Als Aimé Anthuenis al volgens een regel leeft, dan wel die dat je moet leven en laten leven. Vloekt dat met de tien geboden ?

Aimé Anthuenis : “Ik heb die 10 geboden ooit gekend, maar ik zou nu zwaar moeten beginnen na te denken. Kerkgangers waren wij van huis uit niet zo lang – tot een jaar of 13, 14. Mijn moeder was zeer katholiek, iemand die meer dan wij naar de kerk ging. Niet om op de eerste rij te zitten, maar omdat het haar persoonlijk steun en voldoening gaf. In die tijd was iedereen voor een stuk katholiek, maar mijn ouders waren op elk vlak zeer breed denkend : mijn broer en ik, wij zijn bijvoorbeeld wel naar een rijksschool geweest. Bij het instituut Kerk heb ik me dikwijls vragen gesteld. Het heeft misschien veel goeds gebracht, maar zeker ook veel miserie. Ik herinner mij dat ik als kind al niet kon begrijpen dat iemand om negen uur begraven goedkoper was dan om twaalf uur. Persoonlijk vind ik dat geloven of niet, kadert in de persoonlijke vrijheid van een mens, waar ook zijn grote rijkdom ligt, buiten het materiële. Daarom wil ik hier ook zeker niet de moraalridder gaan uithangen.”

1. Gij zult geen andere goden voor mijn aangezicht hebben.

Bent u bijgelovig ?

Aimé Anthuenis : Mja, maar dat is ook met zijn periodes, vaak gekoppeld aan onoverwinnelijkheid. Achteraf bekeken heeft het weinig zin, maar in een sport waarin geluk en ongeluk dicht bij elkaar liggen, word je soms gestimuleerd naar bijgeloof. Ik herinner mij dat ik als speler soms altijd dezelfde weg pakte met de auto of als laatste het veld op wou lopen. Ik denk ook aan de thuisreputatie destijds in Genk. Als de match om acht uur was, kwamen we om vier uur samen en was ik daar rond de middag. Was ik dan door omstandigheden eens een uur later, dan begon ik mij op te jagen. Maar ik zie dat veeleer als een soort ritueel dan als bijgeloof. Uiteindelijk hou je dat ook slechts vol tot het een paar keer tegenslaat en je beseft dat je jezelf wat wijsmaakt.

2. Gij zult u geen gesneden beeld maken noch enige gestalte van wat boven in de hemel, noch van wat beneden op de aarde, noch van wat in de wateren onder de aarde is.

U koestert een grote bewondering voor onder andere de wielrenner Rik Van Steenbergen. Waarom ?

In mijn jeugd waren er twee sporten : de koers en voetbal. Wij waren kinderen die nog veel op straat sportten en dat waren de democratische sporten, want tennis was toen nog heel elitair. Bovendien waren de seizoenen toen nog beter afgebakend : in mei was het voetbal gedaan tot augustus en de maanden daartussen was het koers op straat. Ik was eigenlijk in de eerste plaats voetballiefhebber en ik verzamelde Panini-prentjes. Iedere speler uit eerste en tweede klasse kende ik daardoor – moet ik eerlijk zeggen – los van buiten. Dat maniakale zat er wel in.

Koers beoefenden we voor het plezier. Zelf had ik daar ook aanleg voor : ik kon enorm goed spurten. Dat was een beetje mijnding. VanSteenbergen was inderdaad mijn idool. Ik kende zijn kalender van buiten : waar hij reed en hoe hij reed. Hij reed een heel jaar. Echt leren kennen heb ik hem pas de laatste tien jaren van mijn voetbalcarrière, door een keer samen te zitten op een feestje. Het respect was groot, niet alleen omdat hij een groot kampioen was, maar ook omdat ik hem heel breed denkend vond. Hij wou winnen wat hij kon, maar gunde een ander ook iets.

Lokeren had legendarische criteriums in die tijd. Onlangs zat ik bij Van Steenbergen en ik zei dat ik mij een spurt herinnerde die hij won in de Brouwerijstraat, waar mijn vrouw woonde. Awel, hij wist mij nog precies te vertellen dat dat een straat met kleine kasseitjes was. Je kan je voorstellen hoe die mannen met hun vak bezig waren. Eén van de vele criteriums van dertig, veertig jaar geleden en nog weten hoe die straat eruit zag !

