In zijn eerste grote interview als sportief directeur van KRC Genk zet Dimitri de Condé meteen stevig zijn voet. Hij doet dat met een glasheldere visie op wat er de voorbije jaren misliep bij de club. ‘Als je eens kampioen bent geworden, moet je niet denken dat je plots iedereen van tafel moet vegen.’

Een dik jaar geleden was Dimitri de Condé (40) bij KRC Genk enkel jeugdtrainer. Hij combineerde dat met een job in het bandenbedrijf van zijn vader. “Maar gaandeweg begon ik te beseffen dat mijn toekomst in het voetbal lag”, vertelt hij. “Ik ga nooit een business vinden die mij zó interesseert als voetbal. Daarover mag je met mij van ’s morgens tot ’s nachts praten.”

Je zit hier nu plots op het beleidsniveau. Was dat in het bedrijf van je vader ook al zo of stelde je job daar niet zó veel voor?

Dimitri de Condé: “Eerst runde ik vier jaar een filiaal, samen met iemand anders. Daarna werkte ik drie jaar als vertegenwoordiger voor het bedrijf. In die functie kreeg ik tijdens vergaderingen soms vijf transporteurs tegenover mij. Ik had er dus verantwoordelijkheid. En ik geloof ook wel dat ik in mijn huidige functie zaken uit die bedrijfservaring meeneem. Aan de andere kant denk ik dat leiding nemen vooral samenhangt met je persoonlijkheid. Ofwel ben je dominant ofwel niet.”

En jij bent dominant?

“Ik ben overtuigd van wat ik vertel.”

Vorig jaar begon je hier plots aan een ongelooflijke opmars: eerst kwam je bij de staf van de A-kern, dan belandde je in de sportieve cel en nu ben je sportief directeur.

“Ik kwam vorig jaar voltijds bij de club. Op zo’n moment ga je je engageren, meer dan voordien. Wat later gaf Emilio Ferrera (toenmalig hoofdtrainer, nvdr) aan dat hij een nauwere samenwerking wou tussen de A-kern en de beloften, die Domenico Olivieri, Michel Ribeiro en ik onder onze hoede hadden. Zo belandde ik bij de A-kern. Daar hoorden bepaalde contacten bij, met de andere trainers, met Gunter Jacob, die toen technisch directeur was, en met alle bestuursleden die daar rond hangen. Dat zijn mensen met wie je als gewone jeugdtrainer niet snel te maken krijgt. Ik denk dat die mensen bij mij gedrevenheid zagen, en een bepaalde visie die ik ook wel kan verwoorden. Ambitie ook. Je hebt trainers die iets zien wat hen niet aanstaat, maar toch gewoon naar huis gaan en denken: mijn job zit erop. Ik kan dat niet. Als iets mij op de maag lag, ging ik bij Gunter op de deur kloppen. Ik probeer in zo’n situatie niet op tafel te bonken en te zeggen dat het zus of zo móét zijn, maar ik probeer wel naar een scenario toe te werken dat het eindigt zoals ik het in mijn hoofd heb. En wat ik zeg, probeer ik te onderbouwen.”

De club vroeg je om in de sportieve cel te gaan zitten. Hoe liep het daar?

“Sinds ik bij de sportieve cel kwam, zijn er nog heel weinig transfers gedaan. Ik ben er niet altijd even gelukkig buitengekomen, maar het was geven en nemen. Je hebt in je hoofd een scenario dat perfect beantwoordt aan je sportieve ideeën, maar je hebt ook de financiële kant. Af en toe passen die twee niet goed bij elkaar. Dat is de confrontatie waar ik in mijn huidige functie ook weer voor sta: ik bekijk alles heel sportief, de financiële kant heb ik nooit waargenomen.”

Op dezélfde lijn

Waarom wijs je erop dat er amper transfers waren toen jij in de sportieve cel zat?

“Iets wat hier leeft, is dat KRC Genk op een bepaald moment heel vaak is beginnen te transfereren. Dat mag onze cultuur niet zijn. Misschien is het door die overtuiging dat de club mij in mijn huidige functie zag.”

