‘Wij zijn geen beesten in een kooi’

© belgaimage - christophe ketels

Hij heeft er ‘een kloteseizoen’ opzitten, dat hij nog hoopt te redden door het spelen van de barrages voor de Europa League. Een gesprek over de vuilnisbak van Sclessin, het theater en zelfs Anthony Vanden Borre.

Zijn eerste woorden: ‘Een kloteseizoen, dat is het voor mij geweest!’ Het heeft Silvio Proto niet meegezeten sinds hij vorige zomer Anderlecht verliet. Een ernstige knieblessure in november, een zware revalidatie, een terugval in februari… ‘En dan speel ik eindelijk weer in de play-offs enkele prima wedstrijden, laat José Izquierdo zijn voetje hangen en loop ik een blessure op aan twee tenen… Echt, ik wil maar één ding: dat het volgende seizoen snel begint.’

Je had dit seizoen nog kunnen redden door de bekerfinale te spelen. En te winnen.

Silvio Proto: ‘Zonder die terugval was ik helemaal klaar geweest voor de finale, maar die twee weken oponthoud hebben me genekt. Een week voor de finale speelde ik op Standard, maar ik voelde wel dat ik nog niet helemaal de oude was. Ik deed er een fameuze redding in de 94e minuut, zo een die je niet doet als het in het kopje niet goed zit, maar toch ontbrak er nog iets. Veel mensen zeggen me dat Oostende met mij in de goal de finale zou gewonnen hebben. Misschien zou ik een geweldige match gespeeld hebben, ja, maar voor hetzelfde geld had ik na vijf minuten geblunderd. We zullen het nooit weten.’

Er waren toch wel enkele mooie herinneringen dit seizoen?

Proto: ‘De thuiszege tegen Club Brugge in het begin van de competitie. Het onthaal door de supporters van Anderlecht toen ik er voor het eerst terugkeerde. De sterke wedstrijd op Standard bij mijn comeback. De match op Gent in de play-offs.’

Minder druk, meer plezier

Wat druk betreft ging je van het ene uiterste naar het andere. Heel veel in Anderlecht, nauwelijks in Oostende.

Proto: ‘Niet overdrijven: er was de druk om play-off 1 te halen, dan de druk om vierde te worden, de druk om ons te kwalificeren voor de Europa League… Oké, dat is anders dan de druk om de titel te pakken. Marc Coucke vat het goed samen: niks moet maar alles kan. Ik merk wel dat ik meer ontspannen ben sinds mijn transfer naar Oostende en dat weerspiegelt zich ook binnen mijn gezin. Mijn levenskwaliteit is erop vooruitgegaan. Bij Anderlecht kun je een overwinning nooit vieren, want je speelt twee matchen per week. Hier hebben we minder wedstrijden, meer dagen vrij en tijd om te relaxen. Ik rij 260 kilometer per dag om te gaan trainen, maar ik voel me toch minder moe dan toen ik bij Anderlecht speelde.’

Werd die druk daar moeilijk te harden voor jou?

Proto: ‘Neen, ik sta graag onder druk. Dan speel ik mijn beste matchen, wanneer al de supporters achter je staan en je weet dat je niet mag verliezen. Maar ik ga nu ook niet beweren dat ik het mis. Ik kan leven mét druk maar ook zonder. En ik zie er de leuke kanten van: minder druk betekent meer plezier in de kleedkamer. Ook omdat er minder concurrentie is.’

Zijn druk en plezier onverenigbaar?

Proto: ‘Niet onverenigbaar, maar soms is het wel moeilijk. Als je twee keer per week speelt, ben je constant een match aan ’t voorbereiden. Je krijgt geen tijd om te ontspannen en dat kan zich wreken op de sfeer. Ik vond het fantastisch bij Anderlecht, maar ik hou ook van het dagelijkse leven bij Oostende.’

Heb je tijd nodig gehad om je aan te passen?

Proto: ‘Zeker weten! Omdat de grote druk wegviel, heb ik zelf wat harder moeten werken. Ik voelde immers snel dat ik minder geconcentreerd begon te zijn, omdat die dwang om resultaten te halen er minder was.’

Wat mist Oostende nog om met de besten te wedijveren?

Proto: ‘We staan zeker nog een trapje onder Anderlecht of Club Brugge, maar we gaan vooruit. Elk jaar wordt de groep wat beter. We krijgen er nu Nicolas Lombaerts bij, dat zal goed doen, want ervaring heb je altijd nodig. Kijk naar de meeste grote ploegen in Europa: in elke linie staat er een ancien met ervaring. Neem nu nog maar Brugge: de jongere die naast Timmy Simons mag spelen, zal zeker vooruitgaan. Simons hoeft niet voor zijn plaats te spelen, dus die gaat de jongere niet boycotten, maar helpen.’

Je rekent dus op Lombaerts om Oostende naar een hoger niveau te tillen?

Proto: ‘Hij gaat onze verdediging ervaring en rust bijbrengen. Wat is het verschil tussen Oostende en de ploegen boven ons? Zij kunnen zeer goed verdedigen. Wij kunnen heel goed aanvallen, maar we hebben moeite om een resultaat vast te houden. Dat ligt niet alleen aan de verdedigers maar aan de ganse ploeg. Kijk naar Charleroi. Op papier hebben ze veel minder kwaliteiten dan wij, maar ze doen het toch maar. Dat is een kwestie van ervaring, sluwheid, hardnekkigheid. Yves Vanderhaeghe probeert dat erin te pompen. Hij wil ons doen inzien dat een mooie beweging niet altijd efficiënt is. Soms moet je de bal in de tribune durven te schoppen. Ik verwijs weer naar Charleroi: die weten hoe ze moeten gaan liggen wanneer het te warm wordt.’

