Veertig jaar voetbal in Oostende, een merckxist voor het leven, maar Marc Coucke is vooral een sportliefhebber. Een monoloog die begint op dinsdag 9 december 2003, wanneer Coucke zich na de wedstrijd Club Brugge – Ajax in een Brugs cafeetje achter de draaitafel zet…

Een van die beruchte avonden in café De Reisduif, bij Alaintje langs de Langerei. Schitterend! Eerst Champions Leaguevoetbal op Club Brugge en daarna met klanten, leveranciers en enkele bekende Vlamingen op café, waar ik alleen Vlaamstalige muziek speelde. Het acroniem YOLO – you only live once – moest nog worden uitgevonden, maar dat principe was toen al heel sterk aanwezig. Naar het voetbal gaan kijken, daarna een glaasje champagne drinken en snel-snel naar huis, neen… Dan hoefde het voor mij niet. Het moest vooral plezant zijn. In die mate zelfs dat sommige klanten, die een paar jaar ervoor al eens mee waren geweest, een hotel boekten omdat ze wisten dat het wel eens een lange nacht zou kunnen worden. (lacht)

“Vreemd genoeg heb ik als Gentenaar nooit iets met AA Gent gehad. Met Club wel, maar blauw-zwart kwam altijd op de tweede plaats, na KV Oostende. Verrassend? Misschien wel, want sommigen voelen zich eerder tot succes aangetrokken, terwijl we met KVO járen in tweede en derde klasse hebben gevoetbald. Supporter zijn is niet altijd te verklaren. Toen ik midden augustus op het punt stond om in KV Oostende te investeren, heb ik daar met een aantal mensen van Club over gesproken en ze vertelden allemaal hetzelfde: ‘We zien een verschil in de manier waarop je voor Oostende en Club supportert.’ Gelukkig maar, anders zaten alle voetbalfans in Anderlecht of Brugge. KV Oostende is mijn ploegje: altijd geweest en dat zal altijd zo blijven. Ik heb op geen enkel moment afgehaakt, ook omdat we in de weekends naar Oostende bleven gaan. De zee is mijn lang leven, want als ik in het weekend thuisblijf, dan zit ik de hele dag achter mijn computer te werken.”

Twee sjaals

“Mijn verste sportherinneringen gaan terug naar begin de jaren zeventig, toen we in het weekend een vast ritueel hadden. Op zaterdagnamiddag werd de apotheek in het centrum van Gent gesloten en vertrokken we naar Oostende, waar mijn ouders een buitenverblijf hadden. Allemaal samen in de auto: vader, moeder, broer, grootmoeder, ikzelf en de hond… Eerst schaken in KOSK – Koninklijke Oostendse Schaakkring – en op zondagnamiddag naar het voetbal. En, heel uitzonderlijk: ik was zowel supporter van AS Oostende als VG Oostende. Op die manier kon ik elk weekend een voetbalwedstrijd zien: de ene week samen met mijn broer met ons fietsje naar het Albertpark, de week erna naar Armenonville, het stadionnetje van ’t Veegee. Ik herinner me zelfs een seizoen (1974/75, nvdr) waarin den As in eerste klasse speelde en VG Oostende aan de eindronde in tweede deelnam. Toen mijn twee clubs tegen elkaar speelden (in de seizoenen 1977/78 in tweede klasse, in 1979/80 in derde, nvdr), had ik twee sjaals aan: een geel-rode én een groen-rode. Schitterend, toch?

“Mijn broer, die ook nog altijd naar de wedstrijden gaat, en ik vonden het spijtig dat onze twee clubs in 1981 – ik was net zestien jaar – fusioneerden, want dat betekende dat we de helft van onze wedstrijden kwijt waren. Den As en ’t Veegee die plots KV Oostende werden, dat sprak niet aan. Café O, een derdeklasser… Geen gemakkelijke jaren. Het heeft enorm lang geduurd voor de club haar identiteit heeft gevonden. Pas nu hoor ik van veel mensen dat we de mooie tijden van den As doen herleven. Oostende is weer trots op KVO. Dromen mag weer, de club is trendy. Ik weet niet of die dromen zullen uitkomen, maar we kúnnen tenminste weer dromen. Iemand die in een bedrijf werkt waar er veel supporters van Club zitten, wordt niet meer elke week uitgelachen. ‘Supporter van Oostende? Van den basket, zeker?’

