Jan Hauspie
Jan Hauspie Voormalig redacteur bij Sport/Voetbalmagazine.

La Louvière ging kapot aan de strapatsen van Zheyun Ye, maar RACS Couillet, de ex-club van Silvio Proto, werd er beter van. Zonder voorkennis van zaken, aldus trainer Casimir Jagiello, ex-La Louvière.

Dag op dag een jaar nadat het Sporting Charleroi met 0-2 kwam verslaan, stond La Louvière zondag opnieuw in Charleroi te voetballen. Niet op Mambour, maar wat verderop in het Stade de Neuville. Een gemeentelijk stadion dat in een grauwe arbeiderswijk ligt en waar naar verluidt 12.000 bezoekers binnen kunnen. Voor het duel tussen het thuisspelende RACS Couillet en La Louvière afgelopen zondag waren die er alvast niet. Daarvoor is Couillet, een deelgemeente van Charleroi, te nietig en La Louvière te erg in verval. Het regende oude wijven bovendien.

Toch heeft ‘La Neuville’ geschiedenis. Enkele voetbalgeneraties geleden werd er nog eersteklassevoetbal gespeeld. Het was de thuishaven van Olympic Charleroi toen, sinds een fusie in 2000 voluit Royal Olympic Club Charleroi Marchienne. Vandaag is dat een derdeklasser. Net als Couillet, dat, sinds het vorig seizoen uit bevordering promoveerde, opstapte uit zijn eigen krakkemikkige Stade de Fiestaux waar ooit Silvio Proto zijn eerste ballen pakte. Proto’s vader is nog steeds penningmeester van de club.

De verhuis moest de grote ambities van Couillet kracht bijzetten. Het bespeelt La Neuville nu afwisselend met Olympic. En Casimir Jagiello is de trainer die de ambities moet waarmaken. Jagiello, een in 1982 ingeweken Pool, is dik bevriend met Wlodek Lubanski. Lubanski en zijn echtgenote waren erbij zondag. Net als Paul Courant, die zijn spelerscarrière beëindigde bij Union toen Jagiello er trainer was. Jean-Paul Spaute en Luka Peruzovic, ooit samen voorzitter en trainer van Sporting Charleroi, zijn ook van de partij. Roland Louf, hoewel uitgenodigd, niet : Louf was Jagiello’s hulptrainer bij Union en nadien zijn manager bij Francs Borains. “Had La Louvière Roland niet laten gaan, het zou er vandaag niet zo slecht aan toe zijn”, weet Jagiello.

Met het bananenschip

La Louvière tuimelde na vorig seizoen in één ruk van de eerste naar de derde klasse. Bovenop de sportieve degradatie – de ploeg was als laatste geëindigd – kwam een extra sanctie omdat het geen licentie had bemachtigd. Vandaag herinnert niets op Tivoli nog aan de winst van de beker van België, het grootste succes uit de clubgeschiedenis, niet langer dan van 2003 geleden. Wat er níét meer is, zoals het witte viptentendorp voor de ingang van het stadion, valt nog het meest op. Anekdotes zetten de teloorgang alleen maar dikker in de verf. Die over een kleedkamer zonder water is er maar één van. Het is geen feest zich te moeten wassen met mineraalwater uit petflessen. Bovendien blijft het koud water.

Niemand die er zich iets van aan schijnt te trekken. Voorzitter Filippo Gaone laat zich nog amper zien. Hij zou zich dit seizoen alleen nog maar voor de uitduels tegen Seraing en Olympic Charleroi hebben verplaatst, en het duurde tot diep in november voor hij op een thuiswedstrijd van zijn La Louvière werd opgemerkt. De supporters hebben hem de rug toegekeerd. Zij verwijten hem zijn verzet tegen de verschillende overnameplannen die er al zouden zijn geweest, onder meer van Jean-Paul Spaute (met de hulp van de ondertussen in Seraing neergestreken Engelse geldschieter van spelersmakelaar Peter Har-rison). Gaone zou alvorens op te stappen graag eerst nog persoonlijk het percentage opstrijken waarop La Louvière recht heeft als zijn ex-spelers Peter Odemwingie en Mannaseh Ishiaku door hun huidige clubs worden doorverkocht. Daarom, zo wordt gezegd, blijft hij zitten. Een verrottingsstrategie, vinden de trouwste fans, waardoor ze weigeren hem ook nog maar één euro toe te stoppen. Dus blijven ze tijdens de thuiswedstrijden buiten het stadion staan.