Maar dat is ergerlijk om te zien!

Proto: ‘Ja, inderdaad… Maar kijk ook naar Anderlecht: dat is realistisch voetbal. De keeper heeft er praktisch niks te doen. De verdedigers gooien zich op elke bal.’

Bijna kampioen van Frankrijk

Je was 33 toen Oostende je een contract van vier seizoenen bood. Verrassend toch wel.

Proto: ‘Ja, maar voor mij was dat ook een argument. Hadden ze me maar één jaar geboden, dan was ik misschien niet gekomen. Anderzijds, ze weten ook hoe ik me verzorg. Voor ik me in november aan de knie blesseerde, had ik maandenlang geen enkele training gemist. Ze gaan er bij Oostende misschien van uit dat ik probleemloos tot mijn 40e kan spelen.’

Je komt nochtans op een leeftijd dat het risico op blessures vergroot.

Proto: ‘Dat is een cliché. Is Gianluigi Buffon nu meer geblesseerd dan tien jaar geleden? In België blijft men beweren dat een voetballer op zijn 35e versleten is, maar ik zie David Rozehnal een geweldig seizoen spelen en hij is 37. Zolang je goed bent, moet je in de ploeg staan. Een ander voorbeeld: Nicolas Penneteau. Op zijn 36e heeft die nog een fantastisch seizoen gespeeld.’

Er is bijna een jaar voorbij, je kunt nu wel zeggen welke clubs nog geïnteresseerd waren vorige zomer.

Proto: ‘Er was concrete belangstelling van Mainz, ik heb met de sportief directeur gesproken. En ook van Monaco. Ik zou er tweede doelman geworden zijn. Dan was ik nu kampioen van Frankrijk geweest! Het was gewoon een kwestie van timing. Ze vroegen me nog wat geduld te oefenen en toen kwam Oostende en ben ik daar op ingegaan.’

De fans van Standard en Charleroi

Zou jij doen zoals Guillaume Gillet, die verklaarde: ik ga nooit naar Standard?

Proto: ‘Moeilijk te zeggen. Je weet nooit wat het leven in petto heeft. Aan de ene kant begrijp ik zijn reactie. Als je zo veel jaren voor Anderlecht gespeeld hebt en uitgejouwd en beledigd bent geweest op Standard… Aan de andere kant, als speler van Anderlecht word je overal uitgejouwd en beledigd. Als Guillaume maar één aanbieding zou gekregen hebben en die kwam van Standard, dan weet ik niet wat hij zou gedaan hebben.’

Zeg je nu dat de deur voor Standard of Charleroi niet helemaal gesloten is?

Proto: ‘Goh, het zou in elk geval niet simpel zijn, dat staat vast…’ (lacht)

Je opstootjes met de supporters van die clubs zullen een rode draad door je carrière blijven. Hoe verklaar je dat?

Proto: ‘Het publiek van die twee clubs is een beetje gelijkaardig. Ik wil niet zeggen ‘dezelfde sociale klasse’, maar alleszins mensen die geen correct gevoel voor respect hebben. Ik heb de indruk dat men mij bij Charleroi bovendien niet moet hebben omdat ik er ooit voor gekozen heb om bij La Louvière te tekenen in plaats van bij hen. Ik was zestien toen Sporting me wilde. Het speelde toen in eerste, maar ik koos toch voor La Louvière, in tweede. Die stelden mijn ouders een wagen ter beschikking, vandaar. Bovendien kom ik ook nog eens van Olympic Charleroi, de aartsrivaal.’

En waarom klikte het nooit met de fans van Standard?

Proto: ‘Ik heb in het begin van mijn carrière misschien weleens gereageerd op een manier dat ik beter niet had gedaan. In mijn eerste profseizoen gingen we met La Louvière winnen op Standard. Ik was toen achttien. De ontevreden fans van Standard begonnen dingen op het veld te gooien. Onder meer een vuilnisbak. Ja, echt waar, een vuilnisbak! Kun je je dat voorstellen. Ik maak een gebaar om hen te zeggen: zijn jullie gek geworden? Ze hebben dat slecht opgevat en zo is het begonnen…

‘Ik vind het niet normaal dat de toeschouwers zich alles kunnen permitteren in een stadion. Ze zouden veel strenger gestraft moeten worden. Neem nu onlangs Brugge-Anderlecht: vind je dat normaal, iemand die voorwerpen gooit naar de trainers en de spelers? Wij zijn geen beesten in een kooi! Oké, ze betalen voor hun zitje, maar dat doe je ook als je naar het theater gaat. Dan beledig je de acteurs toch ook niet of ga je toch ook geen voorwerpen op de scène gooien. Ik reageer daarop en zo heb ik een imago gekregen. Zonder die reacties zou mijn imago misschien veel beter zijn, maar daar trek ik me eerlijk gezegd geen bal van aan. Je hebt altijd onnozelaars die ’s morgens opstaan en beginnen met kritiek te geven. Als je voor iedereen goed wilt doen, zul je nooit gelukkig worden.’

door Pierre Danvoye – foto’s Belgaimage – Christophe Ketels

‘Door Anderlecht te ruilen voor Oostende is mijn levenskwaliteit erop vooruitgegaan.’ – Silvio Proto

‘Je hebt altijd onnozelaars die ’s morgens opstaan en beginnen met kritiek te geven.’ – Silvio Proto

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content