Appartementsblokken, een café of een snookerzaal, daar durven voetballers wel vaker hun geld in te beleggen. Een zaak met IJslandse frozen yoghurt, dat hadden we nog niet gezien. Afspraak in ijssalon Gíslason met de draaischijf van OH Leuven.

Het was niet de meest geruchtmakende transfer toen Oud-Heverlee Leuven in januari de boomlange IJslander Stefán Gíslason vastlegde als nieuwe centrale verdediger/middenvelder. Toch al 32 en vooral in Scandinavië gevoetbald, begrijpelijk dat het enthousiasme lauw was. In de terugronde van vorig seizoen was hij al overtuigend, nu haast onmisbaar, als spelverdeler en als iemand die zijn onverstoorbare rust overzet op de ploeg. In Leuven prijzen ze hem als een modelprof en schrikken ze ervan hoe snel hij zich heeft ingeburgerd. “Je moet je zelf aanpassen aan een nieuw land. Je kunt niet verwachten dat het land zich aanpast aan jou”, zei hij daarover. Met zijn nieuwe zaak, een ijssalon waar je zelf je bekertje met ijs en vers fruit mag samenstellen, gaat hij daar nog een stapje verder in. En, benadrukt de nieuwe zaakhouder, het gaat weldegelijk om bevroren yoghurt die ze uit IJsland laten invoeren. “Het authentieke spul,” lacht hij, “niet zoals bij Australian Ice Cream dus.”

Zelf neemt hij vooral het papierwerk voor zijn rekening, het is Gíslasons vrouw Harpa die de zaak openhoudt. Binnen hangen vier doeken met vergezichten van de onwerelds mooie IJslandse natuur. “Het zijn uitvergrotingen van foto’s die ik er vorig jaar heb getrokken”, vertelt Harpa. “In IJsland kom je elke honderd kilometer in een nieuw landschap terecht. Telkens helemaal anders, altijd prachtig. Ik heb die foto’s hier gehangen om me een beetje thuis te voelen telkens als ik er langs loop.” Of het helpt? “Neen,” lacht ze, “mijn heimwee wordt er alleen maar groter door.”

Blijft de hang naar IJsland bestaan, toch is het gezin erg gelukkig in de Dijlestad. Voor de ex-speler van onder meer Arsenal en Brøndby het voorlopige eindpunt, nadat de zoektocht naar een contract hem langs verschillende uithoeken van de wereld bracht, met haltes in Schotland, de VS en een krankzinnige tweedaagse in Oekraïne. “In Schotland was er interesse van Aberdeen,” vertelt Gíslason, “maar dat bleek uiteindelijk het typische verhaal van een coach die iets wil van het bestuur en daar dan maar een willekeurige speler bij betrekt. In de pers viel te lezen dat de coach mij er heel graag bij wilde, terwijl mijn manager of ikzelf nooit gecontacteerd zijn. Als jonge voetballer haalt dat je nog uit je evenwicht, na zo veel jaar in het voetbal is het hooguit vervelend.”

Oekraïense trainingsmethodes

Hoe dicht was je bij een contract in de VS?

Stefán Gíslason: “Ik ben gaan testen bij de Portland Timbers in Oregon, in het noordwesten van de VS. Het avontuur sprak me wel aan. Ik kon er een contract tekenen, maar dan wel eentje voor enkele maanden. Als ik dan toch zo ver zou verkassen, wilde ik meer zekerheid. Zeker omdat je rechten ginds als speler bij de MLS liggen en je er op elk moment geruild kunt worden, of je nu wilt of niet. Je kunt er het seizoen beginnen in Canada en ergens tegen de Mexicaanse grens eindigen. Daar had ik op mijn leeftijd geen zin in.”

Wat is je in Oekraïne allemaal overkomen?

( diepe zucht) “Waar begin ik? Er kwam vorige herfst een aanbod binnen om in Loetsk te gaan voetballen, vlak bij de Poolse grens. Ik twijfelde, maar het ging om veel geld en ik heb als voetballer ook niet zo lang meer te gaan, dus heb ik het er toch op gewaagd. Het begon ermee dat ik op een ochtend in mijn eentje op een vlucht naar Kiev sprong. Daar kwam iemand die geen woord Engels sprak me ophalen. Het enige wat ik begreep, was dat we er vijf uur over zouden rijden in zijn Mercedes uit 1975. Uiteindelijk kwam ik 24 uur na mijn vertrek om zes uur ’s ochtends aan in het hotel, zonder een oog te hebben dichtgedaan. De volgende middag kwam iemand me vertellen dat het eerste elftal die dag vrij had, maar dat ik kon meetrainen met het tweede als ik dat wilde.”

