De glimlach op het gezicht van Thomas Caers verraadt veel. De linksachter van Sint-Truiden heeft het naar zijn zin in Haspengouw. Het STVV-gevoel van een Kempenaar, wiens loopbaan bijna ten einde was.

Die pretoogjes. De deugnieterij valt er van af te lezen. Met de speelkaarten in de hand stormt Thomas Caers (30) richting de kille en stille kleedkamers. Bijna letterlijk sleurt hij Bram Vangeel van onder de douche. ” Vangeeltje, schiet op jongen, ze wachten op jou. Pak de kaarten al maar vast.” Een dagelijks tafereel in de hel van Staaien. “Als er hier niet dagelijks iets uitgehaald wordt, is de club ten dode opgeschreven.”

“De spelersgroep hangt hier ongelooflijk sterk aan elkaar”, vertelt Caers. “Het mag misschien als een cliché klinken, maar het is zo. Onvoorstelbaar dat zoiets in een professionele wereld nog kan. Wij zijn een echte kinderbende ( hilariteit, lacht). Speels naast het veld, maar bloedserieus op het veld. Daar wordt er gewoon keihard voor elkaar gewerkt. Voor mij de ideale werksfeer. Van nature uit ben ik zelf misschien wel een klein kind. Ik moet me kunnen amuseren en me uit kunnen leven. Aan de andere kant ben ik op en top prof. Ik doe er alles voor. Ik leef honderd procent voor mijn vak. Ik wil een voorbeeld zijn voor de jonge gasten in onze groep. Geen leidersfiguur : ik hou er niet van om op die jongens in te praten. Het handje vastnemen van iemand van zestien, zeventien jaar : neen, dat doe ik niet. Ze zijn verstandig genoeg om alles zelf te ontdekken en hun eigen weg te gaan.

“Dagelijks stap ik vol goede moed in mijn wagen. Ik kom hier met plezier naar toe, ook al woon ik in Herentals, hier zo’n tachtig kilometer vandaan. In het anderhalve jaar dat ik bij Sint-Truiden speel, ben ik nog geen enkele keer met tegenzin in de auto gesprongen, neen. Misschien een gevolg van een nare ervaring bij het Nederlandse MVV. Mijn hart bloedt als ik de verhalen van KV Mechelen en Lommel hoor. Dat heb ik in Nederland ook meegemaakt. Het eerste seizoen speelden we in de eredivisie. Een verademing als je het Belgische voetbal gewoon bent en tegen toppers als Ajax, PSV en Feyenoord mag aantreden. Ik speelde een goed seizoen, maar toch degradeerden we. En toen begon de ellende. Het liep sportief niet zoals verwacht. Iedereen dacht dat we onmiddellijk terug zouden promoveren. En dan kwamen daar nog de financiële problemen bij.

“Tot de laatste dag heeft het gemeentebestuur ons de helpende hand gereikt. Je werd niet meer betaald en toch blijf je die grote afstanden afleggen. Ik had het allemaal wel gezien. De laatste maanden trok ik niet echt met mijn volle goesting naar ginder. Ik was dan ook nog aanvoerder. Ik moest van her naar der hossen om het bestuur te overtuigen hun laatste centen aan de spelers te geven. Niet gemakkelijk. Ik kan allicht aannemen dat het voor sommige spelers in Lommel een groot drama is. Niet iedereen verdient serieus zijn boterham. Je moet elke maand je rekeningen betalen en ik neem aan dat het daar voor enkele jongens heel moeilijk is. Gelukkig had ik nog wat geld op mijn rekening.”

“Ik zat ik diep in de put. Zowel sportief als extrasportief. Ik had het geluk dat Sint-Truiden mij uit de put trok. De club hengelde al langer naar mijn diensten. Was het niet halverwege het seizoen geweest, ik zou zeker in het tussenseizoen overgekomen zijn. STVV heeft een serieuze inspanning gedaan om mij binnen te halen. Dat gaf mij een heel goed gevoel. Tot nu toe heb ik geen moment spijt van die beslissing. Het is hier gewoon fantastisch. Elke dag valt er wel iets te beleven.

