‘Ik ben niet geslaagd bij Anderlecht’, geeft Stijn Meert toe. Zaterdag wil hij met Zulte Waregem graag winnen van zijn ex-ploeg, maar ‘zonder revanchegevoelens.’

Stijn Meert voelt zich kiplekker aan de Gaverbeek. Dat merk je vooreerst aan de stralende blik waarmee hij door de catacomben van het Regenboogstadion paradeert. “Het concept van een familiaal clubke staat me aan”, legt hij uit. “En Zulte Waregem is meer dan dat. Hier moet ook gewerkt en gepresteerd worden.”

Ook op het veld laat zijn enthousiasme sporen na. Meert staat niet te boek als een goalgetter, maar keilde het leer de afgelopen maanden wel al zes keer tegen de netten. Hij doet die treffers bijna af als toeval. “Het is goed voor de weddenschap die ik met Frédéric Dupré ben aangegaan”, glundert hij. “Die beweerde dat ik er dit seizoen nooit in zou slagen om vijf doelpunten te maken. Als het me wel lukte, kreeg ik een fles champagne. Die is dus al binnen. En de afspraak was dat er per bijkomende goal nog een fles zou volgen. Ik ben mijn kelder aan het vullen (lacht).”

Bij zijn commentaar op de heenronde van Zulte Waregem en zijn vooruitblik op de komst van Anderlecht, blijkt de uitleg van de ex-Anderlechtspeler doorspekt met humor en realisme. Het zijn in zijn ogen de twee hoofdingrediënten van dit Zulte Waregem. “Straks wordt het moeilijk om na nieuwjaar beter te doen. Met zo’n eerste ronde zet je jezelf ook een beetje vast.”

Wat zou je gezegd hebben als iemand vóór het seizoen deze heenronde van Zulte Waregem had voorspeld ?

Stijn Meert : “Dan had ik die persoon gek verklaard. We zijn het seizoen begonnen met de gezonde ambitie om iets hoger te mikken dan degradatievoetbal. Met een plaats bovenin de tweede kolom hadden we ons zeker kunnen verzoenen. Wat we nu meemaken, overstijgt alle verwachtingen. Maar niemand kan er iets op afdingen. Het is voorlopig nog altijd verdiend.”

Het is geen toeval meer dat jullie bovenin het klassement staan ?

“Ik zou toch nog een beetje opletten met dergelijke uitspraken. We staan op een mooie plaats en hebben die bereikt met goed voetbal. Maar we moeten er rekening mee houden dat we in principe nog altijd geen dipje hebben gekend. Dat zal er waarschijnlijk nog komen. Ik denk niet dat we daar bovenaan blijven staan naar het einde van het seizoen toe.”

In welke mate schuilt er angst in de ploeg om een diepe val te maken in het klassement ?

“Er is niet de schrik om plots tien of twaalf plaatsen te zakken. Hoewel, door dat driepuntensysteem kan het snel gaan. We weten dat we een bepaald vertrouwen uit de resultaten halen waardoor we een hoger niveau bereiken en zijn ons ervan bewust dat we niet zullen blijven winnen. Bij een terugval zal er een zekere ontgoocheling zijn. Je proeft zo lang van het succes, van een derde plaats. Maar dat zal de ploeg niet op zijn kop zetten. Hier moet nog altijd niets en mag alles.”

Bij het begin van het seizoen was Zulte Waregem de ploeg met de hoogste gemiddelde leeftijd. Is die ervaring in de ploeg bepalend geweest voor de resultaten ?

“De club heeft de afgelopen jaren bijgeleerd dat het niet werkt als je enkel jonge, onervaren spelers hebt. Dat is in het transferbeleid ingebouwd. Jongens als De Brul, Sergeant en Leleu hebben ervaring zat in eerste klasse. Dat heb je nodig. Die mannen kunnen de dingen juist inschatten als er zich moeilijke situaties voordoen op het veld. Zij zeggen wanneer we even moeten zakken of opschuiven. Als je alleen jeugdige kerels hebt, lopen ze soms allemaal rond als kippen zonder kop. Ik ben 27 en hang een beetje tussen de twee groepen in. Ik beschouw mezelf niet als een ervaren steunpilaar. We hebben andere jongens die maturiteit en ervaring in de ploeg brengen.”