“Ik was een enorme fan van Erik Pinson, wiens vader in Veurne een biscuiterie had. Langs de zijkanten van het veld hingen zelfs publiciteitsborden van hun bedrijf. Riksje Pinson, de beenharde verdediger die achterin alles ‘opkuiste’. Een boom van een vent die in de eerste plaats met zijn hart voetbalde. En wanneer KV Oostende een hoekschop kreeg, stond iedereen recht in de tribune: ‘Pinson, naar voren!’ En dan zag je hem naar de zestien sjokken… Schitterende figuur, die op stilstaande fases heel vaak scoorde.”

Geloofwaardigheid

“Ik heb bij KV Oostende alles meegemaakt. Supporter in eerste, tweede en derde klasse, eind de jaren negentig sponsor en bestuurslid, nu hoofdaandeelhouder. Totaal onverwacht, ja, want ‘ze’ vroegen mij al járen om ‘iets’ te doen. Maar ik wilde niet. De intenties na de titel in tweede waren goed: de ploeg bijeenhouden en enkele versterkingen aantrekken. Maar uiteindelijk werd de ploeg alleen in de breedte uitgebouwd en was ze totaal niet klaar. Het zou slecht afgelopen zijn, denk ik. KV Oostende was een vis voor de kat – ik pas mijn spreekwoorden altijd aan de zee aan.” (lacht)

“Ik begreep niet dat KVO er na de promotie niet in slaagde om een hoofdsponsor te vinden. Voor ons bedrijf was het bedrag te hoog, zodat Omega Pharma en Bart Versluys(CEO van Groep Versluys, nvdr) de krachten bundelden. Daarna deed ik een oproep: ‘Als er iemand is die de club – (fijntjes) en niet alleen het stamnummer – wil kopen, dan leg ik tien procent bij.’ En toen ook daar geen respons op kwam, heb ik beslist om het zélf – in persoonlijke naam – te doen. (Marc Coucke betaalde 1 miljoen euro voor zestig procent van de aandelen, nvdr) Na twee dagen wist ik al dat het een goede beslissing was. Supergeestig!

“Tijdens de onderhandelingen, zeker met een speler als Franck Berrier, merkte ik dat de uitstraling van de firma en de wielerploeg mij een zekere geloofwaardigheid gaf. Onderschat de impact van Omega Pharma – Quick-Step op je visitekaartje niet: zevende plaats op de UCI-ranking, voor het tweede opeenvolgende jaar wereldkampioen tijdrijden per ploeg… Om het in voetbaltermen te zeggen: net onder FC Barcelona en Real Madrid.”

Een merckxist

“Als kind was ik, naast het voetbal in Oostende, begeesterd door de Ronde van Frankrijk. Na elke rit uren wachten tot je een jonge gast hoorde schreeuwen: ‘Het Volk, met de uitslag van de Ronde van Frankrijk…’ Een gazetje dat ik elke dag verslond, kijken wie bijvoorbeeld van de 62e naar de 57e plaats was opgeschoven… (lacht) Ik was een onvoorwaardelijke fan van Eddy Merckx, een echte merckxist, nog steeds mijn nummer één. Dat de koers bij ons zo intens wordt beleefd, hebben we aan Merckx te danken. Hij heeft ons land ‘besmet’. En als Merckx niet won, dan was ik tevreden als het een Belg was. Veel mensen redeneerden toch zo? ‘Als er maar een Belg wint.’ Als jonge gast keek ik minder naar ploegen, sinds we met het bedrijf sponsoren, is dat natuurlijk anders.

“Dat ik op 7 april ‘in’ Parijs-Roubaix zat en niet op de titelmatch van KV Oostende, zegt niets over mijn voorkeur. Koers, de strijd van de mens tegen de natuur, vind ik wel de mooiste sport. In de volgwagen kruipen is leuk, maar intens en lang. Daarom zit ik het liefst in de vipcamionette van Jo Planckaert, een schitterende gast. De renners een paar keer zien passeren, iets eten en een halfuur voor de finish een pint pakken. En als er dan ‘ene van ons’ wint, zoals Matteo Trentin dit jaar in Lyon, dan is dat genieten, hé. Ik ga heel graag eens een week naar de Ronde van Frankrijk, maar dan vooral als liefhebber. Als je daar bent om zaken te doen, dan is het plezier ervan af. ‘Wil je een beetje meer van onze producten verkopen?’ Neen, dat is niet de bedoeling. Omega Pharma is natuurlijk de kern van alles, want als het in het bedrijf eens een jaar minder goed zou lopen, dan zal je mij op het voetbal en de koers niet veel zien.