Het idee is dat Genk zijn sportieve beslissingen voortaan moet kunnen nemen zonder te veel inmenging van de raad van bestuur. Voelde jij dat bemoeienissen van bovenaf het moeilijker maakten?

“Eigenlijk niet. Maar ik ken de structuren natuurlijk wel. We zitten in een vzw; er is veel volk bij wie je je moet verantwoorden. Soms is dat niet plezant. Aan de andere kant kan het ook heel frustrerend zijn als er enkel een voorzitter is die gewoon eens met zijn vinger knipt om aan te geven dat iets moet gebeuren. Het gaat erom een evenwicht te vinden.”

De bedoeling hier is dat er nu kortere lijnen komen: algemeen directeur Patrick Janssens, trainer Peter Maes en jij nemen voortaan de sportieve beslissingen.

“Die kortere lijnen zijn niet zo belangrijk: het belangrijkste is dat je allemaal op dezélfde lijn zit. Ik geloof niet in een model waarbij een trainer of een technisch directeur bepaalt welke transfer er gebeurt. Je moet tot een vergelijk komen. Ik denk op dat vlak nog steeds als trainer. Ik wíl ook niet financieel gaan denken. Ik zal er absoluut niet mee akkoord gaan dat hier spelers binnenkomen die twee weken later al afgeserveerd worden. Ik wil sowieso altijd het akkoord van de trainer, en andersom moet dat er ook zijn.”

Maes kennen we als iemand die erg overtuigd is van zijn gelijk. Kan je tegen hem op?

“Voor mij voelt het niet zo aan dat ik tegen hem op moet. In de tijd dat Peter en ik bij Standard speelden, reden we drie jaar samen naar daar. We discussieerden heel vaak. Maar met een groot wederzijds respect. Als we de deur uitgaan, hebben we beiden het idee dat we naar mekaar zijn toegegroeid. Ik heb ook niet de indruk dat Peter iemand is die zegt: ‘Zo móét het gebeuren.’ Peter is een team player. Hij is heel dominant van nature, en ik ook, maar toch werkt dat goed. Ik heb de behoefte dat hij hier slaagt en ik denk dat hij de behoefte heeft dat ik hier slaag.”

Vernieuwend project

Bij de voorstelling van Maes benadrukte jij dat de ruime staf weer één team moet vormen. Dat was er niet?

“Nee. Maar dat lag niet aan individuen. Dat lag aan het komen en gaan van trainers en spelers. Ik voelde in de hele club, niet alleen in de technische en de medische staf, een negativisme. En ik ga niet wijzen naar deze of gene medewerker, want dat negativisme was er bij mij ook. Ook ik had het gevoel dat deze club zich niet meer aan zijn waardes hield. Te veel mensen vonden dat hét KRC Genk verloren aan het gaan was, de club met eigen mensen en met een filosofie rond het jeugdgebeuren. Men was hier bijna een businessmodel aan het opstellen waarbij de club afhankelijk werd van transfers, terwijl KRC Genk als club net altijd heel stabiel geweest is. De voorbije jaren was de werking hier niet meer stabiel.”

Dat was toch niet de schuld van keeperstrainer Guy Martens, assistent Hans Visser en de kinesisten die jullie onlangs wegstuurden?

“Nee. En het afscheid van Hans Visser en Guy Martens heeft ook niks te maken met een gebrek aan kwaliteiten. Het heeft te maken met het vernieuwend project waar we inzitten. Soms is het goed als mensen lang in een club zitten, soms gaat dat tegen je werken.”

Maes zegt dat hij de moeilijke weg kiest door eigen mensen mee te brengen. Kiest hij niet net de makkelijke weg? Beseft hij niet net dat hij snel resultaten moet boeken, waardoor hij geen tijd kan investeren in het leren kennen van een hele staf?

“Dat een trainer vertrouwensmensen wil meebrengen, lijkt me niet meer dan normaal. De pers schrijft dat Maes voor een wervelwind zorgt, maar ik denk dat hij nog heel gematigd is. We spraken met andere kandidaat-trainers die alles hier veel drastischer wilden aanpakken.”

Mboyo overmatig gesteund

Toen jij vorig jaar bij de A-kern kwam, riep jij heel snel Ilombe Mboyo tot de orde, omdat hij een oefening laks afwerkte. Zag je dat niemand anders het deed en besloot jij het dan maar zelf te doen?