Van manager Chris Benoît en advocaat Laurent Denis, samen met Gaone in opspraak geraakt in het dossier rond gokchinees Zheyun Ye, is al helemaal geen spoor meer. Jean-Claude Verbist, ex-Bergen, waakt nu over de dagelijkse werking in de club, maar zijn dictatoriale trekjes maken de clubmanager meer gevreesd dan geliefd. Al vroeg in het kampioenschap ontsloeg hij trainer Patrick Thairet, waarna hij de loper uitrolde voor zijn goede vriend Dominique Cuvelier.

Verbist geldt als een acoliet van Gaone. Beiden kennen elkaar uit de textielsector : Gaone doet er zaken en Verbist is vakbondsafgevaardigde. Zijn terugkeer deze zomer wekte niettemin verbazing. Tijdens een eerder dienstverband bij La Louvière enkele jaren geleden werd hij door Gaone ontslagen, waarna hij zelf lelijke dingen over de voorzitter riep. Bovendien is hij een dichte kennis van Pietro Allatta, met wie Gaone tijdens Ye’s infiltraties op Tivoli verklaarde niets te maken te willen hebben. Verbist en Allatta woonden lange tijd op een paar straten van elkaar in hetzelfde dorp.

Ook op het veld is nog weinig hetzelfde in La Louvière. Maar één speler is gebleven : Alexandre Potier, beroemd geworden wegens zijn easy doelpunt onder Gilbert Bodart in de beruchte wedstrijd op Sint-Truiden. En verder doelman Benoit Daniel, normaal de opvolger van de naar FC Brussels vertrokken Michael Cordier, zelf de opvolger van Proto geweest, maar hij zit, net als Potier, alweer op de bank. Verder is het een komen en gaan van testers uit vooral Afrikaanse windstreken. Grote kwaliteit blijkt daar niet tussen te zitten, en dat de trainer van de B-kern zelf van Afrikaanse origine is en in het Brusselse milieu vooral bekend staat als spelersbegeleider, wekt alleen maar meer argwaan bij de laatste overgebleven trouwe soldaten. Een kern van om en bij de dertig spelers, in de dérde klasse ? “De tijd is niet veraf dat ze met de bananier worden aangevoerd”, klinkt het zuur. Met het bananenschip dus.

La Marseillaise

Geen Cordier en Potier op het veld afgelopen zondag in Charleroi, maar genoeg andere namen die vertrouwd in de oren klinken. Zoals Wifrid Grandisson. Een jonge Franse aanvaller die La Louvière vorig seizoen in de winterstop kwam versterken. Net als een kwartet andere Fransen, van wie uiteindelijk alleen Martin Ekani zou blijven en, in tegenstelling tot Grandisson, ook spélen. Allemaal gekomen via een mysterieuze Franse makelaar die op dat moment een stroman heette te zijn van Allatta, de Belgische escorte van Ye.

Grandisson kwam van Olympique Mar-seille. Vandaag speelt hij voor Couillet. “Ik kende hem helemaal niet”, zegt Casimir Jagiello, die bezig is aan zijn vierde seizoen als trainer van Couillet. “Hij is ons voorgesteld door onze sportieve coördinator, Ivano Casparini, en heeft twee testwedstrijden meegespeeld. Waren die niet goed geweest, zou hij hier nu niet hebben gezeten, geloof me vrij. Maar hij was goed en ik had een snelle rechterflankspeler nodig. Pas achteraf vernam ik dat hij voor La Louvière had gespeeld.”

We zitten in Castelli Romani, het Italiaanse restaurant van Jagiello in Woutersbrakel, halfweg Brussel en La Louvière. Jagiello ként La Louvière. Eind jaren 1980, in het laatste seizoen voor Gaone voorzitter werd, was hij er trainer en later opnieuw van 1993 tot april 1995. In die periode loodste hij de club naar de tweede klasse. Gaone en hij zijn goede bekenden van elkaar gebleven. “Hij is de enige die ooit in La Louvière heeft geïnvesteerd. Als de club iets heeft betekend, is het dankzij hem.”

