De nieuwe voorzitter van Royal Excel Mouscron spreekt zelfs West-Vlaams én hij roept associaties op met Marc Coucke. ‘Er zijn er al die mij zegden: van délégué in het corporatief voetbal tot president van een eersteklasser, dat is een geweldig succes!’ Het verhaal van Patrick Declerck.

PATRICK DECLERCK: ‘Mijn grootvader was van Ardooie. Als aannemer lukte het hem op 26 oktober 1924 een aanbesteding te krijgen voor arbeiderswoningen in de wijk De Nieuwe Wereld in Moeskroen. Naar het schijnt is hij hier toen aangekomen met twee paarden en een kar. Hij is er nooit meer weggegaan.

‘Moeskroen behoorde toen nog tot West-Vlaanderen. Dat is pas in 1963 veranderd.

‘Zelf ben ik geboren in Kortrijk, omdat er daar toen blijkbaar een heel goeie gynaecoloog was. Maar ik groeide op in Moeskroen en ging daar twaalf jaar naar het college. Het laatste jaar organiseerde ik er een staking omdat ik vond dat er een leerkracht onterecht ontslagen was. Je weet hoe dat gaat: je bent jong en je bent idealist. Ieder kind is een kind van zijn tijd, en wij maakten mei ’68 mee. Voor studenten was dat natuurlijk een revolutionaire periode. Ooit zei ik tegen mijn vader: ‘In jouw boîte van kapitalist zal ik nooit een voet zetten.’ Ik hielp toen in zijn bedrijf een staking organiseren. Pas op: ik had voor hem een enorme bewondering, maar blijkbaar minder voor zijn imago. Op een dag ontdek je dat er toch een verschil is tussen de persoon en het imago van iemand.

‘Ook in Leuven betoogde ik. Ik studeerde er economie. Maar geen toegepaste economie. Ik koos voor macro-economie, omdat ik zicht wou krijgen op de wereld. Toen zocht ik altijd brede beelden. Maar op een zeker moment ben ik toch beginnen te werken in de zaak van mijn vader. Niet van boven, maar van onderen. Als meeloper. Geleidelijk aan ben ik naar boven geklommen en nu zit ik al veertig jaar in het bedrijf, waarvan meer dan twintig als afgevaardigd bestuurder.

‘Ik ben nu natuurlijk sterk geëvolueerd. Ook de jeugdbeweging is voor mij een heel goeie school geweest. Ik ben leider van l’ESTU geworden toen de broer van Gil Vandenbrouck (transferverantwoordelijke bij KV Kortrijk, nvdr) op een excursie met de fiets van Moeskroen naar Brugge in een bocht onder een vrachtwagen terechtkwam en overleed. Als je 21 jaar bent en verantwoordelijkheid draagt voor een zestigtal kinderen, dan leer je daar veel van. Als je op bivak gaat, en de twee koppels die koken beginnen ruzie te maken en de kinderen komen scheel van de honger thuis, dan weet je snel wat crisismanagement is. Sneller dan in de unief. Dat hielp mij enorm.

‘Ik ben ook altijd actief geweest rond het bedrijf, omdat ik denk dat een bedrijfsleider zich moet engageren. Zo werd ik verkozen tot voorzitter van de handelskamer. Ook de jonge economische kamer is voor mij belangrijk geweest. In 1985 ben ik er voorzitter geworden en leerde ik spreken in het publiek. Je begint met een bibberend blad en een jaar later spreek je al vijf à tien minuten zonder papier. Mijn vader stuurde mij trouwens ooit naar een cursus spreken in het openbaar in het PTI (Provinciaal Technisch Instituut, nvdr) in Kortrijk.

‘In de politiek ben ik nooit gegaan. Verscheidene keren werd het mij gevraagd, maar ik wou mijn vrijheid behouden, mijn mond kunnen blijven opendoen en met iedereen in contact kunnen blijven. Onlangs nog werd mij verweten dat het niet verantwoord was dat ik als bedrijfsleider contacten had met een socialistische dame. Het gebeurt wel vaker dat ik mij moet verantwoorden voor wat ik zeg. Dan zeg ik: ‘Sorry, ik heb geen partijkaart, ik ben niet gebonden, ik kan zeggen wat ik te zeggen heb.’

