Het WK zwemmen kortebaan begint vandaag in Doha. Op de lijst van deelnemers is de naam Yoris Grandjean (25) niet te vinden. Afgelopen zomer gaf de Luikse zwemkampioen er immers de brui aan. ‘Op het vlak van structuur is er in België niks veranderd.’

Yoris Grandjean was misschien wel de meest getalenteerde Belgische zwemmer ooit. Acht jaar geleden verpulverde hij nog alle records op de 50 en 100 meter vrije slag bij de junioren. Op zijn 25e besliste de Luikenaar te stoppen, omdat hij genoeg had van zijn dagelijkse gevecht met wat hij “een gebrek aan structuur” noemt. “Het is niet dat ik het zwemmen nu opeens haat. Ik kon gewoon niet meer. Ik heb nood aan iets nieuws.”

Het is een discours dat je wel vaker hoort in de zwemsport. “Stoppen op je 25e lijkt misschien vroeg, maar je mag niet vergeten dat dit een heel ondankbare sport is in die zin dat je er niet rijk van wordt en dat er niet veel leuks aan is”, aldus André Henveaux, Grandjeans coach gedurende vele jaren bij Liège Natation. “Echt leuk kun je het inderdaad niet noemen”, treedt Grandjean zijn voormalige coach bij. “Je telt dag in dag uit de tegels op de bodem van het zwembad. Als loper kun je nog genieten van het landschap, maar een zwemmer zit talloze uren per dag met zijn hoofd onder water.”

Toch is dat niet de belangrijkste reden waarom Grandjean stopt. Tijdens een vorig interview gaf hij al toe dat hij voor het laatst deftig oefende in april. Het was toen dat hij samen met zijn vriendin Chloé Crédeville niet meer welkom bleek bij de club in Marseille waar ze samen trainden. “Tot januari ging alles goed. Ik kwam goed overeen met hoofdcoach RomainBarnier, tot we plots verplicht werden om onze trainingsaanpak te veranderen. De meesten vonden die nieuwe aanpak maar niets, maar er waren slechts drie zwemmers die dat ook luidop durfden te verkondigen.”

Bang van water

Chloé en Yoris moesten hun koffers pakken en een nieuwe trainingsbasis zoeken. “Ik wilde me in België verder voorbereiden op het EK in augustus, maar ik had al snel door dat dat niet zou gaan. Eigenlijk is er op vlak van structuur zogoed als niets veranderd sinds ik in 2007 naar Frankrijk vertrokken ben. En dus nam ik de beslissing die zich al een tijdje aandiende.

“In september ben ik aan mijn studie lichamelijke opvoeding begonnen, want ik wil in de sportwereld blijven.” Tot die tijd werd hij nog financieel ondersteund door de Franstalige gemeenschap. “Hen kan ik niet genoeg bedanken voor wat ze allemaal voor me gedaan hebben.”

“Zwemmen voor het plezier zit er in elk geval niet meer in”, verzekert hij ons. Hij kan nochtans uren praten over het water. Of toch over de relatie die hij er jarenlang mee had. “Ik kon niet zwemmen en dat zat me dwars”, vertelt vader Jean-Luc, coach van het handbalteam van Hasselt. “Ik wilde dan ook dat mijn kinderen wel leerden zwemmen. Tahnee, Yoris’ één jaar oudere zus, smeet zich als eerste in het zwembad. Yoris volgde, ook al was hij eigenlijk bang van het water.”

Toch bracht hij op zijn derde al flink wat uurtjes per week in het water door. “Enkele jaren later vroeg Eric Hoste, de coach van de lokale zwemclub, mij of Yoris geen zin zou hebben om eens mee te komen trainen.” Yoris imiteerde al van jongs af aan zijn oudere zus en je zag eigenlijk meteen dat hij wel iets in zich had.

“Dat klopt, maar hij was wel een echte sprinkhaan. Tahnee was stevig gebouwd, maar Yoris had veel weg van een garnaal in vergelijking met de andere zwemmers van zijn leeftijd”, lacht André Henveaux. “Tijdens mijn eerste training werd ik door iedereen verslagen”, herinnert Grandjean zich. “En toen Eric me vroeg om een lengte vlinderslag te zwemmen, wist ik hoegenaamd niet wat dat was.”

