‘Een manager,’ zegt Herman Van Holsbeeck, ‘is maar zo sterk als zijn directie wil dat hij is.’ Dus, bedenkt de aanstaande nieuwe manager van Anderlecht, zal hij niet van de eerste dag gaan roepen wat hij allemaal wil veranderen.

Toen dertig jaar geleden Racing White en Daring Molenbeek fuseerden, toog de jonge Herman Van Holsbeeck (nu 48) naar het secretariaat van het nieuwe RWDM om er zijn transfer aan te vragen. Daar tekende ene Michel Verschueren, toen de manager van de club, zijn overgang naar de Oost-Vlaamse derdeklasser Dendermonde. Als geboren Racing Whiteproduct had Van Holsbeeck in het Fallonstadion de Uefa-juniores gehaald. Na Dendermonde reisde hij, een controlerende middenvelder, via Union en Stade Leuven naar toenmalig tweedeklasser VG Oostende, waar hij zijn sportief plafond bereikte. Iets te traag, noemt hij zichzelf, meer een speler voor derde en vierde klasse.

Dertig jaar later moet hij wéér naar het bureau van Verschueren, maar dan nu om ingewijd te worden in de geheimen van het vak van Anderlechtmanager. Van Holsbeeck bouwde bij RWDM en Lierse stap voor stap krediet op, maar beseft dat hij in Anderlecht in een heel andere wereld terechtkomt. Ondertussen wil hij zich bij Lierse nog zo nuttig mogelijk maken als de voorzitter het wil. Bijvoorbeeld door het aflopende contract met de hoofdsponsor met een jaar te verlengen.

Waarom gaat u nu wél naar Anderlecht ?

Herman Van Holsbeeck : Toen Philip Collin me na het vertrek van Alain Courtois polste, vond ik niet dat ik kon vertrekken. We hadden hier in Lier net een nieuw project opgestart. In het leven moet je keuzes maken. Toen Gaston Vets me destijds voor het eerst namens Lierse benaderde, besliste ik ook om bij RWDM te blijven. Wij waren toen net naar tweede klasse gezakt en ik had Daniël Renders en Guy Vandersmissen zo hard overtuigd te blijven, dat ik het niet kon maken zelf weg te gaan. Toen Lierse een jaar later opnieuw kwam, ging ik wél. Omdat ik mij bij RWDM niet meer kon vinden in de richting die Eric De Prins en Freddy Smets wilden opgaan. Ik weet voor mezelf hoe een voetbalclub gerund moet worden : ik weet perfect wat ik wil en hoe ik dat wil.

Buiten Lier kent er bijna niemand u.

Ik ben niet iemand die voortdurend in de kijker wil lopen. Ik weet perfect waar ik naartoe wil. Als men mij niet vraagt mijn ideeën toe te lichten, heb ik daar geen probleem mee. Maar als men mijn mening wil, zal ik ze geven. Ik heb mijn carrière bewust in de schaduw opgebouwd. Als je snel gemediatiseerd wordt, krijg je ook vrij vlug de volle lading. Media-aandacht is voor de trainer en de spelers. Pas wanneer die onder vuur komen, is het aan de manager om het beleid toe te lichten en de sportieve keuzes te verdedigen. Dat heb ik hier vorig jaar met Regi Van Acker ook gedaan.

Op het einde stuurde u hem wel door.

Als je merkt dat de planning die je vooraf samen hebt opgemaakt, helemaal niet gehaald wordt en hij ook openlijk vragen gaat stellen bij het beleid van de club en kritiek geven op de voorzitter nadat we hem zo lang absolute rugdekking hadden gegeven, dan is het afgelopen. Ik heb er geen probleem mee om te snijden als dat moet.

Anderlecht is Lierse niet. Hoe anders gaat u er de dingen aanpakken ?

Ik ga ook bij Anderlecht op dezelfde manier proberen te werken, ook al weet ik dat de media-aandacht en de belasting er RWDM én Lierse samen maal tien zal zijn. Ik ben er op voorbereid : ik ga proberen mezelf te blijven. Maar het is niet omdat ik niet kick op de camera’s, dat ik niet brand van ambitie. Had men mij tien jaar geleden gezegd dat ik na zes jaar hard werken al op Anderlecht zou zitten, had ik dat niet geloofd.