‘Ik reisde al enorm veel en dat geeft je toch ook een opening en helpt je wat de zaken te relativeren. Soms is dat een beetje de ziekte van Moeskroen. In die zin dat ze het alleen in hun cocon goed vinden. Als je dat dan weghaalt, vinden ze dat fout. Ik zie het anders. Toen dat debat in de club werd gevoerd, was mijn standpunt: als jullie het kapitaal niet openen, dan ben ik weg.

‘Ook in ons familiebedrijf destijds overtuigde ik mijn vader en mijn zus om het kapitaal te openen. In 2002 verkochten we de aandelen en ben ik afgevaardigd bestuurder gebleven. Decomo is zo uitgegroeid tot een van de marktleiders in Europa van architectonisch beton. Dat geeft meer voldoening dan te moeten afzien om te kunnen zeggen dat je voor honderd procent eigenaar bent. Ik zag er al veel kapotgaan door zich te blijven vastklampen aan die honderd procent.’

MEER VLAMINGEN

‘Tien jaar geleden vroeg Jean-Pierre Detremmerie mij al om hier voorzitter te worden, toen hij vermoeid begon te raken. En ‘neen’ zeggen tegen hem was niet altijd gemakkelijk, maar ik deed het toch.

‘Nu is de toestand anders. Ik ben intussen 61 jaar en neem wat afstand. Er is een jongere generatie die het bedrijf overnam. Maar toen was dat ondenkbaar. In die tijd was ik nog werkelijk de nummer een van Decomo, zelfs in de uitvoering.

‘Sindsdien is er in de club inderdaad veel gebeurd.

‘Na de faling zijn we met acht man opnieuw begonnen omdat we absoluut het jeugdopleidingscentrum Futurosport wilden redden. En: in vier jaar van bevordering naar eerste terugkeren vind ik toch niet slecht.

‘Het partnership met Rijsel was een must. Een andere oplossing was er niet. Was het niet dat Marc Coucke voorzitter was geworden van Oostende, dan was Rijsel hier wellicht nog altijd aandeelhouder.

‘Dat is geen slechte periode geweest. Misschien drukten zij iets te veel de Franse stempel door, wat aanpak en spelers betreft. Maar qua professionalisering brachten zij de club veel bij. Zonder hen was het niet mogelijk geweest om terug te keren op het hoogste niveau.

‘Je kunt blijven dromen van de periode onder Jean-Pierre Detremmerie, maar die periode komt niet meer terug. Hij is er niet meer, maar de wereld is intussen ook radicaal veranderd. Stel dat Jean-Pierre hier nu wel nog was, dan zou ook hij moeten meespelen. Een andere keuze is er niet. Misschien is hij ook wel kapotgegaan omdat hij op het einde elke dag 25.000 euro moest zien te vinden.

‘Wel vind ik dat we moeten terugkeren naar het model om via het voetbal een zekere attractiviteit te krijgen van economische investeerders. Ik bedoel: wie in voetbal investeert, kan ook wat economische return krijgen. Het voetbal als economische hefboom voor de regio. Het is ook belangrijk dat iedereen weet dat je hier zoals in de tijd van Jean-Pierre Nederlands en zelfs West-Vlaams kunt spreken. In die regionale verankering kan ik een belangrijke rol spelen. Ik pleit ook voor enkele Vlaamse spelers, zoals vroeger, voor hun mentaliteit en om Vlaams publiek uit de buurt aan te trekken.’

MEER PROFESSIONALISME

‘Zonder buitenlandse investeerders vrees ik dat we koeien op ons veld mogen zetten. Dat gaat niet meer. Jean-Pierre geloofde lang dat het alléén kon, maar is toch ook tegen de lamp gelopen. Als Marc Coucke uit Oostende vertrekt, houdt het daar ook op. Voor Moeskroen geldt hetzelfde.

