Maar dat geldt geenszins voor de tennisser Xavier Malisse, die herstelt van een polsblessure en zich klaarstoomt voor een comeback op de US Open. ‘Ik moet zelf maar terugknokken.’

Bij het betreden van het terras op tennisclub La Gantoise, in de schaduw van het Gentse Ottenstadion, kijkt Xavier Malisse even naar de lucht. De West-Vlaming, die vorige week zijn 27ste verjaardag vierde, beseft dat er zwaar weer op komst is, want er dreigt gedonder. Maar toch beslist hij om het erop te wagen en buiten de vragen te beantwoorden. “Angst is een slechte raadgever”, stelt hij. “Na regen komt altijd zonneschijn. Dat is wat ik de laatste maanden leerde.” Even onderbreekt hij. Zijn ogen richten hun blik op het tennisveld, waar enkele jeugdige talenten een wedstrijd afwerken. “Dit is zo’n mooie sport. Ik kan het tennis niet missen. Daarom ben ik supergemotiveerd om terug te keren. Snel aantonen wat ik echt waard ben, dat is mijn doel.”

Sinds februari, na een knappe seizoensstart met twee toernooiwinsten in Delray Beach en het Indiase Chennai – waar hij Ra- faël Nadal uitschakelde in de halve finales – is onze landgenoot op de sukkel met tendinitis aan de rechterpols. Een operatie werd uitgesteld, alle zorgen werden toevertrouwd aan kinesist Lieven Maesschalck. Malisse hernam ondertussen de trainingen met zachte ballen, laat wekelijks echo’s nemen en hoopt vanaf deze week over te schakelen op de gewone tennisballen. “Maar voorzichtigheid is geboden. Ik leer almaar meer naar mijn lichaam te luisteren. Het heeft weinig zin te forceren, daar is toch niemand bij gebaat. Geen volle slagen, maar veel met slice, om mijn pols niet te fel te belasten.” Malisse straalt rust en sereniteit uit, maar je voelt aan zijn lichaamstaal dat het vanbinnen serieus kriebelt. Zijn populariteit bleef intact, want hij moet minstens driemaal onderbreken om een handtekening uit te delen. Alleen over de teruggekeerde dopingzondaars Mariano Puerta en Guillermo Cañas wenst Malisse niet te praten.

Die polsblessure kwam er wel op een heel ongelukkig moment, want je verkeerde net in topvorm ?

Xavier Malisse : “Absoluut. Conditioneel en mentaal zat alles perfect in mekaar : in november en december had ik bijna dagelijks constant fysiek beulenwerk verricht, want ik wilde graag mijn ranking behouden of zelfs nog wat opschuiven. Het goede gevoel was er meteen. Ik vond direct de juiste slagen en mijn beste spel terug. Dan kwam al snel die eerste toernooiwinst in Chennai, wat voor een fameuze boost zorgde voor het zelfvertrouwen. De Australian Open viel dan weer wat tegen, met snel verlies in vier sets tegen Arnaud Clement. De omstandigheden zaten tegen. De warmte vormde mijn grootste tegenstander. Bovendien moest je daar eindeloos lang wachten. Ik ben daar niet zo goed in, stond daardoor niet fris op de baan. (grijnst) Het terrein was precies twee centimeter te klein, waardoor bijna al mijn ballen buiten vlogen. Je hebt zo van die dagen dat alles tegenzit.”

Gelukkig kon je daarna direct de knop omdraaien in Delray Beach ?

“Inderdaad. Ik versloeg James Blake in een spannende driesetter tijdens de finale. Het blijft echter jammer dat al die moeite, de inspanningen en de energie verloren gingen door een kleine verkeerde beweging in Memphis. Plots werd ik gedwongen direct te stoppen, want de pijn was niet te houden.”

Laatste alternatief

Je viel eind februari uit in het toernooi van Memphis, waar je bij een 6-4 en 2-2-tussenstand moest opgeven in de tweede set van het duel tegen de onbekende Rus Teimuraz Gabashvili. Een zware opdoffer ?

“Die machteloosheid, dat was nog het ergste. Je ziet alles zo wegvloeien in een paar seconden tijd. Bovendien : ik ben niet ziek, voel me kiplekker, maar kan niks doen. Dat frustreert enorm.”