Jagiello laat zijn bestek rusten en belt Charles Beugnies, de secretaris van Couillet. “Charles, van welke club hebben wij Grandisson getransfereerd ? Marseille, zeg je ?” Hij kijkt weer op. “Wij hebben hem niet van La Louvière genomen.”

Het enige contact dat hij toch met zijn ex-club zegt te hebben gehad, ging over hemzelf. “Deze zomer ben ik opgebeld door hun manager om er trainer te worden, maar ik voel me uitstekend in Couillet. Dus ben ik er niet op ingegaan.”

Jagiello is lovend voor zijn huidige voorzitter. Roberto Leone – naamgenoot, maar geen familie van Dominique Leone, zijn collega in Bergen – is een in Marchienne gevestigde concessiehouder van Alfa Romeo. Begin vorig seizoen volgde hij André Liesse op, die noodgedwongen opstapte. Dat gebeurde nadat hij, als voorzitter van de sociale huisvestingsmaatschappij La Carolorégienne, van gesjoemel in verdenking was gesteld in de omvangrijke fraudezaak die Charleroi tot op vandaag in haar greep heeft.

De voorzitterswissel kwam er in een ook op het sportieve vlak bizar seizoen. De hele heenronde won Couillet amper drie keer en reeg het de nederlagen aaneen. Na de winterstop kwamen er tot maart maar drie punten (drie gelijke spelen) bij. Maar van dan af was de ploeg niet meer te stoppen : van zijn laatste negen wedstrijden won Couillet er opeens zes, waardoor het bijna nog het derde periodekampioenschap won en naar de eindronde voor promotie naar de tweede klasse mocht.

Jagiello proeft de achterdocht. “Zo abnormaal is dat toch niet ?” Hij zegt het niet te begrijpen. “Bijna de hele heenronde was een pak spelers geblesseerd. Vervolgens hebben we in de winterstop twee transfers gedaan, van twee spelers die ik erg goed ken : Hocine Chebaiki en Moustapha Douai. Dat en het feit dat spelers terugkeerden uit blessure verklaart onze remonte.”

Een spirituele zoon

Chebaiki en Douai : het zijn nóg twee vertrouwde namen. Beiden gingen medio 2005 aan de slag bij AC Allianssi, de Finse club die pas was overgenomen door Zhe-yun Ye en Olivier Suray en die door Thierry Pister werd gecoacht. Hun eerste wedstrijd verloren ze met 8-0 en ging de wereld rond. Gokkers deden een gouden zaak. Na enkele maanden pakte het Belgische contingent zijn biezen en Allianssi ging failliet.

“Hocine ken ik van toen hij zó klein was”, vertelt Jagiello argeloos en niet zonder trots. “Hij is mijn spirituele zoon. Ik heb hem nog in mijn voetbalschool in Ge-nappe gehad en later ook als trainer van Union en RC Doornik. Vanaf november zat hij zonder club, ik heb hem gebeld en hij is direct met ons beginnen meetrainen. Gratis, want zijn contract liep pas vanaf januari. Douai heb ik nog bij Francs Borains getraind. Hij is zich zelf komen aanbieden. Hij is pas beginnen trainen toen hij tekende, waardoor hij ook later fit was. Wat ik van Hocine heb begrepen, is dat zij misbruikt zijn door die Chinees en nooit hun geld hebben gezien. Na dat ene gesprek zijn we er niet meer op teruggekomen. Met Douai heb ik het er zelfs nooit over gehad omdat ik met hem niet hetzelfde menselijke contact heb.”

Ook Sergei Omelianovich wilde na het Finse avontuur graag voor Couillet voetballen, maar dat was dan weer buiten Jagiello gerekend. “Sergei is nog via Luban-ski in België terechtgekomen”, zegt hij. “Twee keer eerder heb ik hem in mijn ploeg gewild en telkens heeft hij mijn voorstel afgewezen. Dan moet hij de derde keer niet zelf afkomen.” Omelianovich vond onderdak bij Tubeke en verhuisde in het tussenseizoen naar Ronse.

Daar voetbalden ook Chebaiki en Douai toen Pister er in 2004 als trainer binnenkwam. Pister volgde toen de ontslagen Jagiello op.