“Ik vond het storend, dus deed ik dat. Ik vond dat het nodig was.”

Stond je ervan te kijken dat niemand anders het deed?

“De mensen die daar zitten of zaten, zullen het op hun manier hebben gedaan. Ik ben veel directer dan sommige anderen. Ik kom op voor de waarden van de club. Wie niet de basisdiscipline en basispassie toont, heeft een heel groot probleem met mij.”

Jacob sprak onlangs nog eens over Mboyo. Hij zei dat Laurent Depoitre voor AA Gent deed wat Mboyo voor Genk niet deed. Voor de rest was Genk volgens hem op elke positie sterker dan Gent. Deel jij die analyse?

“Nee. Ik vind het niet nodig om één speler verantwoordelijk te achten voor het falen van een hele groep. Ik geloof dat het resultaat van het collectief moet komen, niet van het individu. Ik geloof er wel in dat wij een spits misten die goals maakte, dat is iets anders. Maar als Mboyo het niet deed, moest iemand anders maar opstaan. Die andere hadden we misschien niet. Dát is de analyse.”

Hier leefde in 2013 het idee dat Mboyo de ontbrekende schakel was om de stap naar de absolute top te zetten.

“Heel voetbalminnend België zag het zo, maar ik ben het blijkbaar niet altijd eens met heel voetbalminnend België. Zoiets staat soms los van kwaliteiten. Ik zal als sportief directeur ook fouten maken, maar ik kan wel goed inschatten welke figuren je hier nodig hebt. Sommige jongens zullen het hier altijd veel moeilijker hebben om zich te ontwikkelen.”

Jij geloofde op geen enkel moment dat Mboyo bij Genk zou passen?

“Niet in de manier waarop ik over voetbal denk. En dan gaat het eerder over het mentaliteitsverhaal, het ego. Hij heeft misschien wel de kwaliteiten om ergens anders te slagen. Bij de ene ploeg klikt het niet, bij de andere plots wel. Ik denk dat Mboyo hier vrij snel in een situatie kwam waarbij het niet klikte. En dan probeer je daartegen te vechten, maar dat lukt niet. En dan gaat die jongen het nog zo zien dat wij hem niet steunden, terwijl ik het gevoel heb dat we hem net overmatig steunden.”

Los van Mboyo: is de selectie van Genk de laatste jaren te hoog ingeschat?

“In het aanvallende compartiment wel, ja. Verdedigend stonden we er: ik vind het duo Kara MbodjiChristian Kabasele heel sterk. En op het middenveld waren we ook degelijk, al kreeg je er wel een onevenwicht als Bennard Kumordzi wegviel. Dat gat werd dan gevuld met jongens die van nature aanvallender zijn. Dus daar was er ook wel een ontbrekende schakel.”

Dus jij bent het weer niet eens met Jacob als die zegt dat jullie afgelopen seizoen op tien van de elf posities sterker waren dan Gent?

“Ik hoef die vergelijking niet te maken. Gent had gewoon een geweldige groep, jongens die allemaal aan dezelfde kar begonnen te trekken. Dat is ook een kwaliteit. Voetbal gaat niet alleen om wat er in je voeten zit.”

Uitzonderlijke Okri

Net als Gent vorig jaar haalden jullie nu de trainer naar wie jullie zo smachtten en houden jullie kuis in de kleedkamer.

“Op een bepaald moment stond bij Gent Laurent Depoitre op. Wat later Moses Simon. Dan was er ineens Danijel Milicevic. Dat individuen op die manier opstaan en extra kwaliteit brengen, kun je alleen creëren als je een goede groep hebt, waaraan je stabiliteit hebt gegeven. Wij willen hetzelfde doen, maar dat staat los van Gent. Voor mij is dat de basis van voetbal, en voor Peter ook: wij denken dat het team sterker is dan het individu. Deze club is op een bepaald moment voor een andere filosofie gegaan: het individu werd belangrijker dan het team. Wat was toen belangrijk? Dat één individu ontplooid werd om het van hier naar daar te brengen, met de financiële gevolgen die daarbij hoorden.”

