Wesley Sonck over zijn jeugdjaren in het café: ‘Ik had alles al gezien voor ik in het voetbal kwam’

© INGE KINNET
Mayke Wijnen Medewerker van Sport/Voetbalmagazine.

Zijn jeugd in het café van zijn moeder brengt honderden verhalen met zich mee, van lachwekkend tot tragisch. Al vroeg kwam Wesley Sonck zo in aanraking met het echte leven; het maakte hem als kind al volwassen. ‘De voetbalwereld was er niks bij.’

Wesley Sonck (41) moet net terug zijn van vakantie wanneer hij richting het terras loopt. Onder zijn korte broek en T-shirt glinstert zijn gebruinde huid in de zon. Maar nee, schudt de voormalig spits het hoofd, hij is al een tijdje terug. ‘Ik ben altijd buiten. Ik werk veel ’s avonds dus je vindt mij overdag vaak hier.’

Hier is Golfclub Edingen, waar hij zijn nieuwe passie beoefent in de vrije uren naast zijn werk als analist bij Proximus TV, VRT en als jeugdtrainer bij Genk en België U18. De absolute wil om te slagen als voetballer dreef hem naar topclubs en naar de Rode Duivels, maar die drang ervaart hij als trainer nog niet. ‘Ik heb op dit moment niet de behoefde het daar heel ver in te schoppen. Als ik zie wat die mannen er voor moeten doen. Pfoeh …’

Hij wil zijn kinderen zien opgroeien, zegt Sonck. Genieten van de dagen op de golfbaan. ‘Ik houd zo van de rust. Wanneer ik hier sta, op de baan …’ In de verte ruist de snelweg, voor de rest klinken er enkel wat mannenstemmen, fluiten de vogels en de wind teistert de toppen van de bomen. ‘Ik kan daar zo van genieten.’

Niet laten doen

Het klinkt wat apart uit de mond van een zoon van een caféuitbaatster. Negentien jaar lang leefde hij tussen en sliep hij boven de drukte. Het plan was dan ook om deze morgen af te spreken in de buurt van het voormalige café van zijn moeder, maar het ging dit voorjaar tegen de vlakte nadat Rosette Van Keymeulen met pensioen ging. Na 42 jaar.

In Café De Madelon in het centrum Ninove groeide Wesley Sonck op, samen met zijn drie jaar jongere broer Kevin. ‘Niemand noemde dat De Madelon. Het was ‘we gaan bij Rosette’. ‘ Bij Rosette was een echt volkscafé en een van de populairste plekken in Ninove. ‘Of het nu maandag, donderdag of weekend was: de mensen dansten. Wij ook. Ik stond altijd op de dansvloer. Nu nog trouwens. Als er muziek klinkt, kan ik gewoon niet blijven stilzitten.’

Muziek is een belangrijk onderdeel van zijn leven geworden. Door het café. Als klein mannetje was dat zijn woonkamer, de gasten zijn familieleden. Want zo ging dat toen: iedereen voedde de twee kleine Soncks mee op. ‘Wij waren altijd bij onze moeder in het café, onze vader werkte bij RTT, wat later Belgacom en Proximus werd. Wij hadden de leuze thuis: ‘Rap Terug Thuis, Rap Tegen de Toog.’ En dat klopte ook wel. Hij kwam thuis, dronk wat aan de toog en bemoeide zich verder niet te veel met de opvoeding.

‘Mijn mama gaf ons altijd mee: heb respect, en laat je niet doen. Dat waren de twee hoofdzaken. Dat moest ook: als je in een café opgroeit, kun je je niet laten doen. Ook niet als kind, er zijn altijd volwassenen die de grens opzoeken. Onze moeder heeft ons met de paplepel ingegeven om ons mannetje te staan.’

‘Ik had een rotsvast zelfvertrouwen’

Wesley Sonck: ‘Bij RWDM had ik in het seizoen 1997/98 elf keer gescoord. Voor iemand van negentien, bij een ploeg die degradeerde naar de tweede klasse was dat niet slecht. En ik dacht: dat komt wel goed met mij. Ik had nul ervaring in het voetbalmilieu, dus wist niet waar ik aan toe was, maar ik ging niet in de tweede klasse voetballen. Ik voelde dat ik daar te goed voor was.