Ruwe diamant

Dat is niet eens zo verwonderlijk als je weet dat de kleine Yoris vooral dol is op handbal en voetbal. “Ik denk dat hij het in beide sporten ver had kunnen schoppen”, zegt Henveaux. “Yoris had veel talent. Hij is zonder twijfel de beste jongen die ik ooit getraind heb. Frêle, maar wel gezegend met een gigantische spanwijdte.” Het was al snel duidelijk dat hij uitzonderlijke kwaliteiten had. “Voor zijn lengte had hij heel grote handen en voeten, en dat is wel degelijk een troef.” Al zag Yoris het zwemmen toen nog als een spel. “Ik wilde me gewoon amuseren met mijn vrienden.”

En of hij zich amuseert. In 2000 neemt hij voor het eerst deel aan de Belgische kampioenschappen ‘om eens te zien wat hij waard is’ en wint hij meteen vier van de zes competities waar hij aan deelneemt. Het fenomeen Grandjean is geboren. “Hij won alles en zijn tegenstanders walgden van het feit dat hij zo veel harder kon trainen dan zij. Yoris beschikte echt over een ijzeren wil”, vervolgt Henveaux. “Mijn zoon is een echte strijder. En hij had ook gewoon een hekel aan verliezen”, vervolledigt vader Grandjean.

Op zijn tien, elf jaar belandt Grandjean bij coach Henveaux in Liège Natation, de beste club uit de regio, en wordt het wat serieuzer. “We wisten dat hij een ruwe diamant was die we nog wat moesten slijpen”, aldus de Luikse coach. Het fenomeen Grandjean was toen al een begrip over de landsgrenzen heen. Op de jeugdolympiade (EYOF) wilde iedereen hem aan het werk zien. “Ik ben beginnen te zwemmen op het moment dat ze in België op zoek waren naar de opvolgers van Brigitte Becue en Frederik Deburghgraeve, dus ik had meteen door dat er wel wat van mij verwacht werd. Ik stopte met handballen omdat beide sporten niet meer te combineren waren en de zwemcoaches zeiden dat ik zo veel vooruitgang boekte dat het jammer zou zijn om niet uit te zoeken waar mijn limieten lagen.”

In het Italiaanse Lignano is het in ieder geval meteen raak. “Ik won in mijn eerste internationale competitie op de 50, de 100 en de 200 meter vrije slag en werd derde op de 100 meter vlinderslag. Op dat moment begon het te dagen dat ik een waterkansje had om het te maken als zwemmer. Het is pas toen dat ik de zaken echt serieus ben beginnen te nemen.”

Twee wereldrecords

Dat er zo veel te doen is over de evolutie van Grandjean, heeft natuurlijk ook te maken met het feit dat hij in de koninginnenklasse van het zwemmen uitkomt. “De 50 en 100 meter vrije slag zijn voor het zwemmen wat de 100 en 200 meter spurt voor de atletiek zijn.” Grandjean schakelt een tandje hoger en traint voortaan anderhalf uur voor hij naar school vertrekt. Hij brengt al snel een twintigtal uren per week in het water door. “Ik mocht om drie uur ’s middags al weg, zodat ik mijn tweede trainingssessie van de dag kon afwerken.” Een jaar lang beult de jonge Grandjean zich met sprekend gemak af. “Ik mocht hem eender welke oefening laten doen, hij eindigde altijd als eerste. Hallucinant gewoon”, aldus Henveaux.

Voor het grote publiek is Grandjean evenwel nog steeds een nobele onbekende, al ontdekt men hem in 2006 wel op het WK voor junioren in Rio de Janeiro. Hij pakt daar niet alleen het goud op de 50 en de 100 meter vrije slag, hij doet dat telkens in een wereldrecordtijd. En hij voegt er nog een bronzen plak op de 200 meter vrije slag aan toe.

“Dat was geweldig. Er was toen echt een soort buzz rondom mij. Dat deed me uiteraard deugd en het hielp me om te beseffen wat ik net gepresteerd had. Al heb ik mezelf nooit veel druk opgelegd. Ik was gewoon blij dat ik won.” Yoris domineert de sprintnummers en wordt algauw vergeleken met niemand minder dan Pieter van denHoogenband. “Dat was uitermate flatterend, maar ik wist dat ik amper één kans op duizend had om ooit olympisch kampioen te worden. Het verschil tussen het jeugdzwemmen en het zwemmen bij de profs is namelijk gigantisch.”

In 2007 wordt Grandjean Europees kampioen bij de junioren op de 100 meter vrije slag in Antwerpen en lijkt hij definitief op weg naar de absolute wereldtop. “Hij werd door alle Amerikaanse universiteiten gevraagd omdat hij de beste zwemmer van zijn generatie was”, weet Henveaux nog. “Hij koos er evenwel zowat de slechtste universiteit uit en stond niet veel later al terug in België.” In september van datzelfde jaar vertrekt hij naar Antibes, om te gaan trainen in de club van Alain Bernard. “Ik was graag in België blijven trainen, maar dat was onmogelijk. Het was vertrekken of stoppen.” Henveaux toont begrip: “Ik snap maar al te goed dat hij mijn club verliet. Ik kon hem immers niets meer bijbrengen.”

