren gaat, is volgens Vandam dat de eerste hard werkt. “En dat deed Wesley zeker. Voetbal stond centraal in zijn leven. Als de trainer een opmerking maakte over wat hij verkeerd deed, pikte hij dat op. Hij deed er iets mee. Bij de Uefa’s zat hij soms op de bank, terwijl in de basis jongens stonden die nu al lang naar provinciale afgezakt zijn. Ik zei hem : Wesley, jong, je moet maar zien dat je ze uit de ploeg speelt. Dat heeft hij ook gedaan. Als ik hem nu zie, met zo’n maturiteit en toch goed terechtgekomen, dan ben ik fier dat ik hem zijn eerste stappen heb leren zetten.”

Sonck debuteerde in het eerste elftal van Molenbeek net voor het onder leiding van Daniel Renders naar tweede klasse degradeerde. Op de dag van zijn achttiende verjaardag nog wel, tegen Germinal. Liersemanager Herman Van Holsbeeck, toen nog bij RWDM, wist niet wat hij hoorde toen Sonck bij de degradatie vlakaf weigerde om zijn nog lopende contract van vijf jaar verder te zetten. “Hij zei vlakaf : ik ga niet in tweede klasse voetballen. Hij dreigde met de wet van ’78. Er bestond toen een gentlemen’s agreement tussen de clubs dat wanneer een speler op die manier zijn vrijheid afdwong, hij een jaar geschorst zou worden. Toen ik hem dat zei, was hij helemaal niet onder de indruk. Dan ga ik een jaar naar het buitenland voetballen en kom ik daarna terug, zei hij. Dat werd hem niet ingefluisterd door zijn entourage, nee, dat bedacht hij zelf. Hij wist toen al goed wat hij wou.”

door Geert Foutré

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content