Ik weet perfect wat ik wel kan en wat niet. Toen ik in dit wereldje kwam, heb ik lang aandachtig rond mij gekeken en geluisterd hoe het er aan toe gaat. Ik vind dat er in het Belgische voetbal veel blazen zitten. Als ik hoor wat er in de Profliga allemaal uitkomt, bewonder ik een intelligent man als Jean-Marie Philips dat hij daar zo goed mee om gaat. Doe je voor de één iets goed, dan is de ander mistevreden. Ik heb er lang gezwegen. Aanvankelijk meende ik dat de Profliga een verzameling mensen was die het Belgisch voetbal naar een hoger niveau zouden tillen. Al snel heb ik geleerd dat het er om interne conflicten ging. Zolang de doodsstrijd van een aantal clubs voortduurt, kan je enkel proberen de belangen van je eigen club zo veel mogelijk te beschermen. Dat is spijtig, want met iets meer solidariteit had het Belgisch profvoetbal misschien al veel sterker gestaan.

Waarom zou u kunnen wat namen als Alain Courtois en Paul Courant niet vermochten bij Anderlecht, namelijk : slagen ?

Die vraag hoorde ik ook toen ik bij Lierse aankwam. Wat komt die onbekende Brusselaar hier doen ? Onvoorstelbaar welke tegenkantingen ik het eerste jaar heb gekregen. Als Vlaamse Brusselaar kreeg ik niets cadeau hier in de Kempen. Elke dag weer moest ik me tegenover iedereen bewijzen. Ik kwam hier als algemeen manager, maar had in de praktijk niets te zeggen. Het was een lege titel. Toen heb ik het commerciële naar me toe getrokken, iets waar iemand afgerekend kan worden op cijfers. Toen ik op een dag langs mijn neus liet weten dat 624 van de 625 seats verhuurd waren, bekeken ze me plots heel anders. Dan kan je al eens iets zeggen.

Zal u wel eens vakantie nemen ?

Verschueren doet de dingen op zijn manier. Dat moet niet de mijne zijn. Als ik elke dag vergeleken zal worden met Verschueren, kan ik nooit winnen. Ik ga proberen mezelf te blijven. In het voetbal ben je, voor je het goed en wel beseft, zeven dagen op zeven vierentwintig uur bezig. Ik ervaar dat ik beter functioneer als ik ook privé goed functioneer. Dat evenwicht heb ik lang moeten zoeken. Tot het moment kwam dat ik besefte dat ik op een avond in een leeg huis thuis zou komen als ik nog langer mijn agenda door anderen liet bepalen. Sinds een jaar heb ik dat evenwicht min of meer gevonden. Ik zal nog elke morgen om acht uur aan de slag gaan en de club niet vóór zeven uur verlaten, maar daarbuiten bepaal ík wat belangrijk is en wat bijkomstig.

Wat wil u bij Anderlecht bewijzen ?

Een manager is maar zo sterk als zijn directie wil dat hij is. Ik trek ook lessen uit wat mijn voorgangers meemaakten. Als ik roep dat ik alles wil veranderen, ben ik er geweest. Ik ga rustig de tijd nemen om alle diensten te analyseren, daar zie ik dan wel wat er beter kan. In mijn contract staat dat ik alle bevoegdheden van Michel Verschueren krijg. Dat is te veel voor één man. Hij is het uithangbord van de club. Als je dat wil zijn, gaat tachtig procent van je tijd naar mediacontacten. Als ik tachtig procent van mijn energie in het werk op het veld wil stoppen, dan moet er een mediaverantwoordelijke komen.

De man die u in het voetbalmanagement lanceerde, Johan Vermeersch, was niet lovend over u.