“Je gelooft het misschien niet, maar het is hier wel degelijk elke dag grappen en grollen. En dat zorgt voor een goede sfeer. Elkaar wat verbaal plagen en onnozelheden, zoals gesjoemel met voetbalschoenen en shampoos. Ook vergroten we zaken die in de krant staan uit. Vraag het maar aan onze kinesist. Hij had bij de jukbeenbreuk van Peter Voets meer oog voor de bevallige dokteres dan voor Peter. Hij heeft het moeten horen, hoor.

“Onze groep gaat goed met die pesterijen om. Dat is onze sterkte. Er kan goed geïncasseerd worden, maar iedereen weet ook goed waar de grens ligt. Iedereen weet wat men aan elkaar heeft. Ook de buitenlanders. Ik ga niet zeggen dat de Afrikanen gretig meedoen, Desiré ( Mbonabucya, nvdr) en Claude ( Kalisa, nvdr) kunnen goed incasseren. Ze zijn zelf dan wel niet de aanstokers, maar ze kunnen er mee leven. Uit ervaring weet ik dat Afrikanen heel gefixeerd zijn op hun herkomst, godsdienst en cultuur. En ze hebben niet graag dat je daar dan een grapje over maakt. Tegen Desiré kunnen wij bijvoorbeeld wel eens zeggen, om te lachen : vuile zwarte. Als je dat één keer zegt, kan hij dat perfect aanvaarden. Niemand voelt zich hier direct gepakt of persoonlijk geviseerd. Iedereen kent me : ze weten dat als ik iets zeg, ze dat dikwijls met een korrel zout moeten nemen.

“Als je de serie Team Spirit bekijkt, hadden ze misschien beter hier een keertje komen filmen. Het heeft er heel veel van weg, alleen staan er bij ons geen blote vrouwen onder de douche. De sfeer van een caféploeg, ja. Bijna allemaal jongens uit dezelfde streek, van dezelfde inborst en ongeveer hetzelfde karakter. Dat is toch wel belangrijk. Als je met een hoop buitenlanders zit, kun je zo’n sfeer niet creëren, denk ik.”

Veel scheelde het niet of Thomas Caers kon die goede sfeer nooit meer opsnuiven. Begin september hing zijn voetballoopbaan aan een zijden draadje. “In het begin van het seizoen sukkelde in met een zware bacteriële infectie”, doet hij het verhaal. “Het gevolg van een routineoperatie aan het eind van de vorige campagne. Een operatie van niets, maar wel eentje met zware gevolgen. Ik speelde elke week, ook al voelde ik me niet zo lekker. Ik zweette vaak, had last van buikkrampen, van zweertjes. Er klopte iets niet. Maar ik ben een hele harde. Ik beet door tot het bobijntje helemaal af was. Tot de laatste minuut wou ik niet afgeven, ook al was ik doodziek. De dinsdag na de partij tegen Beveren kon ik niet meer op mijn hiel staan. Toen ik op mijn achillespees duwde, spoten de etter en de vuiligheid er uit. Met spoed ben ik diezelfde dag nog in het ziekenhuis van Leuven opgenomen. De dag ervoor had ik, ironisch genoeg nog twee keer met pijn getraind. Ik voelde me die dag heel slecht, maar ik dacht : het zal wel beteren.

“Het was kantjeboord. Ik was er erg aan toe. Een infectie tot in het topje van mijn tenen. Had ik enkele dagen langer gewacht, had ik een kruis kunnen zetten over mijn voetbalcarrière. Voor Juan Lozano betekende een zelfde infectie het einde van zijn loopbaan. In de weken die volgden waande ik me in een echte horrorfilm. Wat ik in het ziekenhuis allemaal gezien heb… Ik lag op een verschrikkelijke gang. De eerste dagen zelfs in een vierpersoonskamer. Tussen allemaal mensen die een amputatie moesten ondergaan. Diabetici met afstervende lichaamsdelen. Vreselijk. De verplegers en verpleegsters liepen er allemaal gemaskerd rond. En ik lag daar. Met een klein wondje. Gewoon wat aan een infuus liggen en antibiotica nemen. Geen aangename belevenis, die ellende die je rond je ziet. Dat was niet echt het summum van mijn carrière ( lacht).