‘Ik weet nog goed dat ik bij Herman Van Holsbeeck, destijds onze technisch manager, op het bureau zat. Hij wilde de club terug naar eerste klasse brengen, maar ik was niet onder de indruk. Ik zei: ‘Ik speel geen tweede klasse.’ Die man moet zo verwonderd geweest zijn, dat een jongen van negentien tegen hem kwam zeggen dat hij te goed was voor tweede klasse… En inderdaad: ik ging die zomer naar Germinal Beerschot en kwam uiteindelijk via Genk bij Ajax, Borussia Mönchengladbach en Club Brugge terecht. Jaren later kwam ik Herman voor het eerst weer tegen, en hij stapte op mij af: ‘Je hebt de juiste keuze gemaakt’, zei hij. Dat vond ik straf.

‘Hoe het komt, weet ik niet. maar ik had een rotsvast zelfvertrouwen. Ik had al heel snel door dat ik het ging maken. Dat klinkt misschien blasé, dikkenekkerig, maar ik had gewoon vanbinnen zo’n zeker gevoel. Op mijn achttiende mocht ik bij RWDM een keer meetrainen bij het eerste omdat er blessures waren en ik zag: ik ben beter dan die gasten, hoe kan dat nu?

‘In onze cultuur wordt het niet geaccepteerd dat je daar voor uitkomt. Je mag niet zeggen dat je ergens goed in bent, dan ben je meteen arrogant. Ik vind dat geen arrogantie, je weet gewoon heel goed wat je kunt en niet kunt. Toen ik in Nederland kwam, was dat helemaal anders. Zeker in Amsterdam. Wij droegen bij Ajax een das met nummer één erop en ik vroeg waarom dat was. ( Met Amsterdams accent, nvdr:) ‘Nou, omdat wij vorig jaar de bésten waren.’ Ik dacht: Okéééé… gaat dat hier zo. Ik had dus kennelijk nog helemaal niet zo’n grote mond als me altijd was verteld.’

Straffe madame

Ze hadden in haar het ideale voorbeeld. ‘Als je een café kunt runnen, 42 jaar lang, dan kun je je voorstellen wat voor een vrouw zij is. Heel sterk, qua karakter, maar ook fysiek. Zij sleurde met bakken en vaten van vijftig liter, geen probleem. En ze liet niet met zich sollen. Ik kende iemand die altijd dit deed.’ Sonck tikt drie keer snel met de onderkant van een glas op tafel. ‘De pint was leeg: vullen. Op zo’n tafel van vroeger, met een eikenhoutenblad, maakte dat een hels lawaai. Dan zei ze: ‘Nog één keer en je krijgt niks meer.’ Ze meende dat.’

‘Na een tijdje gebeurde dat ook niet meer. Door niemand. Ook niet voor de grap, om haar wat te plagen. Nee, bij Rosette wisten ze tot hoever ze konden gaan. Mijn mama was ook niet verlegen om tegen haar gasten te zeggen: ‘Het is genoeg geweest, nu ben je weg.’ Ze voedde hen mee op, maar toch was ze ook een heel aimabele vrouw. In een café gelden drie regels: horen, zien en zwijgen. Dat is bij veel zaken in het leven zo, maar in een café is dat de hoofdzaak.’

Pas later ontdek je wat we als kind al te zien kregen. Op het moment zelf kun je alleen maar absorberen.

Wesley Sonck

‘Naar ons toe was ze niet anders. Ze was hard. In de zin van: streng, maar wel rechtvaardig. We hadden redelijk veel vrijheid, maar er waren duidelijke regels. Wanneer zij zei: ‘Voor het donker binnen’, dan was je voor het donker binnen. Anders was het niet je beste dag; ze kwam je gewoon halen. Ze liet het café open, trok iemand van de gasten aan zijn kraag: nu ga jij even achter de toog, want ik moet mijn zonen halen.’