Klinkt alvast goed.

“De rit naar het trainingsveld bestond eruit dat we met dertig man in een busje voor twintig moesten kruipen. Het ’trainingsveld’ zelf bleek vlak naast een boerderij te liggen. We kregen instructies in het Russisch en het Oekraïens en daarna stapte iedereen van het veld. Bleek dat onze opwarming uit een bosloop bestond. Alleen, er was nergens een aangelegd pad in dat bos, wel sloten en hekken waar we over moesten springen. Dat alles onder een brandende zon en terwijl ik als enige voetbalschoenen aanhad. Na de training was ik in de kleedkamer nog mijn sokken aan het uittrekken toen de vertaler van dienst naar mij kwam. ‘ You can go home now. The coach doesn’t need to see you.‘”

Leuk!

“Ik kan er nu om lachen, maar eenzamer dan in die 48 uur heb ik me in mijn voetbalcarrière nooit gevoeld. Nooit zo blij geweest als toen het vliegtuig opsteeg en ik Oekraïne achter me kon laten. ( lacht) Sasja Jakovenko ( de Oekraïner van Anderlecht die vorig jaar bij Leuven speelde, nvdr) begon onmiddellijk te lachen toen hij hoorde dat ik in Loetsk was gaan testen. Blijkbaar heeft die trainer ondertussen in het hele land een reputatie. Sasja vertelde dat hij ’s zomers de gewoonte heeft om zijn spelers in kogelvrije vesten te laten trainen. Een andere keer heeft hij een tester nog voor de training naar huis gestuurd omdat die aan het stretchen was. Had hij blijkbaar nog nooit gezien. Knettergek is die man.” ( lacht)

Warm onthaal

Hoe ben je uiteindelijk in Leuven beland?

“Makelaar Stefan Van Heester had me getipt bij OHL en ik mocht komen testen, aanvankelijk nog als centrale verdediger. OHL zelf kende ik niet, maar er hebben altijd veel IJslanders in België gespeeld en zij hadden me goede dingen verteld over deze competitie. Ik wist van Arnar Vidarsson dat Oud-Heverlee Leuven een club in opbouw is met een goede coach. Hij heeft in het begin van zijn carrière nog samengespeeld met Ronny Van Geneugden bij Lokeren. Wat hij me zei over Van Geneugden klopt. Een sterke trainer, maar ik schat hem zeker even hoog in als mens. Van bij ons eerste gesprek had ik een heel goed gevoel. Hij vertelde me meteen over zijn langetermijnvisie voor de club en hoe hij mij daarin zag passen.”

Hoe was je kennismaking met de club zelf?

“Ook heel positief. Ik kwam hier meteen in een hechte kleedkamer terecht. Dat hier zo veel Belgen spelen, zal daar wel niet vreemd aan zijn. Ook de mensen rond de club hebben me enorm warm onthaald. Ze hebben er alles aan gedaan om me snel thuis te doen voelen. Niet alleen in de eerste weken, maar ook daarna toen mijn gezin kwam en er van alles geregeld moest worden. Ik heb ze later bedankt met een IJslandse specialiteit: rotte haai. De reacties waren nogal wisselend. ( lacht)

“Je merkt die bezieling ook bij het publiek: dat is nooit negatief, maar blijft altijd achter de ploeg staan. Daarom slagen we er thuis ook zo vaak in om een achterstand op te halen. Elke club wil zich naar buiten toe profileren als een familieclub, maar in de realiteit valt dat soms tegen. OHL is een van de eerste clubs waarbij ik het gevoel had in een familie terecht te komen.”

Kwam dat gevoel deze zomer niet onder druk te staan door de aanslepende situatie rond Jordan Remacle?

“Het is zonde dat beide partijen zo uit elkaar gegaan zijn. Veel meer wil ik er niet over zeggen. Voor de buitenwereld leek het alsof we fel verzwakt waren door zijn vertrek, maar de groep is er volgens mij sterker door geworden. Vorig jaar waren we erg afhankelijk van Jordan Remacle en Sasja Jakovenko, nu vallen we aan als een team en verdedigen we ook als één blok. Met hen erbij was dat moeilijker. Natuurlijk gaan we hun flitsen missen, maar volgens mij zijn we op de lange termijn beter af als team.”

