Elke zondag rijden Germinal Beerschotspelers Martijn en Pieterjan Monteyne van Antwerpen naar hun thuisbasis Roeselare. Komend weekend is het andersom en zakt hun vroegere club af naar het Kiel. In afwachting gaat het bij moe en va over vroeger en nu.

Het is iets over halftwaalf als Pieterjan zijn wagen voor het ouderlijke huis parkeert. Binnen de vijf tellen komt moeder Martine tevoorschijn. Haar oudste zoon heeft, zoals gewoonlijk, niet alleen zijn vrouw Lien meegebracht, maar ook dochtertje Maren, bijna elf maanden oud. Liefdevol sluit Martine haar kleinkind in de armen en wandelt ze met haar oogappel langs het huis naar het terras achteraan. Daar zitten haar jongste zoon Martijn en zijn vriendin Delphine al te genieten van de laatste adem van de zomerzon. Vader Dirk duikt de keuken in en haalt twee goed gevulde ontbijtdozen met koffiekoeken, broodjes, fruit, eieren, … boven. Zonder veel omwegen wordt de tafel gedekt, iedereen krijgt een glaasje fruitsap toegeschoven.

Speels en serieus

Mutley, de hond, holt vrolijk heen en weer, is duidelijk blij om Pieterjan en Lien weer te zien. Het beestje kreeg hier een nieuw thuis, omdat het appartement van zijn baasjes te klein werd.

Pieterjan en Lien wonen in Burcht, Martijn in een flat op een steenworp van het Kiel. “We aarden allebei heel goed in Antwerpen”, zegt Pieterjan. “Maar hier voelen we ons echt thuis. Ginder hebben we niet zoveel contacten naast het voetbal. Daarom is het plezant om elke week eens terug te komen, om familie en kennissen op te zoeken.”

In deze vertrouwde omgeving ogen de twee bijzonder relaxed. Maar spraakwatervallen zullen ze nooit worden. En hier, op het terras van het ouderlijke huis, blijkt dat ze hun eerder stille aard van geen vreemden hebben. Ook hun pa kun je bezwaarlijk praatziek noemen. Hun ma laat nog het meest van zich horen. Zij praat – in tegenstelling tot de rest – met krachtige stem, niet ongewoon voor een kleuterleidster. In ‘De Ark’, in deelgemeente Oekene, passeerden iets meer dan twintig jaar geleden haar beide zonen in haar klasje. “Flinke kleuters”, weet ze nog. “Alleen in de auto liep het af en toe mis, wanneer beslist moest worden wie vooraan mocht zitten. Normaal hadden ze een beurtrol. Maar als ik langs de bakker ging, moest er verwisseld worden, vond de ene. Waarop de andere boos was als we thuiskwamen, omdat het volgens hem niet eerlijk verdeeld was. In het begin stelde dat probleem zich niet; toen sliep de jongste op de terugweg nog veel in de wagen.” Martijn lacht: “Vermoeid van op te letten.”

Martine: “Martijn is speelser, Pieterjan is …”

Pieterjan: “Opener.”

Martine: “En serieuzer.”

Pieterjan: “Over Martijn zul je nooit veel weten.”

Martine: “Dat was al zo toen ze nog in de kleuterklas zaten. Pieterjan kwam thuis alles van a tot z vertellen. En dat deed hij omgekeerd ook, bij de juffrouwen, hoorde ik van collega’s.”

Pieterjan: “Dat mijn vader weer was beginnen te roken bijvoorbeeld.” ( hilariteit)

Gat in de deur

Thuis was het uitgestrekte gazon een gedroomd voetbalveld. “We hadden hier een grote goal,” wijst Pieterjan, “waar Martijn meestal in moest staan. Hij was nog vrij getalenteerd als keeper.” De terrasvensters van de keuken sneuvelden nooit, maar stonden meestal wel vol afdrukken van ballen. En ook op de pas gepoetste vloer lieten de twee vaak sporen na.

Pieterjan: “Als we echt vol modder hingen, spoot va ons proper met de tuinslang.”

Martine: “Het waren brave kinderen. Levendige jongens. Ze zaten niet vaak stil en hadden veel aan elkaar, ze schelen maar 22 maanden ( Pieterjan is nu 25, Martijn 23, nvdr).”

Pieterjan: “We ravotten altijd samen.”

Martine: “Boven hadden ze een speelkamer, met een biljarttafel. Daar kwam het af en toe wel eens tot ruzie. Pieterjan sloeg met een biljartstok ooit een gat in de badkamerdeur.”

Pieterjan: “Martijn kon mij uitdagen met kleine dingetjes waardoor ik het op mijn heupen kreeg.”

Martijn: “Meestal verloor ik, omdat ik de kleinste was. Ik moest toch iets doen?”

Pieterjan: “Ik maakte hem beter ( lacht). Hij voetbalde elke keer met iemand die ouder was, die wat meer kracht had, iets groter was … Altijd knokken.”

Martijn: “Ik ben hem zo dankbaar ( grijnst).”