Je hebt vroeger bij KV Kortrijk, Anderlecht, MVV en Sint-Truiden gespeeld. Bij welke club voetbal(de) je het liefst ?

“Absoluut bij dit Zulte Waregem. Ik amuseer me nu enorm, speel hier op een redelijk niveau en het is niet ver van mijn deur. Zo kan ik een resem pluspunten noemen. Qua vriendengroep en omgang met elkaar is dit dag en nacht verschil met Anderlecht. Hier grijpen we naar de telefoon als we elkaar een dag niet zien, omdat we elkaar missen. Echt waar. We vormen een hecht blok. Individualisten worden weggepest. Bij een training is er plezier als je in de kleedkamer aankomt. Er wordt muziek aangezet en we maken grapjes. Na de training kruipen we in de sauna en amuseren we ons daar verder. Het is fantastisch. Soms heb ik zelfs geen zin om naar huis te gaan. Mocht de club van dit stadion een hotel maken, dan bleef iedereen hier slapen. Die sfeer kan zich ook tegen ons keren. Als het minder goed gaat, zullen mensen zeggen : ‘Moet je ze daar zien staan, ze hebben plezier.’ Maar mindere prestaties zullen onze manier van doen niet veranderen, want bovenop dat plezier is er zowel op als naast het veld gedrevenheid en inzet.

“Na de wedstrijd gaan wij meestal in groep nog iets drinken om wat na te kaarten. Dan spreek ik niet over vier, maar over een vijftiental jongens. We herspelen de match. We discussiëren en ik kan tegen een ploegmaat zeggen dat hij iets slecht heeft gedaan of hem vragen waar hij was bij deze of gene situatie. Dat moet kunnen. Dergelijke discussies zijn gezond. En als je elkaar goed kent, kun je kritiek uiten én ontvangen. Achteraf schudden we elkaar de hand.

“Ik heb mij de laatste jaren nog geen moment beklaagd dat ik van paars-wit een stap heb teruggezet. Zulte Waregem was toen net van derde naar tweede klasse gepromoveerd. Veel mensen plaatsten vette vraagtekens bij mijn keuze. Enkele jaren later treed ik met die ploeg aan in eerste klasse. Het was de beste keuze die ik kon maken.”

Hoe blik je terug op je periode bij Anderlecht ?

“Goed. Ik heb mij enorm geamuseerd in het Astridpark. Het was daar leuk. Ik was er graag gezien. Jongens als Vanderhaeghe en Goor vonden mij een toffe gast. En ik dacht hetzelfde over hen. Maar ik ben de eerste om toe te geven dat ik bij Anderlecht niet geslaagd ben. Ik kwam tekort. Ik heb nooit met de eerste ploeg kunnen spelen. Misschien belandde ik er ook op een slecht moment. Toen had paars-wit nog successen in de Champions League, met onder meer Koller en Radzinski.”

Was je teleurgesteld omdat je niet in de eerste ploeg raakte ?

“Het eerste jaar beschouwde ik als een aanpassingsperiode. Er was een kern van dertig man. Dan kun je je verzoenen met het feit dat het nog te vroeg is. Op den duur begint het toch te knagen en wil je ergens op niveau spelen. De mensen van Anderlecht hebben me perfect behandeld. Ze zagen ook dat ik niet aan de bak kwam en hebben mee naar oplossingen gezocht. De laatste vier maanden van het eerste jaar ben ik uitgeleend aan het Nederlandse MVV. Nadien kwam ik terug en ben ik op een gegeven moment weer in de A-kern opgenomen. Maar toen ik zag wie ze bijkochten, wist ik dat het weer moeilijk zou worden. Het tweede jaar ben ik op uitleenbasis bij Sint-Truiden gaan spelen. Na mijn passage in Limburg kon ik naar Zulte Waregem komen. Ik heb er veel over nagedacht. Op het sportieve vlak kon ik me verbeteren. Daarom heb ik het ook gedaan.”

En toch zeg je niet dat het een verkeerde stap was om naar Anderlecht te gaan ?

