Fysiek is het nog wat harken, maar na een paar dagen training zijn ze het in Brugge al over één ding eens : Antolin Alcaraz is de best voetballende centrale verdediger. Nu nog een basisplaats afdwingen.

H ombre, hombre, trainen ze bij elke Belgische ploeg zo zwaar ?” Antolin Alcaraz (25), één van de vijf aanwinsten van Club Brugge, zoekt een beetje vertwijfeld naar steun. De Paraguayaan is de Portugese rust gewoon, zijn vorige ploeg, SC Beira-Mar, legde er tijdens de voorbereiding niet zo hard de pees op. Al even vertwijfeld vraagt hij zich af of dit de zomer is die ze in België gewoon zijn. Een ideale zomer voor een trainingsstage, maar wie de hitte van zijn land of Portugal gewend is, loopt hier te bibberen bij temperaturen van amper de 17, 18 graden. Toch behoudt hij zijn glimlach. “Ik denk dat ik me heel hard ga moeten aanpassen. Welk weer is het hier in de winter ?”

Min of meer hetzelfde, troost je. Vertel eens over je jeugd.

Antolin Alcaraz : “Ik ben geboren in San Roque Gonzalez de Santa Cruz, een stad op zo’n 90 kilometer van Asunción, de hoofdstad van Paraguay. Paraguay ligt centraal in Zuid-Amerika, met Argentinië en Brazilië als belangrijkste buurlanden. Toen ik een jaar of twee was, verhuisden we met de familie naar de hoofdstad, ik ben daar opgegroeid. Mijn vader had een winkeltje waarin hij van alles verkocht, vooral kleding. Thuis waren we met achten, ma, pa en zes kinderen. (grijnst) Netjes verdeeld, drie jongens en drie meisjes. Alleen mijn kleinste zusje woont nu nog thuis, de rest is getrouwd. Ze wonen wel allemaal in Paraguay, ik ben de enige wereldreiziger.”

Kom je uit een sportieve familie ?

“Neen. In de familie werd wel wat gevoetbald, maar niet in een club, alleen onder vrienden. Misschien hadden nog anderen talent, maar ze kregen nooit een ernstige kans. In Paraguay ontbreekt het ons aan geld om het voetbal te structureren. Het is er puur amateuristisch, niet zoals in Argentinië of Brazilië. We hebben geen echte voetbalcultuur, weinig specialisten qua training of opleiding.”

Jij hebt er toch in een ploeg gespeeld, bij Teniente Farina.

“Ja, een paar vrienden waren lid en zo belandde ik er ook. Maar stel je daar vooral niet te veel van voor, meer dan wat tijdverdrijf was dat niet. Ik heb me ook maar op mijn zestiende bij de ploeg aangesloten, en speelde er amper één jaar.”

Ken je Enrique Villalba ?

“Neen. Wie was dat ?”

Een spits. Hij voetbalde in 1979 een korte tijd voor Anderlecht.

“Toen was ik nog niet eens geboren, man (lacht). Villalba is een naam die in mijn land heel vaak voorkomt. Neen, voor mij was voetbal in Paraguay amusement, maar blijkbaar had ik toch wat talent, want op een dag kon ik naar Argentinië, waar het allemaal echt begon. Ik was zeventien, we hadden familie wonen in Buenos Aires en ik kon bij hen logeren. Ik paste me makkelijk aan. Ik had er ooms, vrienden, sprak dezelfde taal, kwam in zowat dezelfde cultuur terecht.. Alleen aan het weer moest ik wennen. In Paraguay is het de hele tijd warm, in de zomer tot vijftig graden. In Buenos Aires kan het koud zijn.”

Onzekerheid

Was het aanpassen aan het voetbal ?

“Enorm, het ging plots veel sneller. Het Argentijnse voetbal is vergelijkbaar met dat van Europa. Ik mocht als zeventienjarige met de eerste ploeg van Racing Club de Avellaneda meetrainen, maar spelen deed ik er bij de invallers.”

Racing is de ex-club van onder meer Diego Simone en één van de grote vijf uit Argentinië.

“Si, si. Ja. Niet eenvoudig dus, maar ik leerde snel bij. Kan moeilijk anders als je quasi vanaf nul begint.”

In 2002 ging je een eerste keer naar Europa. Naar Fiorentina.

