Wat zou Hannu Tihinen, de niet langer geblesseerde Finse verdediger van Anderlecht, de om zijn leiderscapaciteiten geprezen diplomaat ook, denken van het kwakkelseizoen van zijn ploeg ? ‘Excellent question !’

Woensdagmiddag. Hannu Tihinen heeft zijn eerste training met de groep achter de rug sinds hij op 2 augustus werd geopereerd aan de voet.

Hello, my friend.”

We ontmoeten elkaar voor het eerst.

Nice to be back.”

Zo voelt hij zich. Drie maanden was hem als revalidatietijd in het vooruitzicht gesteld. Het herstel verloopt volgens schema. Volgende stap : de eerste wedstrijd.

“Hopelijk volgende week. Met de invallers. Hey, niet tegen Valencia hé. Ik zag je al denken.” Nee, zijn vreemde gevoel voor humor heeft Hannu Tihinen niet op de operatietafel achtergelaten.

Dat is ‘m dus. De man op wiens terugkeer heel Anderlecht ongeduldig wacht. Met wie het allemaal anders zal zijn. De leider. Zonder een spier te vertrekken : ” Yeah, jij begrijpt voetbal. Nee, het zou leuk zijn als ik de ploeg iets kon bijbrengen.”

Of hij dus denkt dat ze hem kunnen gebruiken ? Hij begint aan een antwoord. Raakt niet uit zijn Engelse woorden, strandt in gestamel en lacht dan : “Ik wíst dat je zo iemand was ! Nee, laat ik je iets vertellen. Eén man kan belangrijk zijn voor een ploeg, maar meestal gaat het dan om een aanvaller. Verdedigen is een zaak van het collectief. Je doet het samen. Als de een pressing zet, bijvoorbeeld, moet de ander meedoen. Dat is nog niet zo goed gegaan. Dat missen we.”

Het lag, werd gezegd, aan een gebrek aan ervaring. De verdediging was jong en zonder routine. Glen De Boeck keerde al terug, maar tot veel beterschap leidde dat (nog) niet. Waarom straks met Hannu Tihinen wél ? ” Oooh, nice question ! Weet ik niet. Moeilijke vraag. Natuurlijk zouden ervaring en jonge spelers een goede combinatie moeten vormen. Maar zoals ik al zei : iedereen moet samen bewegen op het veld, daar gaat het om.”

Het gebeurt niet. Waarom niet ? ” Excellent question !” Lange stilte. “Dit is te moeilijk voor mij om op te antwoorden. Ik heb drie maanden niet op het veld gestaan. Uiteraard zag ik de wedstrijden en… en… en…” Glimlach. “Sorry, no answer.”

Hij grijnst nu. Herhaalt : “Dat we zoveel doelpunten hebben moeten toestaan, is een zaak van het collectief. Niet alleen de verdediging. Iedereen moet hetzelfde denken.”

Allicht. Maar zeg eens, hoe kan het nu dat dit niet gebeurt ? “Weet je, voetbal is een moeilijk spel. Alles gebeurt erg snel. Als een ploegmaat iets doet, moet je meteen inspelen op zijn beslissing. Dat is een zaak van de hele ploeg. Maar vooraleer elf spelers elkaar begrijpen, dat komt maar langzaam.”

Dienen daar de trainingen niet voor, om daaraan te werken ? ” Yeah, ik denk dat we er de hele tijd aan werken. Toch toen ik er nog bij was. Van de laatste drie maanden weet ik het niet. Maar soms werk je hard en lukt het gewoon niet.”

Hij slaakt een gilletje. Lacht nu écht, zijn tanden bloot. “Is het iets anders dat je wil horen misschien ?”

Als titel boven zijn eerste grote interview in dit blad, goed twee jaar geleden, stond er : “Anderlecht moet meer als een team spelen”. Na het winnen van de landstitel vorig seizoen antwoordde hij op de vraag hoe Anderlecht nog beter kon worden : “Door meer als een team te spelen.” Vandaag is het nog steeds een veel gemaakte opmerking vanuit de club zelf. Conclusie : er is een gebrek aan teamspirit.