3. Gij zult de naam van de Heer, uw God, niet ijdel gebruiken.

Vloeken, daar heeft u, vrezen we, al zwaar tegen gezondigd.

Maar wat is vloeken, hé ? Ach, als trainer kan je niet anders dan vloeken en ik ben geen modelman, op geen enkel vlak.

U bent als trainer van Lokeren tegen Anderlecht ooit eens een scheidsrechter op het veld achterna gelopen.

In die wedstrijd is er veel gebeurd, is er gevochten tot op alles en nog wat. Je weet : als jonge trainer met een jonge ploeg óp Anderlecht, dat kan veel frustraties geven na de match. Met de rust stond het 0-3 en dat hadden ze daar nog niet veel meegemaakt. Want Anderlecht was toen met Vercauteren, Lozano, noem maar op… een topploeg. Majorat, de scheidsrechter, heeft er denk ik ook zijn laatste match gefloten. Ik denk dat we honderd minuten gespeeld hebben in plaats van negentig, tot het 4-3 was. En dan is die frustratie naar boven gekomen.

4. Gedenk de sabbatdag, dat gij die heiligt, zes dagen zult gij arbeiden en al uw werk doen, maar de zevende dag is de sabbat van de Heer uw God, dan zult gij geen werk doen.

Komt een mens met een druk voetbalbestaan nog toe aan ontspanning, laat staan een rustige zondag ?

Ik heb nog met spelers uit Nederland gewerkt die op zondag niet mochten voetballen, want Lokeren heeft altijd een goeie prospectie gehad in Zeeuws-Vlaanderen. Maar voor mij is zondag nooit een rustdag geweest. Zondag was eigenlijk, zeker vroeger, voetbaldag. Nu, als bondscoach, is de druk minder, maar ontspanning moet je zelf creëren. Ik hoor soms graag zeggen dat er trainers zijn die enorm afstand kunnen nemen. Geloof dat niet. Vijfennegentig procent kan dat moeilijk. Maar de manier waarop je ermee omgaat, ligt anders. Je hebt een periode van recuperatie nodig in je hoofd. Daarom heb ik ervaren dat woensdag meestal de genezende dag was, zowel fysiek als mentaal. Mijn ontspanning was vroeger kaarten, maar dat was rap gedaan door het feit dat je veel verplichtingen hebt in het voetbal. Uiteindelijk moet je ook nog wat thuis zijn.

Is er voor luiheid ooit plaats geweest in uw leven ?

Luiheid, neen, niet van nature. Alhoewel, pas op, ik kan wel zeer genieten van lui te zijn. Dat wel. Ik ben bijvoorbeeld geen echt ochtendmens, ik kan enorm genieten van uitslapen. Er zijn mensen die van als ze opstaan zeer actief zijn. Chapeau, ze zullen in die dag veel kunnen doen. Ik moet zeggen dat ik op dat vlak veel geleerd heb in de acht, negen maanden dat ik werkte in de firma waar mijn ouders conciërge waren. Het was de bedoeling dat ik daar na mijn legerdienst een voorname job zou krijgen. In warm weer een hele dag in dat stof van een spinnerij werken : dan leer je wel in wat voor een bevoorrechte posities voetballers en trainers zitten. Die maanden hebben mij zeker geen kwaad gedaan.

Ik zal nog een ander voorbeeld geven, ook om te tonen dat uiteindelijk alles in de kop begint en eindigt. De Ford-fabriek in Genk. We zijn dat eens geleid gaan bezoeken toen ik daar trainer was. Heel interessant. Wel, Delbroek was toen een van de spelers die nog niet als prof bij Genk voetbalde. Hoe die daar werkte, dat is bijgebleven en heeft, denk ik, grote indruk gemaakt op de spelers. Delbroek werkte in een shift van vijf tot twee en moest aan de lopende band om de zoveel seconden een zware drilboor van een paar tientallen kilo’s opheffen. Om twee uur had die gedaan en om half drie kwam die als een jong veulen het veld op gevlogen om te trainen. Fysiek de sterkste, de meest enthousiaste ook. Voor hem was dat ontspanning, un parti plaisir, terwijl je er andere hebt die zeggen : pfff, ik moet wéér trainen. Op zo’n momenten besef je hoe bevoorrecht je als profvoetballer wel bent.