“Paris-Roubaix vind ik ook fantastisch, nog meer dan de Ronde van Vlaanderen, ook al omdat we die dag deel uitmaken van de technische staf. Een paar dagen ervoor krijgen alle chauffeurs van de camionettes van Patrick Lefevere een lijst met de kassiestroken waar ze moeten staan. Strook 19, 11, 5,… Klaarstaan om renners eventueel een nieuw wiel te geven, anderen weer op de fiets helpen,… En dan zo snel mogelijk vertrekken om op tijd aan de volgende strook te zijn. Op het einde van de dag hebben wij óók een kilo stof binnen. (lacht) Een fantastische koers. Overleven op de kasseien, een ongelofelijke streek om door te rijden, eindigen op de velodroom, achteraf op het middenplein staan…”

Zelf sporten

“Ik was sportief, maar het competitie-element heeft me nooit aangesproken. Fietsen, lopen, voetballen op het strand of de speelplaats, tennissen… Ik heb nooit de drang gevoeld om me bij een club aan te sluiten, tenzij dan bij de schaakkring in Oostende. Ik denk niet dat ik voor een bepaalde sport veel talent had. En als ze op school tijdens de speeltijd begonnen te basketten, mocht ik zelfs niet meespelen, maar dat is wellicht geen verrassing. (lacht) Naast het veld de score bijhouden, dat was mijn taak.

“Ik ben vooral een passieve sportfreak. Als ik op een regenachtige zondagnamiddag tijdens het zappen bijvoorbeeld beelden van curling zie, dan durf ik wel eens een halfuurtje te kijken. ‘Waarom vegen ze nú met die borstel?’ ‘Wat voor effect heeft dat?’ (lacht)

“Ik heb een tijdje met vrienden gekoerst, maar dat was niets voor mij. Ik had nochtans een fantastische fiets – een Time, het exemplaar van Paolo Bettini – en een mooi koerspakje, maar ik hou niet van bergop fietsen. Liever met een gewone fiets en met vrouw en kinderen de Riante Polderroute rijden, een ritje van iets meer dan 40 kilometer over oude dijken, door de polders en de Zwinstreek. En onderweg stoppen aan restaurant de Siphon in Damme, precies halfweg. Fietsen, eten, iets drinken… ‘Mijnen Bettini’? Die staat thuis op rollen, naast mijn loopband. Die fiets is de ideale kapstok… (lacht)

“Ik sta momenteel wat te zwaar, maar in de laatste vijf jaar heb ik toch dertien halve marathons gelopen. Ik kan die afstand aan, maar het is verschrikkelijk lastig. Ik ben er echt niet voor ‘gemaakt’. Ook daarom neem ik straks (op 20 oktober, nvdr) niet deel aan de Omega Pharma Halve Marathon, want dan voelt iedereen zich ook nog eens geroepen om onderweg met mij een babbeltje te slaan… Neen, ik zal net als vorig jaar aan de finish de micro nemen en commentaar geven.”

Zakenman of topsporter?

“Ik ben zeker niet jaloers op topsporters. Iedereen krijgt bij de geboorte bepaalde talenten mee, iets waar hij of zij zelfs geen verdienste aan heeft. Maar zulke mensen hebben wel de taak om die maximaal te ontwikkelen, voor zichzelf én voor de omgeving. Mijn talenten lagen eerder op het creatieve vlak. En: liever een succesvol zakenman dan een topsporter, want uiteindelijk zijn er veel sporters die na hun 35e op de dool raken.

“Zakendoen is lastiger dan topsport, omdat wij een grotere verantwoordelijkheid hebben. Een bedrijf moet rendabel zijn, groeien en elke maand moet het loon van onze 2500 medewerkers op de rekening staan. Je moet sport niet te veel au sérieux nemen. We zullen er alles aan doen om op het einde van het seizoen met KV Oostende niet te degraderen, maar als het dan toch zou gebeuren, dan zal ik de club niet in de steek laten. Zulke tegenslagen moet je kunnen relativeren, iets wat je in het zakenleven nooit mag doen. Het is uiteindelijk máár sport, hé.” ?

DOOR CHRIS TETAERT – BEELDEN: IMAGEGLOBE

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content