“Fiorentina speurde in Argentinië naar jong, goedkoop talent, zag me en bleek geïnteresseerd. Alleen belandde ik er op een wel héél slecht moment, de club ging die zomer failliet. Ik ben er uiteindelijk maar één maand geweest. In plaats van mijn deur te openen naar de toekomst zat ik plots in een doodlopend straatje. Een moeilijk moment. Ik was jong, droomde van een profcarrière, had wel mijn Argentijnse vriendin die met mij meereisde naar Italië, maar sportief zaten we te midden van een pak onzekerheden. Ik kende niemand, had geen reputatie om op terug te vallen… Gelukkig hebben Italiaans en Spaans wel wat raakpunten, zodat ik me relatief makkelijk verstaanbaar kon maken.”

Leer je snel talen ?

“Ja hoor. Altijd al. Later in Portugal sprak ik ook snel Portugees. Het voordeel is wel dat die twee talen aansluiten bij het Spaans, in die zin was het makkelijker in het zuiden dan dat het hier zal zijn. Hier ga ik lessen Engels en Duits krijgen.”

Duits ?

“Ja. Sluit toch aan bij Nederlands, neen ?”

Spelen en vertrekken

Wat vond je van Firenze ?

“Een schitterende stad, ze mogen er me direct opnieuw naar toe sturen. Zonder de geldproblemen van de club voetbalde ik er misschien nog. Een beetje gedwongen keerde ik terug naar Paraguay, waar ik vijf maanden niet voetbalde. Vijf maanden vakantie, ik voetbalde wat met vrienden of ging op mijn eentje lopen.”

Was je toen niet gefrustreerd ?

“Neen, wat baatte dat ? Jezelf beklagen helpt je niet vooruit. Je moet je kop omhoog houden. Het geluk was niet aan mijn zijde, maar ik hield via mijn manager contacten met andere clubs, zowel in Argentinië als in Europa. Het was alleen dat ik door het sluiten van de transfermarkt blijkbaar moest wachten tot januari, voor ik een nieuwe kans kreeg. Het probleem was vooral fysiek op niveau blijven.”

In januari 2003 verhuisde je dan naar SC Beira-Mar, Portugal. Geen topper, maar een liftploeg, die heen en weer pendelt tussen de eerste en tweede klasse.

“Ze vertelden me dat het een goeie ploeg was, ideaal voor mij om opnieuw ritme op te doen. Niet direct de top, dat wist ik wel. Het bleek ook te kloppen (lacht). Ik kon er wel mijn carrière opnieuw lanceren. Ik was alleen wat kwaad op mijn manager dat hij me direct voor 4,5 jaar liet tekenen.”

Dat is toch goed voor een eenentwintigjarige ? Weer wat zekerheid.

“Overdreven lang, zal je bedoelen. Véél te lang. Je moet vertrouwen hebben in je raadgevers, maar anderhalf seizoen had wat mij betreft ruimschoots volstaan. Ik had een ander idee over mijn toekomst. Spelen en vertrekken, drie jaar in één club vind ik heel lang. Dan krijg je toch een zekere routine, je kent iedereen, je kent de manier van werken, de omgeving. Bovendien – dat had ik snel door – zou het nooit een team zijn dat voor prijzen meespeelde en dat vond ik belangrijk. Het was een ploeg waar de spelers een groot hart hadden, maar die toch vooral elk jaar streed tegen de degradatie.”

Was alles er negatief ?

“Neen, dat ook weer niet. (lacht) Ik heb er heel veel plezier beleefd met mijn Braziliaanse ploegmaats, paste er me aan de manier van voetballen in Europa aan, het leven was er goed. In het begin was het harken, vooral fysiek. Het was een manier om vooruitgang te boeken, alleen blijf ik erbij dat ik te lang bij de club heb gespeeld.”

Iedereen leider

Stond je vaak in de Paraguayaanse kranten ?

“Af en toe, vooral de laatste paar jaar. De meeste Paraguayanen spelen in Spanje, weinig in de rest van Europa. Ze volgden het van op afstand.”

Het eerste jaar deed je nog zeven keer mee.

“Dat was goed, gezien mijn trainingsachterstand en het feit dat ik pas in januari tekende. Vanaf het seizoen daarna ging het beter, stond ik elke keer in de basis, tenzij ik een match miste door schorsing of blessure. Af en toe kon ik ook eens scoren, een paar goals per seizoen. Meestal met het hoofd. Qua positie stond ik vaak links in de verdediging, ook al ben ik rechtsvoetig. Dat was een keuze van de trainer, ik kan links uit de voeten. Vanaf het tweede seizoen al was ik vicekapitein, op het einde aanvoerder. Heel competitief waren we nooit, daarvoor was het verschil met de topploegen veel te groot. Zowel technisch als fysiek. (lacht) In onze selectie zat geen Nani noch een Quaresma.”