Waarom wachtte je zo lang met de beslissing over een even- tuele operatie ?

“Omdat alle belangrijke toernooien eraan kwamen : Indian Wells, Miami, later ook nog Roland Garros. Na twee weken was die zwelling wat weg. We probeerden een inspuiting met cortisone. Achteraf bekeken bleek dat niet de juiste methode, want na amper tien minuten trainen kwam die pijn terug. Het was vrij eenvoudig : we moesten afwachten. De pees, die nu loszit, kan er opnieuw inklikken en aangroeien. Maar dat is een fiftyfiftyverhouding. In overleg met dokter Verstreken, die ook de pols van Kim Clijsters opvolgde, en Lieven Maesschalck beslisten we om voor de natuurlijke genezing te kiezen. Want bij een operatie, het laatste en moeilijkste alternatief, moet je rekenen op een onbeschikbaarheid van twee tot drie maanden. Daarom schoven we die datum, voor een operatie, op naar eind juni, midden juli.”

En trok je in de tussentijd naar Maesschalck in Antwerpen. Hoe belangrijk is zijn rol in dit genezingsproces ?

“Hij is een echte vakman, op zijn eigen manier. Ik kende Lieven niet. Olivier Deschacht bracht me in contact met hem. Bij Lieven doe ik dagelijks wat simpele oefeningen, voor de versteviging van de pees, naast de gebruikelijke massages. Het gaat om een alternatieve werkmethode, maar blijkbaar heel doeltreffend en de beste oplossing. Ook voor de motivatie is Lieven van goudwaarde : heel positief ingesteld en altijd bereid om in te springen bij een dipje. Met de juiste woorden kan hij je ongelooflijk oppeppen. Vooruitkijken staat voorop. Ik ben sowieso een optimist. Veel mensen zien mij als een driftkikker, door mijn kwaadheid op het terrein, maar ik ben eigenlijk een heel rustige en spontane kerel. Ik sta op en ben goedgezind.”

Werd die blessure niet in de hand gewerkt door jouw speelstijl ?

“Nee, het kan gewoon iedereen overkomen. Het zit in de genen, want ik heb een iets plattere pees. Natuurlijk, door de schokken over de jaren heen, is de kans groter dat het gewricht het eens begeeft. Voor de rest heb ik weinig last van slijtage.”

Wat is dan de verklaring voor het groeiend aantal polsletsels, zoals bij Clijsters, Flipkens, Zvonareva, Ancic, Srichapan en Murray ?

“Door de belasting en het overschrijden van je eigen limieten. Modern tennis vergt veel van het lichaam, zonder dat je daar zelf veel bij stilstaat. Ook de overvolle kalender zorgt ervoor dat je iedere wedstrijd top moet zijn. Een maand langer wat recuperatie inbouwen lijkt aangewezen. Na de US Open, midden september, platte rust. Want nu eindigt het seizoen, speel je in november in België nog een exhibitie en amper twee weken later begin je al de voorbereiding. Dat is veel te kort. Het aantal afwezigen op de Australian Open is genoeg bewijs. Dat de commercie vaak de bovenhand haalt op het sportieve, blijft jammer.”

Tot drie tellen

Hoe moeilijk of makkelijk is het om individueel je conditie te onderhouden ?

(blaast) In het begin vormde dat geen probleem. Maar na verloop van tijd zwakt alles wat af, hé. Dat blijft een normale menselijke reactie. Ik ga niet graag alleen lopen. Op dit moment zit ik misschien vier tot vijf kilo boven mijn competitiegewicht. (lacht) Maar van zodra ik medisch weer volledig in orde ben, trek ik op afzondering naar Florida, om daar in optimale omstandigheden eens een maand lekker diep te gaan. Kracht, snelheid, het voetenwerk, met specifieke oefeningen tussen een ladder. Echt afzien. Dan komt alles wel snel in orde en heb je tijdens de lange duels geen last van vermoeidheid.”

Met welke doelstelling was je eigenlijk aan het seizoen begonnen ?