U ging als ontspanning ook graag op stap.

Vroeger veel. Vroeger was uitgaan : serieus doorzakken, maar dan heb ik het over na de wedstrijd. Wij waren in het begin als spelers amateurs, maar eens ik op mijn zestiende in het eerste elftal van Lokeren zat, was alles wat we verdienden om acht uur opgegeten en opgedronken. En veel plezier maken. Ik ben, geloof ik, als speler zeven of acht keer kampioen geworden met Lokeren, en die vieringen, dat waren vieringen, hoor ( grijnst).

5. Eer uw vader en uw moeder.

Wat voor ouders had u ?

Mijn moeder was er een uit de duizend, enorm bezorgd, hard werken voor twintig frank per uur. Mijn vader was meer ondernemend, commercieel, enorme risico’s durven nemen. Een actief, levenslustig mens. Ik denk dat ik maar veertien jaar was toen hij overleed. Hij was zeer graag gezien, een zeer volks figuur ook. Iemand die destijds in de oorlog, heb ik mij laten vertellen, veel voor mensen in nood heeft gedaan. Mijn broer was ouder en kende hem meer. Maar ik heb ondanks zijn vroeg overlijden nooit iets te kort gehad. Integendeel. Daarom heb ik mijn jeugd ook als zeer plezierig ervaren. Wij hadden een bevoorrecht leven in de zin dat alles aanwezig was. Ik kan omzeggens geen nagel in een muur slaan omdat al wat thuis gedaan moest worden, door de firma werd ingevuld.

6. Gij zult niet doodslaan.

Hoe heeft u de jaren zestig, de flower power, meegemaakt ?

Niet zoals de meeste mensen daar altijd op terugkomen. Ik heb altijd patronen gekend, zoals op een zeker uur thuiskomen als je uitging. Al mijn jeugdjaren waren eigenlijk jaren zestig. Vrijheid genoeg. Ook in de geest.

Vandaar wellicht dat u vooral goed met Afrikaanse voetballers overweg kan.

Maar mijn bewondering voor donkere spelers zit veel verder. Als ze niks extra brengen, zou het ook veel minder zijn. Het was in functie ván. Maar ga morgen in bevordering kijken : als er twee donkere bij lopen, zullen ze altijd iets extra hebben.

We zijn met Lokeren eens gratis naar Qatar en Koeweit geweest. Je zat daar met een mengeling van nationaliteiten : Afrikanen, Oost-Europeanen… Je ziet bij het passeren van de kapel al die achterwerken van moslims die aan het bidden zijn, de schoenen staan allemaal buiten, je zit zelf met donkere spelers die soms een hele dag in de bus sliepen waar de bagage lag. Als Belg zit je dan ook nog eens met de verschillen tussen Walen en Vlamingen. Als je die mengeling zo bekijkt, vraag je je soms af : wie zijn de slimste, hé ? Don’t worry, be happy.

7. Gij zult niet echtbreken.

Uw ouders zijn vrij vroeg gescheiden, wat in die tijd minder evident was dan het nu is. Hoe heeft u dat beïnvloed ?

Ik moet een jaar of elf geweest zijn. Maar het is niet omdat mijn vader is weggegaan dat hij mijn moeder niet graag zag. Integendeel. Ik heb die scheiding, moet ik zeggen, niet ervaren alsof ik daardoor achteruit werd gestoken of achterop raakte. Ik weet nog dat hij via-via eens een paar nieuwe schoenen liet kopen voor mij. Dat was toen een van de eerste voetbalschoenen met aluminium draaibare studs op. Toen jé van hèt. Ik denk dat ik van mijn ouders geleerd heb redelijk breed te denken. We zijn niet geboren met kleppen op. Dat is een grote rijkdom, maar het zal in de genen zitten, hoor. Sociaal liberaal denken, leven en laten leven. Mijn broer heeft dus niet toevallig zijn weg gemaakt in de politiek en had als liberaal net zo goed aanhangers bij socialisten en communisten. Het is een beetje : liefde voor de mens. Ik ben veel egocentrischer.

