RC Genk heeft goud in de handen. Ongetwijfeld zullen Sebastien Pocognoli (19) en Logan Bailly (21) op een dag veel transfergeld opleveren, nu of later. Maar dat ze ooit naar het buitenland vertrekken, staat vast.

De extraverte doelman Logan Bailly – alweer voorzien van een nieuwe haarsnit – die met een glansprestatie tegen Club Brugge (met een flaterende Stijn Stijnen) bewees wie momenteel Belgiës nummer één is : het had een reden kunnen zijn voor een interview. Of de van talent bulkende linksachter Sebastien Pocognoli die openlijk het hof wordt gemaakt door het AZ Alkmaar van Louis van Gaal, ook dat had een goed argument voor een vraaggesprek kunnen zijn. Maar eigenlijk zijn het gewoon twee steengoede voetballers, grote talenten met een gouden toekomst, die samen kleur gaven aan het seizoen van RC Genk. Mét of zonder landstitel.

In 1999 vierde RC Genk zijn eerste titel, op welk punt in jullie jonge leven stonden jullie toen ?

Logan Bailly : “Ik zat nog bij de scholieren van Standard. Ik herinner me eigenlijk beter de finale van de beker van België in 2000, Standard tegen Genk. Ik ging toen alle wedstrijden van Standard bekijken en met Alexandre Di Gregorio had ik een vriend rondlopen bij Genk.”

Sebastien Pocognoli : “Ik speelde in 1999 bij de kadetten van Standard. Ik herinner me die eerste titel van Genk. Het was groot feest op de markt van Genk en in het stadion heerste een ongelooflijke ambiance. Ik zag dat op de televisiebeelden. Mijn vader zei toen al tegen me : ‘Als je ooit bij Standard weg moet, zou Genk een goede club voor je zijn.’ Hij had gelijk.”

In 2002 pakte Genk zijn tweede titel.

Bailly : “Toen zat ik zelf al een jaar bij Genk. De jongeren kregen hier destijds al meer kansen dan elders. Ik speelde bij de jeugd van Genk en de kampioensmatch woonde ik bij van in de tribune. Het was voor mij toch eerder een titel als supporter dan als lid van de groep.”

Pocognoli : “Ik speelde nog steeds bij de jeugd van Standard.”

En de derde titel ?

Pocognoli : ( lacht) ” Ça sera la folie.”

Bailly : “Ik durf er zelfs niet aan te denken.”

Zou een titel volstaan voor Genk om zijn twee jonge goudhaantjes te houden ?

Bailly : “Waarom niet ? We zitten hier bij een van de beste clubs in België en we krijgen dan de kans om op jonge leeftijd van de Champions League te proeven. Natuurlijk moet het je ambitie zijn om ooit in het buitenland te spelen, maar hier weten we wat we hebben. We worden gewaardeerd en geliefkoosd.”

Pocognoli : “Een titel zal me inderdaad twee keer doen nadenken, maar dat betekent niet dat als we als tweede eindigen ik zeker vertrek. Sowieso is dit een succesvol jaar, dat opent altijd poorten. Maar blijf ik nog een jaar bij Genk, kan dat evenzeer leerrijk zijn. Ik ben er nog niet uit. Als ik naar het buitenland vertrek, moet dat een doordachte keuze zijn.”

Wat zal beslissen over een transfer ?

Pocognoli : “Dat ik kan spelen. Ik heb dit seizoen bij Genk bewezen dat ik aan de Belgische top meekan. Als ik naar het buitenland vertrek, is het om te spelen, niet om mijn tijd te verliezen.”

Die zekerheid heb je bij Genk meer dan in het buitenland.

Pocognoli : “Ja … al zijn er in het buitenland misschien ook clubs die me speelkansen bieden, en dat in een hoger aangeschreven competitie.”

Hans Cornelis gaf al aan : “Het wordt moeilijk deze groep bijeen te houden, vooral bij Pocognoli voel je dat.”

Bailly : “We kunnen in het buitenland veel meer verdienen, maar als het is om op de bank te zitten, heeft dat weinig zin. Natuurlijk wordt er na zo’n seizoen aan de mouwen getrokken, ik denk dat er van onze groep wel tien jongens zijn die aanbiedingen hebben uit het buitenland. Volgens mij zal al dan niet Champions League halen daar een grote factor in spelen.”

Zelf heb je al gezegd dat je klaar bent voor een stap hogerop, Sebastien.