“Denk ik niet. Ik heb een goed gevoel in de groep. Ik ervaar hier veel meer teamspirit dan toen ik in Engeland ( voor West Ham, nvdr) speelde. Je praat natuurlijk niet elke dag met iedere speler, maar daarom is er nog geen probleem met de teamspirit. Die is nu zelfs véél beter dan twee jaar geleden. Dat was vorig jaar al het geval, maar het was nog niet perfect.”

Hoe heeft hij de voorbije drie maanden vanuit de tribune ervaren ? “We hebben niet zo goed gespeeld, dat zag je vooral in de Champions League. Mensen in Finland zeggen mij : jij speelt voor Anderlecht, maar jullie staan nog met nul punten in de Champions League, jullie zijn gewoon niet goed genoeg. Zulke dingen. Dat is wel eens frustrerend. En tóch heb ik een goed gevoel, het voelt niet aan alsof iedereen down is. We zijn elke keer sterk genoeg om terug te komen.”

Wie voor Anderlecht voetbalt, is veroordeeld tot winnen. Volgens Glen De Boeck zijn niet alle spelers daarvan doordrongen. “Ik ben het eens met Glen dat het niet kan dat verliezen je niets doet. In Anderlecht moet je winnen, elke week, zelfs in de Champions League. Het kan dus niet dat spelers plezier maken na een nederlaag. Maar het is ook belangrijk dat je je na een nederlaag mentaal herpakt.”

Hij denkt na. “Volgens mij is dat niet het probleem. Het is op het veld dat je moet vechten als een team. Laten zien dat je die wedstrijd wil winnen. Wíllen. Dat missen we.”

Spelers en trainer maken inderdaad een gelaten indruk. Wachten op de kentering in plaats van ze af te dwingen. “Ben ik het mee eens : je moet het afdwingen op het veld. Het moet vanuit jezelf komen. En soms moet iemand je een trap tegen je kont geven.” Is de trainer streng genoeg voor de spelers ? “Ja.”

Jonge spelers maakten hun opwachting in de kern. Bedreigen de hiërarchie. Laten zich niets wijsmaken door de ouderen. “Dat kan misschien beter, ja. Als je nog maar enkele wedstrijden of seizoenen in het eerste team speelt, moet je luisteren naar de oudere, ervarener spelers. Daar pik je altijd wel iets van op. Goede raad. Uiteindelijk maakt ieder zijn keuzes, maar er moet wel respect zijn.”

Krijgt Hannu Tihinen dat ? ” Hmm, goede vraag. Ik denk dat jonge spelers van mij kunnen leren. En ik denk dat ze dat ook doen. Maar soms niet genoeg misschien.” Is hij een leider ? “Toch wel, ja. Leiders heb je van soorten. Wij hebben er een paar. Elk team heeft meer dan één leider nodig.” Worden ze ook aanvaard op Anderlecht ? ” Euh, ik denk van wel.” Glimlach. “Oké ?” Is er voldoende zelfdiscipline in de spelersgroep ? “Discipline is erg belangrijk. Voor iedereen.”

Volgens Glen De Boeck heeft niet iedereen op Anderlecht het. “Daarover ben ik het met hem eens. Volgens mij kan je daar niet veel aan doen. Het moet vanzelf komen. Je kunt het iemand niet leren.” Volgens Besnik Hasi wordt er nog gelachen in de kleedkamer, volgens anderen – zoals Ne-nad Jestrovic vorige week in de krant nog zei – is die verdeeld. Tihinen gniffelt. “En nu wil je weten wat ik daarvan denk ? Ik sluit me meer aan bij Besnik. Het is niet dat we ons elke dag afvragen wat we hier eigenlijk nog doen.”