Tot de Spelen van 2008 in Peking gaat alles goed. Grandjean duikt als eerste Belg onder de grens van de 50 seconden op de 100 meter. Op het EK in Eindhoven heeft hij zelfs minder dan 49 seconden nodig. “Ik ben de eerste die daarin geslaagd is. Dat nemen ze me in ieder geval niet meer af.” Gevolg is wel dat Grandjean met flink wat druk op de schouders naar China afzakt. Er wordt veel van hem verwacht en hij eindigt als… negentiende.

“Ik ontdekte de Spelen en dat was echt een droom die uitkwam.” In de wachtruimte wordt evenwel duidelijk dat al zijn tegenstanders minstens tien centimeter groter zijn. “Ik ben ‘slechts’ 1,85 meter en achteraf bekeken was dat echt een handicap. Vergelijk het met OlivierRochus die tegen Marat Safin moest spelen. Misschien had ik de vlinderslag niet mogen verwaarlozen…”

Of misschien liep het wel vooral mis in Antibes. “Het eerste jaar zat ik op internaat en ging alles goed. Maar het klopt wel dat ik na mijn terugkeer uit China een paar jeugdzonden begaan heb. Ik zat daar alleen op een appartement, dacht dat de wereld aan mijn voeten lag en dat ik me alles kon permitteren. Ik verzorgde mezelf niet goed genoeg en ik had op dat moment eigenlijk nood aan iemand die me begeleidde.”

Bittere pil

Resultaat? Yoris Grandjean verdwijnt van de internationale radar. In 2011 maakt hij zich zorgen over de subsidies van de Franstalige gemeenschap die hij dreigt te verliezen. “Ik was in shock, maar het was wel logisch dat ze me onder druk zetten. Dat was de eerste keer in mijn leven dat ik met zo’n situatie geconfronteerd werd.”

Uiteindelijk verlaat hij Antibes en voegt hij zich bij Camille Lacourt, Florent Manaudou en Frédérick Bousquet in Marseille. “Ik had de indruk dat ik me daar meer thuis zou voelen. Ik had tijd verspild in Antibes, dus heb ik gezwoegd als een beest om terug te komen. Met succes, want ik behaalde mijn kwalificatie voor de 4×100 meter op de Spelen in Londen en daar was ik best trots op.”

Feit is wel dat hij in Londen reserve is, terwijl hij nochtans de op drie na beste tijd zwom. “Wat mij betreft heb ik niet deelgenomen aan de Olympische Spelen in 2012. Ja, ik heb een fout gemaakt door de Franse kampioenschappen te laten voorgaan op een afspraak met het team van de 4×100, maar mij daarvoor naast de ploeg zetten was niet correct. Ik had een sanctie verwacht, maar die was erover. Ik had immers al bewezen dat ik mijn plaats bij die vier waard was.” Yoris Grandjean ziet zijn makkers zwemmen vanuit de tribune en verbijt de pijn. “Ik heb gezworen dat ik sterker zou terugkeren en in 2013 pakte ik met het team van de 4×50 meter brons op het EK in Denemarken. Ik voelde me goed en ik plaatste me ook voor de finale van de 50 meter vlinderslag. Ik had de indruk dat ik opnieuw gelanceerd was. Ik voelde dat ik in grote doen zou zijn op het WK in Barcelona, maar men heeft verhinderd dat ik op de juiste manier kon trainen. Ik was gedegouteerd dat ik me niet optimaal kon voorbereiden op dat WK, maar zodra die bittere pil doorgeslikt was, wilde ik me koste wat het kost plaatsen voor het EK in Berlijn (dat plaatsvond in augustus, nvdr) en ook dat is me gelukt.”

Vandaag ontdekt Grandjean echter een nieuw leven. Je kunt het wel jammer noemen dat een voormalig supertalent met acht jaar vertraging alsnog aan zijn hogere studies moet beginnen. “Ik was niet dol op zwemmen, maar ik hield van winnen”, besluit hij zelf. “Een halvefinaleplaats op een groot kampioenschap betekende niets voor mij. Winnen was het enige wat telde.”

DOOR DAVID LEHAIRE – BEELDEN: BELGAIMAGE/CHRISTOPHE KETELS

“Echt leuk kun je zwemmen niet noemen, want je telt dag in dag uit de tegels op de bodem van het zwembad.” Yoris Grandjean

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content