Martine: “In hun speelkamer lag een matras. Ze hadden elk hun eigen slaapkamer, maar kropen ’s nachts toch stiekem bijeen om in de speelkamer samen te slapen.”

Pieterjan: “We deden alles samen; naar school gaan, voetballen, uitgaan … We hadden dezelfde interesses, dezelfde vriendenkring en voelden eigenlijk nooit de behoefte om aan iets alleen te beginnen.”

Maar in hetzelfde team voetballen was er tot vorig jaar niet bij. Tijdens hun jeugdopleiding bij Roeselare zaten Pieterjan en Martijn door het leeftijdsverschil nooit in dezelfde categorie. En toen Martijn bij de eerste ploeg kwam, was Pieterjan al naar Antwerpen verhuisd. Begin vorig seizoen kwam ook zijn jongere broer naar het Kiel, sindsdien zijn ze herenigd. Ze hebben beiden een basisplaats; Pieterjan als linksback, Martijn als rechtsback. In de kleedkamer zitten ze broederlijk naast elkaar, omdat materiaalman Jos dat zo regelde.

Emoties in de zetel

Om de thuiswedstrijden van hun zonen te volgen rijden Dirk en Martine nu om de twee weken helemaal tot in Antwerpen. De andere matchen volgen ze op tv, thuis, waar de emoties dan hoog oplaaien.

Martine: “Bij de goal van Pieterjan op Genk was ik aan het wenen.”

Pieterjan: “Ze volgen het hier ook altijd elk vanuit een andere zetel. Tijdens zo’n match moeten ze elkaar met rust laten ( lacht).”

Martine: “Ik ben wel fier. Ook omdat het met alle twee goed gaat. Mocht een van de twee problemen ondervinden, dan zou het moeilijk zijn. Maar nu hebben ze alles om gelukkig te zijn.”

Al zal het volmaakte geluk er pas zijn als het ook sportief weer draait voor hun ploeg. Zoals elk jaar lijken de Ratten hun start te missen. Ze leverden op Genk, thuis tegen Dender en op Westerlo drie belabberde prestaties af.

“Het is perfect te vergelijken met vorig seizoen”, zegt Pieterjan. Toen boekte Germinal Beerschot eerst een vier op vijftien, maar klom de ploeg via een 27 op 27 naar de top van het klassement, met een vijfde plaats als eindresultaat. “Onze ploeg staat even ver als een jaar geleden. Maar we hebben nu wel meer kwaliteit. De kern is breder, de trainer beschikt over meer wisselmogelijkheden. Het is weer wachten op het moment dat het ineens klikt.”

Aanvallende impulsen

De twee broertjes hebben een cruciale rol in het team. Omdat Germinal Beerschot eigenlijk geen echte flankspelers heeft, maar voornamelijk centrale middenvelders, verwacht trainer Harm van Veldhoven dat zijn backs aanvallende impulsen geven. Vorig seizoen lukte dat niet zo goed.

Pieterjan: “Ik presteerde de eerste matchen wat minder goed dan de mensen van mij gewoon zijn, dat reflecteert zich bij mij direct op het aanvallende vlak. Dan speel ik iets geremder, terwijl dat in feite niet nodig is. Martijn speelt meer vrank en vrij.”

Martijn: “Het is belangrijk dat je een evenwicht zoekt. Onze centrale verdedigers verwachten ook dat we ons defensieve werk opknappen, dat we hen niet in de steek laten.”

Pieterjan: “Uiteindelijk zijn we in de eerste plaats nog altijd verdedigers. En als het een match in offensief opzicht niet echt lukt, probeer je er gewoon eerst voor te zorgen dat het defensief goed zit, dan kan je van daaruit voort bouwen. Maar van een moderne flankverdediger wordt verwacht dat hij aanvallend wat kan bijbrengen. Dat de trainer daar zo op hamert, is positief voor onze carrière, denk ik.”

Martijn: “Bij Roeselare moest je sowieso meer verdedigen, omdat je daar regelmatig in de onderdrukking zat.”

Pieterjan: “Twee keer per week werken we samen met de spitsen specifiek op dat offensieve aspect. Dan wordt ons gevraagd de aanvallers te bedienen, zij moeten afwerken. De rest van de groep doet op dat moment wat anders, want we trainen dat zonder tegenspelers. Je voelt dat het iets is waarop je veel moet oefenen.

“Als je denkt dat het niet van harte is dat we mee naar voren trekken, is dat een foute indruk. Ik vind het leuk om me uit te leven op dat vlak. Wel is het zo dat er vroeger, bij de jeugd van Roeselare, op dat aanvallende nooit gefocust werd. Dat is misschien een beetje spijtig. Vergeet niet: Roeselare speelde maar in de derde klasse toen wij klein waren. Het voordeel was dat we louter voor het plezier speelden, zoals het hoort. Ik geloof dat jongens die hun opleiding bij een eersteklasser krijgen, meer druk ervaren. Jammer en onnodig.” S

door kristof de ryck – beelden: reporters

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content