“De eerste weken na mijn ontslag uit het ziekenhuis kon ik niets. Ik pikkelde wat op mijn krukken rond. Bij de minste inspanning sloeg mijn hart op hol. Toen ik op Staaien aankwam, zagen ze de spelers geen kerngezonde Caers. Wel een bleek, afgetrokken exemplaar. Toch heb ik uit die ervaring een belangrijke levensles getrokken. Ik heb geleerd dat ik niet meer zo hard mag zijn voor mezelf. Ik ben hard voor anderen, maar voor mezelf gaat dat nog een graad verder. Als ik ziek ben, durf ik toch komen trainen. Daar ben ik nu toch wel vanaf gestapt. Herstellen is toch zeker zo belangrijk. Als je lichaam signalen geeft, dat de rem er even opmoet, dan doe ik dat nu. Vroeger deed ik dat nooit. Ik probeer nu wat realistischer te zijn.

“Ik ben ongeveer een dikke maand out geweest. Ik stond naast een goed draaiende ploeg, maar ik vond dat niet erg. Ik wist dat als ik terug fit was, ik zou spelen. Daar was ik van overtuigd. Misschien was het voor mij zelfs ideaal dat de ploeg zo goed draaide. Een extra motivatie. Vanaf het eerste moment heeft de trainer me terug op de bank gezet, hoewel ik nog niet honderd procent was. Ik vond dat een ongelooflijk mooie geste van Jacky ( Mathijssen, nvdr).Ik pak u erbij en werk gerust aan uw revalidatie. Dat gaf me een ongelooflijk gevoel.”

Voor Jacky Mathijssen en de zijnen zou de Beker van België een bekroning zijn van een mooi seizoen. En de club heeft met de 1-0 uit de heenwedstrijd een goede uitgangspositie op de finale. “De bekerfinale niét halen zou een grote ontgoocheling zijn”, geeft Thomas Caers toe. “De 1-0 is een goede uitgangspositie, maar als GBA na tien minuten scoort, hebben we geen uitgangspositie meer. We hebben het zelf in de hand, maar iedereen moet er wel honderd procent voor gaan. De laatste weken komen we tot het besef dat we ons moeten blijven inzetten, anders vallen de resultaten tegen. Dat is ons probleem. Als er enkele spelers uit vorm zijn, kunnen wij die hoge toppen niet meer scheren.

“De beker leeft in onze groep en de druk neemt stilaan toe. Voor de club zou het een enorm grote stap voorwaarts zijn. Gelukkig zorgen de competitiewedstrijden voor afleiding. We spreken niet zo vaak over de beker, maar volgens mij is iedereen uit de groep daar in zijn diepste binnenste toch mee bezig. Nu zeker met het geval Lommel. Het is vrijwel zeker dat zij de finale niet zullen spelen en dat La Louvière nu al geplaatst is. Nu is het aan ons. Wij moeten er alles voor doen om die finale te halen.

“Eigenlijk moet ik bekennen dat ik elke dag met de beker bezig ben. Ik ben nu dertig jaar, ik heb nog hoogstens vijf jaar te voetballen. Het zou wel eens once in a lifetime kunnen worden. Voor iedereen hier bij Sint-Truiden. Ik ben al een paar keer naar een finale gaan kijken. Als je dan die festiviteiten ziet… Ongelooflijk. Anderzijds vergaat de wereld niet als we de bekerfinale niet halen. Het leven bestaat uit ontgoochelingen en euforie. Als we de beker toch niet zouden winnen, kan ik alles goed relativeren.

“Voetbal blijft in de eerste plaats een hobby. Ik ben overal in gesukkeld. Op mijn zeventiende speelde ik nog in derde provinciale. Vervolgens maakte ik de opgang van Westerlo mee naar eerste en behaalde een universitair diploma ( licentiaat lichamelijke opvoeding, nvdr.). Op mijn vierentwintigste tekende ik mijn eerste profcontract bij AA Gent. Misschien ineens die stap te ver. Ik ben niet bezig met wat ik nog in het voetbal wil bereiken. Ik ben geen planner : wat zich voordoet, doet zich voor. Ik noem het geen gebrek aan ambitie, de grote clubs staan toch niet op de oude Thomas Caers te wachten. Ik ben gewoon realistisch. Als mijn carrière gedaan is, stap ik ook onherroepelijk uit het voetbal. Er is toch meer in een leven dan voetbal alleen.”

door Kristof Terreur

‘Ik heb geleerd dat ik niet meer zo hard mag zijn voor mezelf.’

‘Ik moet bekennen dat ik elke dag met die bekerfinale bezig ben.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content