Toen ik zijn bedrijf verliet en alleen naar Molenbeek terugkeerde, zei hij me vlakaf dat ik te kort kwam. Ik heb veel van Vermeersch geleerd en ik ben hem dankbaar voor de kans die hij me heeft gegeven, alleen vond ik de tijd gekomen om op mijn eigen vleugels te vliegen. Makkelijk was het niet. Omdat Molenbeek jaarlijks een tekort had van 40 miljoen frank, zag ik als enige oplossing een samenwerkingsakkoord met een grote club. Via de scout van Feyenoord kreeg ik het telefoonnummer van Rob Baan. Ik heb hem opgebeld en mijn plan voorgesteld. Zij zijn komen controleren of dat jeugdplan op papier ook realiseerbaar was. Vervolgens mocht ik met trainer Ariël Jacobs in een beloftenmatch van Feyenoord tegen Club Brugge twee spelers kiezen. Dat werden Kargbo en Kpaka. ‘Als je die binnen een jaar beter maakt, praten we verder’, beloofde Baan. Maar drie maanden later ging De Prins achter mijn rug om bij Feyenoordvoorzitter Van den Herick geld vragen. Toen wist ik dat ik RWDM moest verlaten. Dat had ik óók gedaan als Lierse niet was gekomen.

Zal u ervan overtuigd blijven dat Lierse een plaats verdient in de Belgische elite ?

Ja. Vraagt Anderlecht me niet, dan blijf ik op het Lisp, want daar is nog groeimarge. Gaston Vets heeft snel twee dingen begrepen. Dat je een aangepaste infrastructuur nodig hebt als je je inkomsten wil verhogen. De uitbouw van het stadion was dus de absolute prioriteit. En daarnaast dat je een ploeg op het veld moet brengen die goed genoeg is om al die seats vol te krijgen. Als de Benecompetitie, waarin ik geloof, er komt, moet Lierse bij de acht uitverkoren Belgische clubs horen.

Waarom ?

Wij hebben een gemiddelde van 8000 toeschouwers. Met meer comfort en minder concurrenten in de regio moet dat kunnen stijgen tot 10.000.

Dat had Lierse in het verleden nooit.

In het kampioensjaar waren er dat gemiddeld 11.500, in een verouderd stadion zonder enig comfort. Wij hadden toen 200 seats. Toen we er 625 bouwden, lachte iedereen ons uit : nooit zouden we die verkopen. Welnu : ik heb er 624 verkocht. Er is er nog één vrij.

Wat is het probleem in het Belgisch voetbal ? Dat men veel te gauw roept dat iets niet kan. Wij hebben hier twee jonge mensen voor de marketing aangeworven. Die zetten onlangs een actie op waarbij wie een ticket kocht voor drie thuiswedstrijden er gratis een fancard bij kreeg. Vooraf vroegen we alle bestuursleden om een gokje hoeveel extra supporters dat zou opleveren. De één gokte op 400 kaarten, ik was met 700 de meest optimistische. En weet je hoeveel extra supporters die actie heeft opgeleverd ? Tweeduizend vijfhonderd ! Daardoor speelden we hier op een zondagmiddag tegen Moeskroen voor 9500 man ! Ik bedoel maar : er zijn nog veel dingen te doen. Alleen moet je jonge mensen soms de kans geven om hun ideeën, onder begeleiding, uit te werken.

Wie het stadion van Lierse nu ziet, ziet een club die op twee gedachten hinkt. Enerzijds zit ze nog vast in haar verleden, anderzijds lonkt ze vooruit. Moest die nieuwe tribune er wel komen ?

In de oude accommodatie kon Lierse maximaal 250 eters plaatsen. Twee weken geleden tegen Anderlecht hadden we er 1100. Als je niet de mogelijkheid hebt om je klanten deftig te ontvangen, waar ga je dan je meerinkomsten halen ? Om die tribune te betalen lieten we negen spelers vertrekken. Van de 300 miljoen frank die dat opbracht, investeerden we 50 miljoen in zeven nieuwe spelers.

Alleen dreig je nu geen geld meer voor spelers te krijgen, waardoor de verdere uitbouw stokt. Vorig jaar vond Lierse 50 miljoen frank voor Huysegems te weinig.

Drie jaar geleden kregen we nog tachtig miljoen voor Jurgen Cavens en werd er 200 miljoen op het hoofd van Stein Huysegems geplakt. Een ramp zou het pas zijn als we straks De Roeck, Fasotte, Kone en Huysegems inééns moeten verkopen om aan het bedrag te komen dat Huysegems vorig jaar in zijn eentje zou hebben opgebracht. Ik ben zeker dat er straks bij Lierse spelers zullen vertrekken. Voor één speler hadden we tot voor kort geen vervanger : twee jaar lang heeft Lierse naar een type als Mitu gezocht. Nu is Stijn Haeldermans een alternatief. Onze kern is nu zo uitgebreid dat we het vertrek van één of twee betere spelers zonder veel kwaliteitsverlies kunnen opvangen.