“Totaal niet. Ik zou het nu misschien wel anders aanpakken, meer man zijn. Ik zou wat meer op mijn tenen staan, maar kan het mezelf onmogelijk kwalijk nemen dat ik dat toen niet deed. Ik was een jonge gast. Ik had bijvoorbeeld letterlijk schrik van Scifo. Iedereen waarschuwde me indertijd dat het te vroeg was om die grote stap te zetten, maar ik heb daar ongelooflijk veel bijgeleerd. Het heeft me gevormd tot wat ik nu ben. Als je daar een jaar rondloopt, zie je je spel sowieso vooruitgaan, je balcontrole, je technisch vermogen. En als je kan meetrainen met grote jongens zoals Zetterberg, krijg je ook een zeker vertrouwen. Ik besefte dat ik blijkbaar toch iets moest kunnen. Dat gaf mij een enorm goed gevoel. Ik heb de kans gehad om ervaring op te doen bij een topclub. Dat is niet iedereen gegeven.”

Wat denk je straks, als je tegenover Anderlecht in de wei staat ?

“Het zal iets speciaals zijn. Je hebt daar toch een contract kunnen tekenen bij de grote man, Verschueren. Er is vrijwel niemand van paars-wit met wie ik nog contact heb, maar ik ga zeker iedereen de hand schudden. Ik heb er geen vrienden gemaakt, maar ook geen vijanden. Ik wil me straks tegen hen niet per se bewijzen, om te tonen dat ze het mis hadden. Er zullen totaal geen revanchegevoelens zijn. Mijn bedoeling is om met Zulte Waregem te winnen van Anderlecht, zoals we dat elke week proberen.”

Hebben jullie straks het gevoel dat jullie als underdog aan de aftrap komen ?

“Absoluut. Het is niet zo dat we Anderlecht opwachten, zoals al in de krant heeft gestaan. We hebben geen schrik. Er is de gezonde ambitie om tegen die ploeg iets te tonen. Maar als paars-wit een paar keer verliest, zijn ze nog steeds een topploeg. Wij blijven het kleine Zulte Waregem tegen het grote Anderlecht.”

Hebben jullie die underdogpositie ook nog tegen een subtopper, bijvoorbeeld Lokeren ?

“Wij beschouwen onszelf niet meer dan Lokeren of pakweg La Louvière. We zweven niet. We denken niet dat we momenteel een subtopper zijn in België. Nog steeds zijn we een neo-eersteklasser die het momenteel goed doet.”

Vreet het niet aan je dat je nog niet kan zeggen dat je titularis bent in deze ploeg ?

“Nee, integendeel. Dat motiveert mij. Ik lig altijd in balans met Wouter Vandendriessche. Als hij geblesseerd is, zeg ik hem dat hij snel moet terugkeren. We houden elkaar scherp en hij doet dat vooral bij mij. Ik wil niet dat de trainer mij op links moet posteren omdat hij daar geen alternatief heeft. Ik ga veel liever de concurrentie aan. Tot nu toe ben ik tevreden over het parcours dat ik afgelegd heb. Het lukt niet meer om in mei 34 competitiewedstrijden op mijn conto te hebben, maar ik ga voor 31 of 32.”

Op welke positie rendeer jij het best ?

“Ik voel me nog altijd meer een centrale middenvelder. De plaats achter de spitsen is de mooiste plek waar je als voetballer kan spelen. Daar zou ik liever voetballen, maar er zijn jongens die meer kwaliteiten hebben op die positie. Iedereen ziet in mij een aanvallende linkerflankspeler. Ik ben daarin meegegroeid. Als de trainer mij daar plaatst, kan ik me daar wel mee verzoenen. In zijn 4-5-1-systeem moeten de flanken diep meegaan. Dat speelt in mijn kaart, want ik kan me dan offensief goed uitleven.”

Welk aandeel heeft de trainer in het succes ?