‘Vóór ik ja of neen zei op de vraag om voorzitter te worden, wou ik de buitenlandse investeerders ontmoeten. Ik weet wel: kapitaal kan altijd vluchten, absolute garantie is er nooit. Maar ik zit veertig jaar in business en kan al wel wat inschatten hoe mensen zijn. En ik moet zeggen: ik denk niet dat die mensen, die negentig procent van de aandelen bezitten, hier voor de korte termijn zijn. Mocht ik geen vertrouwen in hen koesteren, dan was ik er als kleine aandeelhouder niet aan begonnen. Heel belangrijk is dat ze Futurosport een boost willen geven. Daar geloven zij enorm in en dat is een project op lange termijn.

‘Hun bedoeling is inderdaad spelers te ontwikkelen, jongens van bij ons en buitenlandse jongeren. Achter die Maltese vennootschap Latimer zit geen makelaar. Maar welke club krijgt níét met spelersmakelaars te maken? Welke speler heeft géén makelaar? Wie in het voetbal het makelaarsprincipe niet aanvaardt, moet petanque gaan spelen. Dat is de realiteit.

‘Kijk, mijn voorganger, Edward Van Daele, is toch niet eender wélke advocaat? Hij heeft een deontologie en zelf ben ik ook iemand met een enorme deontologie. Als ik dit doe, is het omdat ik vind dat het haalbaar is. Anders zou ik het niet doen.

‘Wat er wel noodzakelijk is, is een management dat een management is. Dat is wat we nu met Paul Allaerts gaan doen. Want wat baten goeie spelers als het hier niet goed geleid wordt? De investeerders waren er zelf ook van overtuigd dat er een algemeen directeur nodig was. We moeten nog professioneler worden.

‘Paul doet voortaan het dagelijks beheer en zal ook de budgetten beheren. Om de veertien dagen zullen we elkaar zien, dat zijn we zo overeengekomen. Mijn rol is meer op de buitenwereld gericht, maar dat betekent niet dat ik intern geen impulsen zal geven.

‘Ik ben geen advocaat, ik heb andere troeven, zoals het feit dat ik vier talen spreek. Maar we laten ons allebei niet doen. Edward zegt: ‘Je kunt niet permanent slaag krijgen en niet terugslaan.’ Zo ben ik ook. De actie van OHL choqueerde mij, maar het meest choqueerde mij dat Westerlo en Sint-Truiden met hen samenspanden om te proberen dat wij onze licentie niet zouden krijgen. Zoiets kan toch niet?! Dat moet veranderen.’

MEER RUST

‘Bijna overal waar ik geweest ben, vroegen ze mij als voorzitter. Ik ben ook voorzitter van de betonfederatie geweest, zelfs drie jaar Europees voorzitter. Dat je daar dan meestal op ingaat, zal ook wel wat met macht en erkenning te maken hebben. In elk geval ben ik altijd al een leidersfiguur geweest.

‘Dat ik hier voorzitter ben geworden, is ook omdat ik iets voor mijn stad wil doen. Ik woon op drie kilometer van het stadion, en Decomo ligt ongeveer op dezelfde afstand. Het is het op één na oudste bedrijf van Moeskroen – en het oudste bestaat niet meer. Als ik niet voor de noodzakelijke lokale verankering kan zorgen, wie dan wel?

‘Voetballen deed ik nooit zelf. In mijn jeugd ben ik wel afgevaardigde geweest van een ploeg van het college. Ik vulde de fiches in en sneed citroenen en appelsienen. Veel meer was dat niet. Er zijn er die mij al zegden: ‘Van délégué in het corporatief voetbal tot president van een eersteklasser, dat is een geweldig succes.’ (lacht)

‘Wat ik wel al deed, is tennissen en golfen.

‘Twintig jaar geleden ben ik gestopt met roken. Ik verstookte toen een pakje of twee per dag en ben ermee opgehouden toen de gezondheidscampagnes opkwamen. Nu steek ik nog altijd graag een havannasigaar op. Maar dat is niet hetzelfde als sigaretten, omdat je daarbij niet inhaleert.

‘Ik ben graag bij het volk. Ik kan moeilijk alleen blijven. Vroeger was ik een héél vurig karakter. Nu ben ik rustiger geworden. Dat is een beetje de wijsheid van een zestigplusser zeker?’

DOOR CHRISTIAN VANDENABEELE – FOTO’S KOEN BAUTERS

‘Zonder buitenlandse investeerders vrees ik dat we koeien op ons veld mogen zetten.’ – PATRICK DECLERCK

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content