Gevolg is wel dat jullie dit jaar met Geraerts, Van Goethem, Ngolok en jezelf eigenlijk met vier centrale middenvelders spelen.

“Het is aanpassen. De eerste twee speeldagen speelden we hetzelfde als vorig jaar, nu gaat het meer door de as van het veld. Hoe we dan toch breedte in ons spel krijgen? We hebben een paar plannetjes, maar ik denk niet dat de coach die hier wil lezen.”

Na de 5-2-nederlaag op de openingsspeeldag in Bergen kwamen er veel vragen over jullie defensie. Ook tegen Cercle gaven jullie op een kinderlijke manier twee goals weg.

“Die match op Bergen kwam toch een beetje als een schok, zeker na onze sterke voorbereiding. We waren die dag niet honderd procent en op dit niveau betaal je dat cash. Ik zie het eerder als een eenmalig accident de parcours, want er is zeker genoeg kwaliteit in onze verdediging. Tactisch staat het er, alleen maken we individueel nog te veel domme fouten. Het positieve is dat die individuele fouten er veel sneller uit te krijgen zijn. Ik ben absoluut niet bang om te zakken met deze groep.”

Lange reis

Veel IJslanders trekken al vroeg weg naar het buitenland. Jij zat op je vijftiende bij Arsenal, vlak voor Arsène Wenger er aan de slag ging.

“We hebben geen keus, want in IJsland is er nog steeds geen echte profcompetitie. Voor mij was het een enorme stap, van een dorpje met duizend inwoners naar een miljoenenstad als Londen. Het is ofwel kapotgaan aan heimwee, ofwel je verantwoordelijkheid opnemen en jong volwassen worden. Waarschijnlijk zijn we daardoor harder. Allicht is het geen toeval dat IJslanders vaak leidersfiguren zijn, zoals Vidarsson bij Cercle of Ólafur Skúlason bij Zulte Waregem. Als ik zie hoe jonge Belgische voetballers in de watten gelegd worden, stel ik me soms vragen. Bij Arsenal hadden we er een dagtaak aan om de schoenen van de profs te poetsen.”

Je bent vrij snel teruggekeerd naar Scandinavië. Nooit spijt van gehad?

“Uiteindelijk ben ik maar één jaar bij Arsenal gebleven. Er lag een contract van drie jaar klaar, maar ik was zeventien en wilde elke week spelen. Spijt? Neen, zo zit ik niet in elkaar. Als je elke beslissing terug wilt draaien, word je gek. Het was dan wel op een lager niveau, maar ik ben bij elk van mijn teams basisspeler geweest. Dat is ook iets moois om op terug te kijken.”

Is Leuven voor jou het einde van een lange weg?

“Ik ben nu zestien jaar prof, de helft van mijn leven. Al die tijd heeft mijn gezin nooit lang op dezelfde plaats kunnen wonen. Vorig jaar heb ik mijn vrouw en kinderen acht maanden moeten missen toen ik in Noorwegen zat. Nu hebben we eindelijk het gevoel dat alles samenvalt. Hopelijk kan ik hier blijven spelen tot ik stop met voetballen. Als ik dan toch van één ding spijt heb, dan is het wel dat ik niet vroeger naar hier ben gekomen.”

Gaan jullie na jouw carrière nog terug naar IJsland?

“Dat is de grote vraag. Je wilt natuurlijk het beste voor je kinderen. Zelf heb ik een fantastische kindertijd gehad en dat zou ik voor mijn twee zoons ook wel willen. In de zomer vertrokken we ’s morgens naar buiten om te spelen en we kwamen alleen naar huis om snel snel een appel te eten. Je kon tot ’s avonds laat buiten blijven want het wordt er nooit donker. Maar dat IJsland bestaat nu niet meer, de kinderen hangen er tegenwoordig ook voor hun PlayStation. En mijn oudste zoon is twaalf en heeft ook talent als voetballer, dus misschien wil hij ergens wonen waar hij zich kan ontwikkelen als speler.”

Als jullie nog weg willen, kunnen jullie maar beter verhuizen voor hij de Leuvense meisjes ontdekt.

“Zo had ik het nog niet bekeken. ( lacht) Ach, dan is het beslist: we blijven gewoon.”

DOOR JENS D’HONDT – BEELDEN: KOEN BAUTERS

“Ronny Van Geneugden is sterk als coach, maar ik schat hem zeker even hoog in als mens.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content