Van de vierde uit België naar Finland afgereisde voetballer is nadien niks meer vernomen : Grégory Goffin, de jonge doelman die acht ballen rond de oren kreeg met Allianssi en er nadien geen minuut meer speelde. Hij klopte, een jaar geleden, als eerste weer aan bij Couillet. Niet verwonderlijk, want hij kwam er ook vandaan. Jagiello werkte maar een half seizoen met hem, maar het klikte niet tussen beiden en Goffin week uit naar de Luxemburgse competitie. Toen hij medio 2005 tijdens de voorbereiding naar Couillet terugkeerde, was hij geblesseerd aan de knie. Jagiello hoefde hem niet en ineens was hij weg. Naar Allianssi, met die knie. En toen werd het 8-0.

“Ik hoorde pas achteraf dat hij in Finland was geweest,” zegt Jagiello, “maar wij hadden al een goede doelman, dus ik moest hem niet.” Waar hij nu keept, zegt de trainer niet te weten. Zijn secretaris weet het wel. “Grégory zit bij Morialmé nu”, zegt Charles Beugnies aan de telefoon. Jeunesse Morialmé is de provincialer waar Olivier Suray sinds de farce met Allianssi weer de voetbalschoenen aantrok.

Vissen in Henegouwen

Het is een wondere wereld en hij hangt van wel veel toevalligheden aan elkaar, zo lijkt het wel. Zeker als ook nog eens Jonathan Bourdon het doel van Couillet blijkt te verdedigen. Bourdon was eerste doelman bij Westerlo tot hij in de slotminuut van het duel op Bergen opzichtig in de fout ging en zijn ploeg met 3-2 de boot inging. In volle Ye-hoogdagen was ook hij meteen gebrandmerkt. Hij zou nadien nooit meer tussen de Westelse doelpalen staan en het is een publiek geheim dat Westerlo van hem af wilde. Pietro Allatta was zijn manager.

“Helemáál niet”, windt Jagiello zich op. “Voor die transfer heb ik met Yves Baré onderhandeld. Franco Basile, iemand die bij de jeugd van Sporting Charleroi werkt, heeft Jonathan overtuigd om bij ons te komen. Ik kon het haast niet geloven, zó’n keeper. Het is voor mij een enorme eer om met Jonathan te mogen werken. Een crème van een jongen. Nu al is er voor hem interesse van grotere clubs.”

Het is ver over lunchtijd ondertussen en Castelli Romani is leeggelopen. Jagiello wil iets verduidelijken. “Kijk,” zegt hij, “ze zijn zich allemaal komen voorstellen, die gasten uit Finland. Maar is dat zo vreemd ? Ze komen allemaal uit de Henegouwse regio : Jonathan wóónt zelfs in Charleroi. Het is die kleine vijver waaruit wij allemaal vissen. De keuze is echt niet groot, hoor : in het Henegouwse voetbal komen we elkaar voortdurend tegen. Wij, net als alle andere clubs hier, zijn op zoek naar de beste spelers in die regio. Het is maar door mijn vele goede relaties dat Couillet er af en toe in slaagt spelers met naam aan te trekken. Omdat ze lang geblesseerd zijn geweest of geen club hebben. Anders waren zij geen spek voor onze bek.”

En wat Allatta betreft : natuurlijk kent hij hem. Hij zat zelfs al in zijn restaurant, dat ontkennen heeft geen zin. Maar in al die jaren dat hij in Couillet is, zegt Jagiello, plaatste Pierrot er slechts één speler. “En het was niet één van die mannen uit Finland.”

Francs Borains (bis)

Couillet-La Louvière eindigde op 4-1. Terwijl de een de blik verlangend omhoog richt, zet de neergang van de ander zich onverminderd voort. Jagiello droomt van een nieuwe stunt, vergelijkbaar met wat hij twintig jaar geleden realiseerde met Francs Borains. Met die club bereikte hij medio jaren 1980 als derdeklasser de halve finales van de beker van België. Dat was tegen het Cercle Brugge van Georges Leekens. “Sindsdien kent iedereen Francs Borains”, zegt hij met opvallende pretoogjes. “Nu gaan we Couillet op de kaart zetten.”

JAN HAUSPIE

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content