Wordt Lierse niet zenuwachtig uit vrees dat er straks niemand verkocht zal kunnen worden?

Ik zal eens iets zeggen : zolang Gaston Vets hier voorzitter is, moet er bij Lierse niemand zenuwachtig worden. Gaston is kapitaalkrachtig en zal niet plots opstappen en de club in financiële problemen achterlaten. Zelfs als zijn vrouw het beu zou worden, zal hij verder doen.

Ik ben er zeker van dat Lierse straks minstens één speler zal verkopen.

Heeft uw verblijf bij Lierse u harder gemaakt ?

Tién keer. Voor ik in het voetbal zat, was ik verkoper. Een verkoper wil goed staan met iedereen. Als manager moet je leren keihard te zijn en niet van je lijn afwijken. Ik leer elke dag bij. Bij Molenbeek kon ik niet delegeren. Op een bepaald moment ben je met zo veel bijkomstigheden bezig, dat je niet meer toekomt aan de essentie. Wat telt is : een goed team samenbrengen, waarin iedereen zijn taak kent en daar kan mee leven. De dag waarop de fysiektrainer er heimelijk van droomt hoofdtrainer te worden en de kine dokter wil zijn, moet je resoluut ingrijpen.

Ik weet dat een aantal mensen mijn bloed wel kan drinken. Na een tijd merkte ik dat er hier een aantal rondliepen die teerden op het verleden en zich niet meer in vraag stelden. Wat twintig jaar geleden werkte, is nu geen garantie meer voor succes. Ik heb zelf een Heizeldiploma, maar als ik Emilio Ferrera bezig zie, sta ik wel te kijken. Het vinden van de juiste mensen aan wie je verantwoordelijkheid kan geven, die weten waar ze over praten en die bereid zijn samen te werken : dát is het moeilijkste. Lierse heeft nu een goeie technische staf. Vorig jaar leerden we dat je minimum één bewaker van de clubfilosofie in de technische staf nodig hebt, die niet door de hoofdtrainer gehaald is. Dat moet iemand zijn die loyaal en correct is en die zich goed in zijn vel voelt in zo’n verbindingsrol. Patrick Deman kan dat.

Was Lierse een ingeslapen club ?

Ik vond dat men er te veel teerde op het verleden. Toen ik kwam en ik stelde iets voor, kon dat niet. Want men deed het al twintig jaar anders. Sorry, maar zo werkt het niet. Ik meen te mogen zeggen dat ik vaak een beter alternatief heb. Lukt het niet, dan geef ik dat ook toe. Als je fouten maakt, moet je er in de eerste plaats voor zorgen dat ze niet dramatisch zijn, en er vervolgens uit leren.

Kan u harde beslissingen nemen ?

Met tegenzin, maar als je op sportief vlak niet kort op de bal speelt, woekert een klein kankergezwel snel uit en word je er vroeg of laat zelf op afgerekend omdat je niet durfde in te grijpen. Bij Lierse is Archie Thompson me ook komen opzoeken na zijn verwijdering. Maar aan de hand van statistieken maakte Ferrera me duidelijk dat Archie in dat anderhalf jaar geen vooruitgang maakte, ondanks de progressiemarge die iedereen hem toedicht. Als een spits geen goals of assists verzorgt, ga ik Ferrera niet tegenspreken. Emilio leert snel, merk ik. Als hij de nederlaag op Beveren op zich neemt, merk ik dat hij nu ook al met positieve stress kan omgaan.

Zal hij volgend seizoen niet meer voor de bank van Anderlecht staan juichen wanneer Lierse er met de zege gaat lopen ?

Weet je wat het is ? Ferrera en Vercauteren zijn allebei zo’n sterke persoonlijkheden dat ze elkaar niet kunnen luchten, hoewel ze mekaar nauwelijks kennen. Stel dat je die ooit op een dag kan doen samenwerken…

door Geert Foutré

‘Het is niet omdat ik niet kick op de camera’s, dat ik niet brand van ambitie.’

‘Verschueren doet de dingen op zijn manier. Dat moet niet de mijne zijn.’

‘Zolang Gaston Vets voorzitter is, moet er bij Lierse niemand zenuwachtig worden.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content