“Weer bij de eerste twintig geraken. Een mooie uitdaging. Mijn hoogste ranking ooit was negentiende. Ik begon op plaats 27 of 28 en moest gedurende vier maanden weinig punten verdedigen. Twee toernooizeges op een maand, ik zat voor op schema. Nog vijf tot zeven matchen winnen en het was gelukt. Daarom is dit nu dubbel jammer. Maar ik treur niet langer. Eerst zien waar ik straks uitkom, als ik terugkeer. In augustus wil ik opnieuw wedstrijden spelen, om klaar te zijn tegen de US Open.”

Ga je de ‘protected ranking’ inroepen, een hulpmiddeltje van de ATP voor spelers die langer dan zes maanden buiten strijd zijn en waardoor je bij acht toernooien het klassement kan gebruiken dat je had toen je uitviel ?

“Het is alleszins goed dat die beschermende maatregel bestaat. Een mooi vangnet, maar iets waar ik pas eind augustus gebruik kan van maken. Ik moet het allemaal nog eens goed bestuderen. Het is vrij simpel : als ik opnieuw in orde ben, wil ik spelen. Dan moet ik zelf maar terugknokken. Het schrikt me niet af om terug te vallen naar een plaats tussen 150 en 200. In mijn hoofd zit ik fris, ik snak naar de bal en wil zeker nog minstens vier tot vijf jaar meedraaien in het circuit. Eventueel moet het dan maar via een aantal challengers of met hier en daar wat wildcards gebeuren. Eenmaal je bij de eerste tachtig raakt, komt alles in een stroomversnelling.”

Je bent bij de mannen de enige Belg die vlot meedraait bij de top vijftig, maar je sleept ook een reputatie van nonchalance met je mee. Waarom ben je een plaats bij de top twintig waard ?

“Conditioneel zat ik jarenlang maar aan tachtig procent. Ik teerde veel te lang alleen op mijn talent en finesse en beging daarmee een fout. Dat was mijn grootste probleem. Daardoor verloor ik drie tot vier jaar, ondanks het feit dat ik nog makkelijk bij de top vijftig hoorde. Ik bleek niet langer opgewassen tegen het huidige spierballentennis. Pas de laatste twee jaar sta ik ongelofelijk scherp, vond ik de juiste aanpak. (lacht) Je bent nooit te oud om iets bij te leren, hé. Ik werd een stuk volwassener en rustiger.

“Het grote verschil met vroeger is dat ik perfect kan inschatten wanneer de inspanning primeert op de ontspanning. Ik vond de juiste balans tussen hard labeur en amusement. Ook op de baan ben ik minder impulsief, probeer ik mijn reacties beter te controleren. Die details maken het verschil. (grijnst) Even tot drie tellen kan echt wonderen doen. Je kan niet ieder belangrijk punt pakken. In het huidige tennis kom je niet ver met woedeaanvallen. Boos blijven en je verkeerd afreageren, helpt niet. Dan is het om zeep. De twee punten die ik anders stom weggaf, kan ik zo nog veroveren. Dat maakt een wereld van verschil. Ook terugdenken aan de goede momenten, zoals die halve finale in Wimbledon, geeft me wat extra motivatie. De videomontage met mijn beste tennis, die werd samengesteld door een vriend in Florida, vormt daarbij een fantastische steun.”

De tijd van de wilde verhalen en de hype rond jouw figuur, toen je in de VS poseerde met een BMW cabrio met nummerplaat X-Man, is definitief voorbij ?

“Goh. Als je achttien bent, weet je van niet beter. Ik zat toen in mijn zotte periode. Ik laat me niet meer zo snel gek maken. Het was er gewoon over, pure show. De enige herinnering aan die tijd is deze ring, met de inscriptie X. Voor de rest is X-Man dood en begraven. Ik haat het nu. X vind ik nog plezant, maar het hoofdstuk X-Man sloot ik al lang af. Alleen geraak je die oude stempel maar moeilijk kwijt.

“Ik werd een levensgenieter, die graag eens profiteert : uitgaan met mijn Belgische vrienden, een glaasje drinken, iets lekkers eten. Meer moet dat echt niet zijn. Laat de glitter en glamour maar achterwege.”

Borrelend gevoel

Vreesde je de voorbije maanden ooit voor het einde van je actieve loopbaan ?