‘Ik herinner me nog heel goed dat ik voor de eerste keer uit mocht. ‘Tot één uur’, gaf mijn moeder me mee. Dat was wat toen: één uur. Ik was zestien jaar en in het centrum van Ninove was vroeger een kleine discotheek. Alle jeugd ging daar naartoe, dat was geweldig; iedereen kende elkaar.’

‘En ik? Ik was die avond niet om één uur thuis. Om vier over één kwam ze af, met de fiets, ze duwde die tegen de muur en liep met grote passen naar binnen. Dan zei er altijd wel iemand: ‘Hij zit daar’. Maar ik was zo slim via de andere kant naar buiten te gaan. ‘Ik was thuis!’, riep ik dan in het café.’

‘Mijn mama, ho … Dat was een straffe madame. Die liep gewoon de discotheek binnen, iedereen kende haar en wist wat zij kwam doen: mij halen. Als je daar nu over nadenkt … Dat is toch geweldig? Tegenwoordig mogen de ouders hun kinderen al niet meer voor de deur afzetten.’

Mondig

Zo kijkt hij ook terug op het leven in het café. Het was niet ideaal, vindt Sonck nog altijd, zeker niet voor een jongen die profvoetballer wilde worden. Maar toch … Hij is blij dat hij die achtergrond kent. ‘Mijn broer en ik zijn beiden heel mondig. Ik zal niet snel zomaar iets doen omdat het nu eenmaal moet. Later was ik voor coaches dan ook een lastige jongen, zogezegd. Puur omdat ik zaken in vraag stelde. Als we van de coach rechtsom moesten, zei ik: ‘Trainer, als we via links gaan, is het misschien korter.’ ‘Doe nu eens gewoon wat de rest doet’, was dan het antwoord. Bij Ajax was het nog een ander verhaal. Daar waren de jongens nog mondiger, nog stouter, nog directer. Een openbaring … Maar ik kon daar goed mee om, juist omdat ik het in het café zo gewend was niet over me heen te laten lopen.’

Wesley Sonck: 'Als we te laat thuis waren, liet mijn moeder het café open, trok iemand aan zijn kraag: nu ga jij achter de toog, want ik moet mijn zonen halen.'
Wesley Sonck: ‘Als we te laat thuis waren, liet mijn moeder het café open, trok iemand aan zijn kraag: nu ga jij achter de toog, want ik moet mijn zonen halen.’© INGE KINNET

Boven het café was er dan wel een woongedeelte, maar de familie was altijd beneden. ‘Mijn broer en ik waren het liefste buiten. We hadden een bollenbaan naast ons huis, dat is een oude volkssport ( met een soort van kaasbollen die je zo dicht mogelijk tegen het doel moet rollen, nvdr) waardoor we alle ruimte hadden. Oeverloos stonden we met een voetbal tegen de houten poort te rammen. De buren werden zot van ons. Altijd maar het getril van die poort dat door de buurt galmde. Daarnaast was het café, met enkelglas. Je kunt je voorstellen wat er met die ruiten gebeurden. En dan was het lopen, voor onze moeder die naar buiten kwam …’

‘Wanneer het regende, speelden we binnen. Ik denk dat de gasten weleens gek werden van ons. Je kunt je niet voorstellen wat wij allemaal gedaan hebben. Kwajongens waren we niet, we waren geen rotzakken, maar kattenkwaad haalden we wel uit. Voetballen met een tennisbal in het café, die afgeblokt werd en de andere kant opvloog, tegen iemand zijn kop of de glazen van de toog. We deden álles. Van caféspelletjes tot op jonge leeftijd mee kaarten, darts spelen, voetbal, tafelvoetbal, bingo, flipper, elke week nieuwe plaatjes in de jukebox in en uit steken …’