“Een groot aandeel. Zijn tactisch plan zit elke wedstrijd onwaarschijnlijk goed in elkaar. Hij zegt soms dingen waarbij wij, spelers, naar elkaar kijken en ons afvragen hoe we dat in godsnaam voor elkaar moeten krijgen. Maar hij brengt het daarna op een begrijpbare manier over, gekruid met wat humor. Op het aanvallende vlak staat er iets, voor de verdediging heeft hij een plan uitgedokterd, er is een scenario voor als we onder druk komen. Al die dingen heeft hij dan ook nog eens perfect afgestemd op zijn spelers. Hij kent ze door en door. Zelfs de tegenstanders kent hij door en door. Franky Dury is de beste trainer die ik ooit gehad heb. Doe hem hier weg en er zal iets gemist worden. Maar dat is niet aan de orde. Hij zal hier blijven, waarschijnlijk tot het einde van zijn leven.”

Is hij hard ?

“Als je minder goed speelt, zegt hij : ‘Er staat iemand anders klaar.’ Hij polst niet naar eventuele problemen met je vrouw of vraagt niet of het slecht gaat. Ja, ik vind hem hard.”

Maar correct ?

(Aarzelt even.) “Wel, hij is hard. Correct, waarschijnlijk in zijn ogen wel. Wij hebben soms ons eigen idee. Maar hij is de trainer en wij luisteren naar wat hij vertelt. Dury heeft de perfecte relatie opgebouwd tussen trainer en spelersgroep. In Anderlecht vond iedereen Anthuenis een vaderfiguur, maar ik vond dat er veel ruimte zat tussen hem en de jongens. In Kortrijk was het dan weer net omgekeerd. Daar was er geen duidelijke afscheiding meer.”

Wat heb je tijdens de winterstop op het programma staan ?

(Zucht.) “Blokken. Ik ben drie jaar geleden begonnen aan een studie regentaat lichamelijke opvoeding en technologie en zit nu in mijn laatste jaar. Het was een late roeping. Toen ik van Anderlecht naar Zulte Waregem verkaste, moest ik overdag iets te doen hebben. Toen bedacht ik dat het nog niet te laat was om een diploma te halen. Vóór Anderlecht had ik al twee jaar elektromechanica gestudeerd. In principe was het de bedoeling om mijn laatste jaar af te maken, maar ik was er te lang uit. Mijn vriendin staat in het onderwijs. Dat heeft bij mij voor een klik gezorgd. Ik bedacht dat het misschien ook iets voor mij was. Naast voetbal doe ik nog vele andere sporten en in zo’n job komt die verscheidenheid aan bod. Ik ben informatie gaan inwinnen en voilà, kijk waar ik nu zit.”

Je wil na je voetbalcarrière dus niet in dit wereldje blijven ?

“Nee. Als ik stop met voetballen, heb ik het gezien. Ik doe het spelletje heel graag en train met enorm veel plezier, maar er zijn nog andere dingen in het leven. Alles wat er ronddraait, interesseert me matig. Ik ga bijvoorbeeld niet naar wedstrijden kijken, kan me daar niet mee amuseren. Als een vriend speelt bij zijn ploeg in provinciale klasse, ga ik soms wel eens langs om hem een plezier te doen. Maar dan zorg ik ervoor dat ik pas de tweede helft aankom, zodat ik niet moet betalen. En eigenlijk ga ik nog veeleer voor de derde helft (lacht).

“Ik heb geen ambitie om trainer te worden of binnen een club een functie te krijgen. Ik wil zo lang mogelijk voetballen en daarna leraar worden (bloeit helemaal open). Echt. Ik ga het fantastisch vinden als ik dat diploma heb. Het origineel hang ik boven mijn bed en ik maak twee kopies. Eén hang ik hier op de club aan mijn kastje, want dat heb ik iedereen beloofd. En één geef ik aan mijn moeder. Vroeger zeiden de mensen altijd : ‘Hij heeft niets en gaat nu proberen een beetje prof te zijn.’ Nu ga ik met dat blaadje op mijn buik rondlopen. Als ik straks slaag, is de dag van de proclamatie een van de gelukkigste dagen in mijn leven.” l

KRISTOF DE RYCK

‘MOCHT DE CLUB VAN DIT STADION EEN HOTEL MAKEN, DAN BLEEF IEDEREEN HIER SLAPEN.’

‘DAT JAAR BIJ ANDERLECHT HEEFT ME GEVORMD TOT WAT IK NU BEN.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content