“Om eerlijk te zijn : toch wel eventjes, omdat ik nooit eerder sukkelde met een letsel dat langer dan drie weken duurde. Daarom ook dat ik mijn oorspronkelijke planning aanpaste. Ik had ooit de bedoeling te stoppen op mijn 29ste. Maar als je zolang langs de kant staat en via tv moet kijken naar de Grand Slams, dan krijg je een borrelend gevoel in je buik. Je wil graag weer bij het circuit horen. Misschien is deze gedwongen rustpauze goed geweest om even stil te staan bij mijn toekomst. Ik hoop nog lang te kunnen doorgaan, misschien zelfs tot mijn 35ste.”

Tennis betekent veel meer in je leven dan je besefte ?

“Het is een passie, een plezante sport. Sinds mijn twaalfde ken ik niks anders.”

Ben je al bezig met jouw toekomst erna ?

“Af en toe, maar ik geraak er echt niet aan uit. In het circuit blijven, lijkt me geen realistische optie. Echt les geven, dat zie ik niet zitten. Ik droomde ooit van een loungebar. Alleen, in de horeca werken, is blijkbaar ook niet alles. Mijn vader raadt me dat trouwens ten stelligste af. Ik zou dan liever twee tot drie jaar professioneel golf overwegen. Nu ligt mijn handicap rond de tien. Dat is nog een achterliggende gedachte. Van één ding ben ik zeker : ik blijf in België wonen, want de meeste van mijn vrienden wonen en werken hier. En ik wil zeker een groepssport beoefenen, iets zoals zaal- of minivoetbal. Al sinds mijn zesde ben ik supporter van Anderlecht. Door de vriendschap met Olivier kon ik wat matchen volgen en hun titelfeest van kortbij meemaken. Die vreugde-uitbarsting, dat zal me nog een tijdje bijblijven.”

Proftennis betekent een gejaagd hectisch leven, altijd onder druk staan om te moeten presteren en veel reizen. Raak je dat nooit beu, zoek je niet liever naar wat meer stabiliteit ?

“Natuurlijk. Tennis is een individuele aangelegenheid. Je bent vaak op jezelf aangewezen, leert wel om te gaan met die eenzaamheid, maar je leeft toch veelal op hotel. Ook die lange vluchten, bijvoorbeeld 33 uur onderweg naar Australië, dat weegt soms wel eens door. Hoe ouder je wordt, des te lastiger je dat vindt. Maar het tennisspel op zich en de trainingen compenseren veel. Ik ben nu eenmaal een competitiebeest. Bovendien is een normale relatie bijna onmogelijk. Daarvoor ben je te veel uithuizig. Of jouw partner moet zich volledig wegcijferen en haar job opgeven. Het is doenbaar, maar moeilijk. Die drang naar standvastigheid komt stilaan wel opzetten.”

En een relatie met iemand uit het circuit, zoals in het verleden Jennifer Capriati, is ook niet echt bevorderlijk ?

“Nee. Dat ga ik niet meer doen, want je kan daar zwaar onder lijden. Je slaat dan automatisch een bal mee.”

Voel jij je volledig Belg of draag je nog iets Amerikaans met je mee ?

“Behalve het onaangename weer bij momenten apprecieer ik steeds meer de gezelligheid van ons land. Als je als achttienjarige in Florida belandt, is alles daar natuurlijk de max. Maar naarmate je meer ingeburgerd geraakt, merk je ook de oppervlakkigheid van de Amerikaanse mentaliteit. Je krijgt het daar moeilijk mee.

“Alleen op sportvlak ben ik wat beïnvloed. Bij ons is het soms wat bekrompen en kortzichtig, terwijl in de VS de sporters op een andere manier worden benaderd. Daar heerst wel een sportklimaat. Zij koesteren hun helden, gaan af op de prestaties die ze leveren. Van afgunst is daar weinig sprake.”

Is David Felgate nu de enige coach die weet hoe hij jou moet prikkelen ?

(lacht) Blijkbaar. Ik heb geen coach nodig die om de twee minuten corrigeert of bijstuurt. Hij beperkt zich vaak tot de hoogst noodzakelijke aandachtspunten. Aan roepers heb ik geen boodschap, want dan dreig ik lastig te worden. David zorgt voor het schaafwerk, doet aan detailwerk. Maar er bestaat een groot wederzijds respect. En dat is de basis van elke goede samenwerking.” S

Door frédéric vanheule

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content