‘Mensen zeggen dikwijls: ‘Jij bent een wandelende jukebox.’ Een intro hoeft maar vijf seconden te duren en ik ben ermee weg. Er stond bij ons altijd goede muziek op. Barry White, bijvoorbeeld. We zetten die op en ik begon te bewegen. Diep vanbinnen zit er heel veel muzikaliteit in mij. Ik ben geboren om te dansen. In het café deden mijn broer en ik optredens op het podium. Dan waren we Europe en zongen volop mee met The Final Countdown, of we namen een tennisracket in de hand en met onze vingers streelden we de snaren: waren we Slash van Guns N’ Roses op November Rain. Will Tura, Willy Sommers … Prachtig vond ik het. En nog altijd. Ik denk weleens dat ik zanger zou zijn geworden als ik geen voetballer was geweest.’

Schoenenblink

Ze werden vroeg volwassen, hij en zijn broer Kevin. ‘Ik ben door het café opgevoed, in alles. We zagen dingen om te lachen, vriendschappen die ontstonden en kapotgingen, maar ook tragische zaken. Er vlogen bij vechtpartijen weleens stoelen door de ruiten, mensen rolden over elkaar, of gasten werden zó dronken dat ze de gekste dingen deden. Pas later ontdek je wat het allemaal inhield wat we als kind al te zien hebben gekregen. Op het moment zelf kun je alleen maar absorberen.

‘Er waren vaak gasten die tegen ons zeiden: ‘Als je dat doet, krijg je dit.’ Dat was grappig bedoeld, maar mensen realiseerden zich soms niet wat ze deden. Op een van die avonden was mijn vader thuis gekomen van het werk, had even in het café gezeten en was in de zetel in slaap gevallen. Ik had vroeger een voetbaltruitje met de naam van een donkere jongen erop, Kabongo heette hij geloof ik. Hoe dat bij mij geraakt is, weet ik niet, maar als kind vond ik dat geweldig. Mijn broer was pas een paar jaar oud en een man zei: ‘Pak eens wat schoenenblink en maak van je papa Kabongo. Dan krijg je twintig frank.’ Recht tegenover ons was een snoepwinkeltje, voor twintig frank kon je zó’n snoepzak kopen. Dus wat deed mijn broer? Die ging met schoenenblink mijn vader schminken. Het is leuk, achteraf kun je er hard om lachen, maar het heeft ook iets tragisch. Waar je als kind toe aangezet wordt, voor twintig frank. Terwijl ons mama het ons gaf als we erom vroegen. Zo zijn er duizend en een verhalen waar de grenzen ver zoek waren.’

Als je in een café opgroeit, kun je je niet laten doen. Ook niet als kind, er zijn altijd volwassenen die de grens opzoeken.

Wesley Sonck

Al op heel jonge leeftijd kwam Sonck zo in aanraking met allerlei lagen uit de maatschappij, met al die verschillende kanten van het leven, waar hij eigenlijk nog niet aan toe was. ‘Ik kan nu nog moeilijk verdragen als mensen anders gaan doen door dronkenschap. Aan het begin van de avond zijn ze nog wie ze denken dat ze moeten zijn, maar zodra er alcohol in het spel is, vallen de maskers af. Een advocaat, een bouwvakker, een leraar, een dokter … Geschoold, ongeschoold … Eenmaal ze gedronken hebben, zijn er veel gelijkenissen.

‘Mijn broer en ik sportten ontzettend graag, maar het was tegelijkertijd ook onze ontsnapping aan het café. We zochten van alles om ons bezig te houden. Om een weg te vinden uit die drukte, tussen mannen die onze leeftijd niet hadden maar met wie we toch noodgedwongen opgroeiden. Ik heb een enorme mensenkennis opgedaan. En achteraf besef je pas wat een harde leerschool dat was. Maar ook een goede. De voetbalwereld was er niks bij. Ik had alles al gezien toen ik daarin terecht kwam.’