Pocognoli : “Maar ik zal nooit naar een club gaan die een niveau te hoog gegrepen is.”

AZ toont al sinds vorig seizoen concrete belangstelling voor jou en met Maarten Martens en Moussa Dembele heb je al gesproken.

Pocognoli : “AZ zou een slimme carrièrezet zijn, denk ik. Dat ik er al met Martens en Dembele over sprak, heeft niets te betekenen ; ik praatte met hen ook over Genk.”

Eerder negatief dan positief

In Nederland zijn de spelers mondiger. Kan je goed om met kritiek ?

Pocognoli : “Het klopt dat ik op training niet altijd kritiek aanvaard. Als die gegrond is, heb ik er geen problemen mee. Iemand die geen verstand heeft van voetbal of die meer fouten maakt dan jijzelf, heeft niet het recht een oordeel over je te vellen.”

Is dat dan gebeurd ?

Pocognoli : “Vorig seizoen, ja, dat kaderde toen binnen de algemene sfeer in de ploeg. Het was een moeilijk jaar waarin het ieder voor zich was. De club besloot nadien enkele spelers te laten vertrekken.”

De jongeren zijn tegenwoordig anders ook niet op hun mondje gevallen.

Bailly : “Ik denk dat zowel Poci als ik een opvoeding kreeg waarbij we respectvol leerden zijn tegenover iedereen. Ik heb nog twee broers en wij werden alle drie op dezelfde voet behandeld.”

Pocognoli : “Dat heeft ook te maken met het milieu waaruit we komen. We waren niet rijk en zo leerden we de waarde van het leven kennen. Mijn vader werkt trouwens nog steeds in de fabriek, staat elke ochtend om vijf uur op. Zelfs al verdient zijn zoon nu genoeg om hem te onderhouden, hij wil per se blijven werken. Die mentaliteit houdt je voetjes op de grond. Mijn vader heeft me nooit veel complimentjes gegeven, al steunde hij me wel in mijn voetbalcarrière. Terwijl mijn moeder eerder de studies liet primeren. Daar ben ik blij om, want nu bezit ik een diploma.”

Dat heb jij niet, Logan …

Bailly : “Bij mij was het net zo : mijn vader hield zich bezig met het voetbal, mijn moeder met de studies. Op mijn zestiende ben ik van school gestapt, toen ik van Luik naar Genk verhuisde en hier meteen bij de A-kern hoorde. Ik moest kiezen tussen studies en voetbal : die keuze was snel gemaakt. Mijn ouders hebben me altijd een grote vrijheid geschonken. Al van jongs af aan stond mijn leven in het teken van het voetbal. En ik denk dat mijn ouders ook wel inzagen dat ik iets beter was in het voetballen dan in het studeren ( grijnst).”

Sebastien, jij twijfelde ook meermaals of je niet beter met school zou kappen. Genk moest je overhalen om je middelbare studies af te werken.

Pocognoli : “Bij Standard twijfelde ik aan die combinatie, maar mijn transfer naar Genk liet me toe toch verder te gaan met school. De club voerde mij naar de school in Luik en bracht mij ook terug. Ik vond de combinatie zeer moeilijk, maar ik heb toch nooit echt overwogen te stoppen met school. Ik ben eerder negatief dan positief ingesteld en hield rekening met een scenario waarbij ik ooit een ernstige blessure zou oplopen.”

Als je al van prille leeftijd in het profvoetbal opgeslorpt wordt, kan je dan nog van een ‘normale’ jeugd genieten ?

Bailly : “Echt normaal niet, nee. Je weet dat je als profvoetballer bepaalde dingen moet opgeven. Wat doen de meesten van onze leeftijd ? Ze gaan elke week uit, ze mogen eten wat ze willen – Quick en McDonald’s. Terwijl wij op tijd moeten gaan slapen, goed moeten eten, een regelmatig leven moeten leiden. Ons lichaam is onze broodwinning, hé. ”

Pocognoli : “Als mijn schoolvrienden vroegen of ik niet ’s avonds meekwam een stapje zetten, kon dat niet, want ik moest fris zijn voor de wedstrijd op zaterdag. Daardoor verlies je vrienden … maar meestal niet je échte vrienden, want die begrijpen je situatie. Dat is de positieve kant : je merkt vlug wie er echt iets om je geeft. Het moeilijkste aan het leven als profvoetballer vind ik : de tijd vinden om het contact met je vrienden of familie te onderhouden, want wij werken meestal wanneer de anderen gedaan hebben. Anderzijds bieden wij elk weekend zoveel mensen een fijne tijd. Wij doen ze emoties beleven. Net zoals een zanger of een acteur. Het heeft iets artistieks.”