Er een goeie huwelijksrelatie op na houden, is dat moeilijk met een job in het voetbal ?

Dat is een persoonlijke zaak. Mijn vrouw heeft altijd in het voetbal gezeten : haar broer was een hele goeie, technisch een van de betere. Dus zij weet wat werken in het voetbal inhoudt. Maar het is juist : als je de top wil ambiëren, moet je iemand naast je hebben die veel kan incasseren en er rekening mee wil houden.

8. Gij zult niet stelen.

Heeft u ooit gestolen ?

Ik zou niet weten dat ik het ooit gedaan heb. Ik heb altijd gekregen wat ik zelf graag wou en wat ik vond dat ik verdiende. Al wat ik bekomen heb, daar heb ik dubbel en dik voor gewerkt. Stelen is zoals iets waarvoor je een reglement opstelt voor een spelersgroep, maar in principe zou je dat zelfs niet moeten doen. Te veel wetten is nooit goed. Wetten, dat ligt mij niet zo. De wet mag niet ten koste gaan van de vrijheid, en respect voor het individu is logisch.

9. Gij zult geen valse getuigenis spreken tegen uw naaste.

Hoe vaak heeft u al gelogen ?

Ik zal al veel gelogen hebben, maar het zal altijd om bestwil geweest zijn. Er zijn zaken die behoren tot de persoonlijke privacy van iemands gedachtegoed. En als je er onderuit kan met een leugen om dat af te schermen, dan heb ik daar geen enkel probleem mee. Want is liegen, hé ? Tja, die geboden, dat is uit hetjaarstillekes, hé, maar het blijft een basis, dat wel.

Zijn er over u al veel leugens geschreven ?

Ik denk : alle dagen. Als je in de sport zit, die zo subjectief is, dan begrijp ik dat er mensen commentaar moeten geven over veel zaken, waar ze logischerwijs maar de helft van weten. En er ook niet veel over móeten weten. Ik heb geen behoefte om zaken aan anderen uit te leggen die hen niet aangaan. Kijk, als je zegt : ik ga u iets vertellen, maar het moet onder ons blijven, dan zit je bij mij goed. Maar leugens… ik denk dat iedereen liegt of gelogen heeft.

Zou u aan de leugendetector durven ?

( Denktlangna.) Ik zou niet weten waarom ik eraan zou moeten zitten ( lacht).

10. Gij zult niet begeren uws naasten huis, uws naasten vrouw, noch zijn dienstknecht, noch zijn dienstmaagd, noch zijn rund, noch zijn ezel, noch iets dat van uw naaste is.

Bent u soms jaloers ?

Jaloezie is mij totaal onbekend, als ik dat zonder pretentie mag zeggen. Ik gun iedereen het zijne. Als je niet jaloers bent, is dat een grote rijkdom. Dan moet je niks hebben, want je hebt jezelf. In mijn ogen is een jaloerse mens een zeer ongelukkige mens. Niet alleen materieel, maar ook mentaal. Jaloersheid is zich van nature ongelukkig voelen. Ik hou van het materiële en ik heb ook graag het beste, maar ik kan in mijn geest nog altijd terugzakken naar vanwaar ik kom. Mij, zei ik vroeger wel eens lachend, mag je zelfs in het veld steken, ik zal er ook nog wel wonen. Dát is een grote rijkdom, want er is anders altijd wel een reden om je ongelukkig te voelen. Ik heb geleerd om niet te veel naast de deur te kijken – iets wat in het voetbal wel eens te veel gebeurt.

door Raoul De Groote

‘Een jaloerse mens is een ongelukkige mens.’

‘Mijn hele jeugd was zoals de jaren zestig : vrijheid genoeg.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content