Boogiedansen

Sonck was negentien jaar, speelde bij RWDM en op zaterdagmiddag stond een wedstrijd op het programma. Vrijdagavond ging de spits op tijd naar bed om fit op het veld te staan. Nu nog kan hij het nummer herinneren wat hij door het plafond naar boven hoorde dreunen. Sonck zingt hardop: ‘ Now it’s the time to set things right …‘ Daar lag ik, hé. Daarna kwam er muziek uit de jaren zeventig en tachtig, gingen ze boogiedansen of klonk er ‘ Heaven must be missing an angel‘ van Tavares. Ik dacht: we zijn weer vertrokken. Ergens genoot ik er ook van, van al die mensen die bij ons waren. Het deed mij deugd, die drukte daar te voelen, maar als je op die leeftijd met profvoetbal bezig bent … Ik moest daar weg, in het café. Dit kon niet langer.’

'Ik denk weleens dat ik zanger zou zijn geworden als ik geen voetballer was geweest.'
‘Ik denk weleens dat ik zanger zou zijn geworden als ik geen voetballer was geweest.’© INGE KINNET

Hij ging in het centrum van Ninove samenwonen. ‘Sociaal gezien is het caféleven heel anders. Wij gingen in de vakanties op dinsdag, de enige dag dat het café gesloten was, weleens naar de kust met onze mama. Onze papa moest dan gewoon werken. Dat was het.

‘Pas op, ons mama deed wel alles voor ons, hè. Het caféleven was keihard, maar ze zorgde daarnaast gewoon voor ons. De ene keer was het eten om vijf uur klaar, de andere keer om elf uur ’s avonds; net wanneer het even rustig was in het café. De mensen wisten dat: Rosette komt zo wel terug.’

‘Op zaterdag sloot ze soms om vier uur ’s nachts, kuiste de boel op en stond om acht uur weer op: om negen uur kwamen de mensen weer kaarten.’ Een stilte. ‘Hoe ze het allemaal gedaan kreeg, ik snap het eigenlijk niet. Hoe ze dat volhield, 42 jaar lang. Het is geen ideale opvoeding om topsporter te worden, maar het heeft mij wel enorm geholpen. Ik denk dat ik mede door mijn jeugd uiteindelijk als profvoetballer slaagde.’

Vrienden met Willy Sommers

Wesley Sonck groeide in het café van zijn moeder op met een grote variëteit van muziek en heeft zo ook een voorliefde ontwikkeld voor de Vlaams- en Nederlandstalige. Jaren later ontmoette hij de man die veelvuldig uit de boxen van de jukebox galmde en ze werden goede vrienden. ‘Een paar jaar geleden gaf ik training in Ninove bij een voetbalstage waar ook mijn zoon aan meedeed. Op zo’n dag komen er vaak jongetjes op me af en op een bepaald moment stelde een van hen zich voor als Luca De Gieter. Ik wist meteen wie hij was: ‘Ah, jouw papa is Willy‘, zei ik. Willy Sommers heet eigenlijk Willy De Gieter.

‘Een paar jaar later voetbalde ik met mijn zoon in Knokke op het sportstrand. Daar zag ik een ventje lopen dat ik ergens van kende, maar ik zie zoveel kinderen als jeugdtrainer dat ik hem niet meteen kon plaatsen. Ik vroeg hem hoe hij heette, en hij zei: ‘Maar ik ken jou’. Dat zeggen kinderen wel vaker nadat ze me op tv hebben gezien, maar hij herinnerde me aan de stage in Ninove. Hij heette Luca De Gieter.

‘In de jaren die volgden, voetbalden mijn zoon en Luca altijd samen wanneer we in Knokke waren. Elke dag, uren aan een stuk. Dan zit ik met Willy op het terras en natuurlijk hebben we het dan over muziek. Onlangs stuurde hij mij een bericht: ‘Goh, er staan hier achtduizend mensen voor mij. Onwaarschijnlijk.’ Die man doet dat al tientallen jaren en is nog altijd verwonderd dat die mensen voor hem komen, dat vind ik zo mooi. Het is een superlieve man die voor een optreden nog zenuwachtig kan zijn. Vreemd hoe zaken soms kunnen lopen. Willy stond bij ons dagelijks op in het café en nu zijn we goede vrienden geworden.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content