Zitten de meeste van je vrienden ook in het voetbalmilieu ?

Pocognoli : “Ik vind het redelijk moeilijk om nieuwe vrienden te maken, het profvoetbal blijft toch vooral een wereld van concurrentie. Je jeugdvrienden, dat zijn je échte vrienden.”

Bailly : “Die zorgen ervoor dat je niet vergeet waar je vandaan komt. We verdienen nu veel geld, leiden een mooi leven …”

Pocognoli : “Ik ben nog altijd dezelfde als vroeger, maar soms beweert men dat ik veranderde sinds ik profvoetballer ben. Dan antwoord ik : ‘Neen, ik ben niet veranderd, wel jouw kijk op mij.’ Het heeft te maken met jaloezie, maar waarom zijn ze nu jaloers en drie jaar geleden niet ? Dat ligt aan hen, niet aan mij. Men vergeet dat ik er ook hard voor moest werken om hier te staan.”

De frustratie van een generatie

Onlangs kwamen er bij een schietpartij op de universiteitscampus van Virginia Tech in de VS 32 studenten om. Ze werden door een medestudent gedood. Begrijpen jullie, als jongere, zoiets ?

Bailly : “In België gebeuren er ook steeds meer van die dingen. Het gevaar dreigt overal en ik weet eigenlijk niet waar deze wereld naartoe gaat. Tegenwoordig bestaan er zoveel videospelletjes en actiefilms dat sommige jongeren zich ineens als zo’n personage gaan beschouwen. Ik vind het een zeer spijtige evolutie, want door toedoen van één persoon moeten een heleboel mensen lijden.”

Blijkbaar leeft er heel wat frustratie bij de huidige generatie jongeren.

Pocognoli : “Dat is nog geen reden om te moorden.”

Bailly : “Die frustratie heerst er, dat klopt. Je raakt moeilijk aan een job, het leven raast voort en sommigen kunnen dat niet bijhouden. Ik besef dat wij geluk hebben dat we profvoetballer zijn. Sommige vrienden van me verkeren niet in zo een bevoorrechte situatie.”

Pocognoli : “Het voorval in Virginia kan je niet enkel toeschrijven aan frustratie. De vraag die je moet stellen is : hoe komt het dat die jongen met een wapen rondliep ? Ik denk dat men in de VS eens goed moet nadenken over de hele regelgeving omtrent wapenbezit.”

De gefrustreerde studentenwereld lijkt me een wereld die ver van jullie af staat, neen ?

Pocognoli : “Ik vind het zeer erg voor die families in de VS, maar wat ik minstens even erg vind, is dat men vergeet dat er in Afrika elke dag duizenden mensen sterven van de honger. Het doet me toch vermoeden dat er een heleboel verborgen agenda’s heersen in de media. Waarom wordt het ene zo opgeklopt en het andere doodgezwegen ? In die verhouding zit ook al heel wat scheef.”

Als jonge profvoetballer word je in een groep gedropt met dertigers of twintigers die al getrouwd zijn en kinderen hebben. Hoe ga je daarmee om ?

Bailly : “Ik heb nu zelf een dochtertje, daardoor ben ik in korte tijd enorm geëvolueerd. Het vaderschap dwingt je om over het leven na te denken.”

Pocognoli : “Ieder doet met zijn leven wat hij wil. Ik merk dat Logan het vaderschap heel goed verwerkt, maar ik weet van mezelf dat ik daar in ieder geval niet klaar voor ben. Als hij over zijn dochtertje vertelt, zie je de blijdschap in zijn ogen. Maar met mij praat hij daar eigenlijk zelden over ; als hij het over de kinderen wil hebben, zal Logan zich eerder tot Hans Cornelis of Jean-PhilippeCaillet richten dan tot mij of Faris (Haroun, nvdr). Mij interesseert het immers weinig om te weten hoe je een luier moet verversen.”