Terwijl jullie dat team proberen te creëren valt op dat er één speler wel nog een nieuwe kans krijgt: Tornike Okriasjvili. Waarom?

“In eerste instantie is Okri een geweldige uitdaging. Ten tweede is ons principe dat het niet verkeerd is om bepaalde jongens te isoleren; het zijn niet altijd de beste karakters waarmee je een heel goede ploeg maakt. Maar het voornaamste is dat je met Okriasjvili een speler hebt met uitzonderlijke kwaliteiten. Die is echt bekwaam om voor ons het verschil te gaan maken.”

Als Mboyo niet bij Genk past, dan Okriasjvili misschien ook niet.

“Als je verwijst naar de extrasportieve zaken die vorig seizoen gebeurden: nee. Dat zullen we ook niet meer tolereren. Maar het grote verschil tussen Okriasjvili en bepaalde andere spelers is dat Okri een winnaar is. Als hij op het veld staat, merk je hoe gepassioneerd hij is door voetbal en dat hij er niet vies van is om een extra meter te doen. Dat past in wat Peter en ik willen: winnaars, jongens die passie tonen, elke dag opnieuw.”

Dat jullie Okriasjvili nog een kans geven, past dat ook niet in een aan- en verkoopverhaal? Zijn potentie kan op termijn vertaald worden in een serieuze transferwaarde.

“Ik praat nu even voor mezelf en niet voor de hele organisatie: voor mij speelt dat hoegenaamd niet. Ik kijk niet naar financiële waardes. Anders had ik misschien andere jongens ook hier gehouden.”

Opbodscenario Santini

Standard kaapte spits Ivan Santini voor jullie neus weg. Wat leerde jij daaruit?

(lacht) “Niet meer dan wat ik al wist. Wij zijn gewoon bij ons idee gebleven. Als we een speler willen binnen een bepaald budget, dan gaan we niet overbieden omdat andere ploegen van de situatie willen profiteren. Louter meegaan in een financieel opbodscenario, dat willen we altijd vermijden. Dat is de fout die hier in het verleden misschien is gemaakt. Wij bij KRC Genk moeten altijd goed beseffen waar wij thuishoren, of we nu successen boeken of niet. Budgettair gezien horen wij niet bij de top drie. Wij zitten daar net onder, samen met Gent; zo blijf ik het zien. Maar met een bepaalde filosofie en een bepaalde manier van werken kunnen wij de top drie wel elk jaar pijn doen. Maar als je eens kampioen geworden bent, moet je niet denken dat je plots iedereen van tafel moet vegen. Je kúnt dat doen, ja, maar niet met geld. Wel door je filosofie te behouden.”

Patrick Janssens zegt: “Een ploeg koop je niet bijeen, die bouw je.” Jullie haalden nu Igor De Camargo, een spits van 32. Dus zullen jullie over een paar jaar voor die positie wéér een speler moeten halen. Hoe rijm je die twee dingen?

Igor is iemand die elke ploeg in België wil. Omdat hij als nummer negen iets heeft wat weinig spitsen hebben: de kwaliteit om een middenveld beter te laten spelen. De verdedigers van de tegenpartij moeten de hele tijd met hem bezig zijn; hij is slim, hij kan een bal bijhouden. Hij kan het collectief dus doen draaien. Daarnaast is hij ook nog eens in staat om zelf tien goals te maken. Ten tweede weten we hoe Igor in elkaar zit en hoe belangrijk hij is voor een kleedkamer. Misschien zal hij hier langer zitten dan de jonge gasten die het goed doen, want zij kunnen vaak heel snel een stap hogerop zetten. En als iemand twee of drie jaar bij dezelfde club blijft, dan is dat al iets vandaag. Dat is geen korte termijn meer.”

DOOR KRISTOF DE RYCK & JAN HAUSPIE

“Als Mboyo het niet deed, moest iemand anders maar opstaan. Die andere hadden we misschien niet. Dát is de analyse.”

“Igor De Camargo heeft als nummer negen iets wat weinig spitsen hebben: de kwaliteit om een middenveld beter te laten spelen.”

“Het grote verschil tussen Okriasjvili en bepaalde andere spelers is dat Okri een winnaar is.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content