De spelers moeten hun verantwoordelijkheid opnemen, is het scherpe verwijt van de clubleiding. Hun eigen falen niet afwentelen op de trainer. “Je moet niet gaan klagen in de media. De trainer neemt de beslissingen, hij is de baas. Natuurlijk kan je iedere speler tevreden houden, maar gemakkelijk is dat niet. Nee, dat is echt moeilijk. Het gebeurt maar zelden dat iedereen tevreden is. Dat heb je in elke poeg. De ene keer is een speler tevreden, de andere keer niet. Dat verandert voortdurend.”

Gaat Hugo Broos goed om met de huidige, moeilijke situatie – gemor bij het publiek en in de spelersgroep ? Denkt na. “Ik denk het wel, ja. Hij heeft een goed gevoel voor humor.”

De tactiek dan. Om de haverklap iets anders. Wat vindt Hannu Tihinen daarvan ? “Tactiek heeft niet zoveel te betekenen. Het zijn de spelers die het moeten laten zien op het veld. Natuurlijk, tactiek ís belangrijk, maar niet zó belangrijk. Voor alles bestaan er vele oplossingen, en je kunt niet zeggen welke de beste is. De perfecte oplossing bestaat niet.”

Maar toch. Eens je voor een systeem kiest, weet iedereen best wat er hem te doen staat. Dat is anders in een 3-5-2 dan in een 4-4-2, bijvoorbeeld. Heeft een zwalkende groep, een jónge groep ook, niet vooral behoefte aan tactische stabiliteit ? “Neem een jaar geleden. Ook toen veranderden we vaak van tactiek, in België en in de Champions League.”

Maar zelfs toen werd er vanuit de club zélf op gewezen hoe afhankelijk de ploeg was van één speler, Aruna Dindane. Zo goed zal het dus ook toen wel niet geweest zijn, zeker ? “Maar of dit allemaal met de tactiek te maken heeft, dat weet ik niet.”

Zomer 2002 kwam hij naar Brussel. Hij tekende een contract voor vier seizoenen. Hoe heeft hij Anderlecht zien evolueren de voorbije twee en een half jaar ? Zonder aarzelen : “In goede zin. Zelfs al zeg ik in elk interview dat we nog meer als een team moeten werken. En zelfs al verliezen we veel wedstrijden tegenwoordig, het gaat beter dan twee jaar geleden. Mijn eerste drie, vier maanden hier waren niet de gemakkelijkste tijd. Dát was crisis.”

Van grote crisis naar kleine crisis. Dat is winst. “En wie weet wat de volgende stap wordt. Misschien helemaal géén crisis meer.” Zal hij dan nog in Brussel voetballen ? “Denk ik wel.” Met na dit seizoen nog één jaar contract betekent dat : bijtekenen of vertrekken, wil Anderlecht nog geld voor hem vangen. Door zijn blessure, zegt hij, kan hij er weinig over kwijt op dit moment. Feit is : volgende zomer wordt hij negenentwintig – ál negenentwintig. ” Ooh, already ! Yeah. Hopelijk heb ik nog vele goede jaren te gaan. Zolang ik, als verdediger, mijn snelheid behoud – als die er ooit geweest is ( glimlacht) -, zal dat geen probleem zijn. Een blessure komt altijd ongelegen, maar deze des te meer. Vlak voor het begin van het kampioenschap, geen Champions League kunnen spelen : het is echt frustrerend.”

Omdat het de bedoeling was om na dit seizoen, zijn derde in België, naar het hoger aangeschreven buitenland te vertrekken ? “Ik ben erg gelukkig hier, in Brussel én in Anderlecht, ondanks de grote en kleine crisissen. Nice time, anyway. Maar ik ben ook iemand die later, in de toekomst, wel eens iets anders wil zien. Maar volgend jaar al ? Dat is moeilijk te zeggen op dit moment, door de blessure. We zien wel.”

door Jan Hauspie

‘Verdedigen is een zaak van het collectief. Je doet het samen.’

‘Ik denk dat jonge spelers van mij kunnen leren.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content