Samen op stap

Collega-youngsters Jonathan Blondel en Jason Vandelannoite werden bij Club Brugge tijdelijk uit de A-kern gezet omdat ze tijdens de week een glas waren gaan drinken. Als ze zulke straffen ook bij Genk zouden invoeren …

Bailly : “Je kunt onmogelijk elke dag honderd procent voor je werk leven. Met de groep gaan wij geregeld op stap of op restaurant. ’s Avonds na de zege tegen Club Brugge zijn we met acht man nog gaan eten : vier Walen en vier Vlamingen.”

Pocognoli : “Je moet natuurlijk weten wanneer het kan. De dag voor de wedstrijd lijkt me niet verstandig, maar in de week … Ik ken Blondel vrij goed. Hij heeft enkele moeilijke jaren beleefd, maar ik denk dat hij nu steviger in zijn schoenen staat.”

Is er in volle titelstrijd voor jullie nog tijd om ’s maandags naar de Versuz in Hasselt te trekken ?

Bailly : “Waarom niet ? Er zijn natuurlijk limieten. Je moet niet op handen en voeten naar huis terugkeren, hé. We doen veel samen, in groep, zoals gaan golfen, bijvoorbeeld. Dat is de sterkte van dit Genk. Ik heb het in het verleden anders geweten, toen was de kleedkamer veel meer verdeeld in kliekjes.”

Pocognoli : ” Willy Reynders heeft dat heel goed gezien. Hij heeft de juiste mensen op de juiste plaats gehaald. Misschien niet de grootste namen, wél jongens die de groep iets bijbrengen.”

Bailly : “Hij heeft schitterend werk geleverd.”

Waar moet een jonge gast die in de eerste klasse komt kijken allemaal rekening mee houden ?

Bailly : “Op alles wat je doet, wat je eet en wat je zegt, moet je opletten. We worden overal door de media gevolgd. Neem nu dat voorval met Mémé Tchité, die door de politie aangehouden werd omdat hij een glaasje te veel op had. Dat gebeurt elk weekend, bij duizenden jongeren, maar Tchité staat wel met zijn hoofd op de voorpagina.”

Pocognoli : ” C’était quand même malheureux.”

Bailly : “Je weet dat het erbij hoort, elke misstap staat in de media.”

Pocognoli : “Maar ergens moet je ook jezelf proberen te blijven en geen rolletje spelen.”

Waren er momenten dat jullie op de tanden moest bijten ?

Bailly : “Dit jaar niet echt. Zelfs al verloren we zwaar tegen Charleroi, Bergen en Anderlecht ; dat was snel vergeten. Vorige jaren had ik het veel lastiger. Ik raakte geblesseerd, fungeerde slechts als derde doelman en verzorgde me niet zoals het hoorde. Ik dacht meer aan uitgaan en me amuseren dan aan voetbal. Gelukkig kreeg ik heel veel steun van Guy Martens ( keeperstrainer van Genk, nvdr), hij praatte constant op me in.”

Pocognoli : “Ik maakte twee jaar geleden ook zo een dipje mee. De combinatie school en voetbal viel niet mee, maar uiteindelijk zette ik door en behaalde ik mijn diploma.”

Bailly : “Je komt sterker uit zo’n periode.”

Na een turbulente voorbereiding zette Genk toch een mooie campagne neer. Stonden jullie zelf te kijken ?

Pocognoli : “De déclic is er gekomen met ons eerste doelpunt van de competitie : die vrije trap van Tom Soetaers. Was die niet binnen gegaan, dan denk ik dat we een moeilijk seizoen tegemoet gingen. Na die goal kon iedereen opgelucht ademhalen, we wonnen de openingswedstrijd en we waren vertrokken.”

Het enige dipje dat jullie kenden, was op Charleroi, vlak voor de winterstop. Jullie speelden er beiden jullie zwakste match van het seizoen.

Bailly : “Ach, niets aan de hand. We misten enkele basispionnen en probeerden daardoor een nieuw systeem. Het draaide slecht uit. Wacht tot de thuiswedstrijd ! In het Fenixstadion zijn we onklopbaar. In de competitie verloren we de laatste twee seizoenen geen enkele keer ( de laatste thuisnederlaag dateert van 16 oktober 2005 tegen Standard, nvdr).”

Volgende week spelen jullie thuis tegen Charleroi. Een kleine boodschap voor Jacky Mathijssen misschien, Logan ?

Bailly : “Neenee, daar laat ik me niet opnieuw aan vangen. Hij denkt dat hij me in de heenmatch mentaal bespeeld heeft. Laat hem maar denken, wij spelen ten minste nog voor de titel.”

door Matthias Stockmans

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content