Zegt dat aanvoerderschap iets over je leiderscapaciteiten ?

“Dat weet ik niet. Ik vind dat iedereen op het veld een leider moet zijn en veel moet praten. De kapitein valt misschien op buiten het veld, als er dingen moeten worden geregeld. Maar op het veld zijn we allemaal gelijk. Het was natuurlijk ook wel zo dat ik er al heel lang was en een beetje een verbindingsman was tussen de Zuid-Amerikanen en de Portugezen. Beira-Mar telde altijd heel veel Brazilianen in zijn kern, logisch gezien de taalachtergrond. Elk jaar bijna de helft van de kern. Hoe zit het hier met de buitenlanders ?”

Een mengeling van Afrikanen en Oost-Europeanen.

“Die laatste vond je op het einde ook meer en meer in Portugal. Kroaten, dat soort jongens.”

Kreeg je binnen Portugal nooit de kans om hogerop te komen ?

“Ach, elk jaar was er wel wat belangstelling, maar elk jaar vroeg de club te veel geld. Eigenlijk had ik na anderhalf jaar moeten doorduwen en vertrekken, maar een carrière loopt niet altijd zoals je het wenst.”

Ben je een prater ?

“Ja. (lacht) Ik vind het alleen traumatisch (lacht opnieuw) dat ik hier niet weet hoe ik het moet zeggen. Ik moet me nog behelpen met een heel klein beetje Engels. Op dit moment lijkt het alsof iedereen met iedereen kan babbelen, terwijl ik alleen die Peruviaanse jongen, Daniël Chavez, heb om mee te praten. Maar dat is allemaal tijdelijk. We krijgen taallessen.”

Beira-Mar degradeerde vorig seizoen. Was dat een lastig jaar ?

“Nogal. Een nieuwe trainer, vijftien nieuwe spelers, in januari weer een pak transfers, opnieuw een andere trainer, altijd maar aanpassen aan andere jongens. Veel instabiliteit. Uiteindelijk hadden we één schamel puntje te kort om ons te redden. Toen stond het vast dat ik niet langer zou blijven, ik wilde iets anders, iets competitiever.”

Vaste waarde

Kende je Club Brugge ?

“Ja hoor. Je volgt het Europese voetbal toch en dan kom je die naam tegen. In Portugal lees je wel meer over Standard, vanwege de Portugezen die daar onderdak vonden. Over België wist ik niet veel, tenzij dat Brussel Europees van betekenis is. En vanwege zijn Argentijnen hoor je ook wel wat van Anderlecht. Ik heb me wel over Club laten informeren en daaruit bleek dat het toch een vaste waarde in de top is. Dat het vorig seizoen wat minder liep, vind ik niet zo erg. Dat er weer behoorlijk wat nieuwe jongens zijn, is evenmin een drama, omdat het voor de start van de competitie gebeurt. We hebben een maand om mekaar te leren kennen. Ik vind zulke wissels veel erger in de winter.”

Ligt het niveau hoger dan wat je gewoon bent ?

“Er wordt vooral harder en langer gewerkt ! Dat we met 26 zijn, ben ik gewend, in Portugal liepen we meestal met 30 of meer rond, op een bepaald ogenblik zelfs 33. Een paar jaar geleden waren er elf verschillende nationaliteiten, op dat vlak is het allemaal vergelijkbaar. Modern voetbal is een mix van stijlen, karakters, afkomst.”

Heb je al wat vrienden kunnen maken ?

“Ik praat met hen die iets tegen mij zeggen (lacht). Met Chavez is het uiteraard makkelijk babbelen. En ik logeer voorlopig nog in hetzelfde hotel als Stepán Kucera. We zijn nog op zoek naar een appartement in de buurt van het stadion.”

Wat vond je van je eerste wedstrijdje ? De trainer posteerde je onmiddellijk op het middenveld.

“Ach, die positie is niet zo belangrijk. Ik denk dat hij het deed om me wat meer te doen lopen, dat is het verschil met achteraan. Ik heb dat nodig, want ik voel dat ik fysiek toch een eind achterop lig tegenover de anderen. De wedstrijd kon veel beter, ik verloor te veel ballen. Maar het was een eerste oefenwedstrijdje, trek daar nog geen conclusies uit. Ik was slecht, dat is alles.” S

door Peter T’Kint

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content