De sluipende landerigheid in de wielerpelotons van het najaar. En Stive Vermaut op vinkenslag.

Probeer met dat spichtige lijf van Stive Vermaut maar eens 36ste te worden in je eerste Tour.

Het lukt je niet, tenzij je ook de rest van hem hebt. Zijn slimmigheid, bijvoorbeeld. En zijn nuchterheid. Weten dat de hemel soms laag hangt, dat wil zeggen : je bent er snel in, maar je krijgt gegarandeerd ook te kampen met mist op ooghoogte. Die wetenschap heeft Stive Vermaut nu al. Jammer voor zijn palmares, zal later blijken. Fouten in die zin worden afgestraft : een kampioen behoort geen zin voor nuance te hebben.

Zoals zijn naam. Stive. Laatst op het Belgisch kampioenschap tijdrijden, bij hem thuis in Torhout, stootten toeschouwers elkaar aan : kijk, ze schilderen hier fouten op de weg ! Hij zou inderdaad Steve geheten hebben, maar op de burgerlijke stand koos de ambtenaar uit de drie beschikbare mogelijkheden de schrijfwijze met i. Stive dus.

Hadden ze toen ook enkele andere keuzes gemaakt. Wat minder dunheid en wat meer Jean-Claude Van Damme. En als hij niet eerst Johan Bruyneel, maar meteen Jef Braeckeveldt als sportdirecteur was tegengekomen. Met enig doorredeneren zat hij dan nu in het wiel van Heras. Te wachten tot Lance Armstrong in de Tour 2002 of van het jaar daarop zal begeven.

Maar die keuzes werden niet gemaakt. En Stive handelt ook te veel als medemens. Hij is een trainingsbeest, maar evengoed staat hij in de tuin zijn vrouw te helpen. In plaats van op de hulp van supporters in te gaan. Huiselijkheid boven vreemden over de drempel. Hij begrijpt nu al waarom Johan Museeuw thuis een hekken heeft laten aanbrengen. Stive Vemaut heeft te veel begrip. Nee, hij wordt geen kampioen. Maar we zullen hem ontzettend graag hebben.

Dat mag toch niet, werken in de tuin ?

Stive Vermaut : Er stond onkruid, toen ik thuiskwam van de Tour. Mijn schoonouders zijn tussendoor bijgesprongen, maar je mag ze toch niet met alles belasten ? Nu kan het even. Drie, vier dagen vóór een wedstrijd zal ik het niet doen. Vorig jaar heb ik veel minder gekoerst. Wat doe je dan, als je thuiskomt van training ? Je kan moeilijk achter de televisie gaan zitten en jezelf opvreten. Vorig jaar heb ik wat afgeklust in huis.

Je hebt renners die hun auto niet zelf wassen. Of hooguit zittend op een krukje.

Dat zal ik kort voor een competitie ook niet doen. De spieren van een renner zijn heel anders gebouwd. Ik wil ook eens gaan winkelen met mijn vrouw, voor de goede sfeer in huis, maar het stappen is er ècht te veel aan. Ik heb het er nog over gehad met Serge Baguet : in de winter naar een shopping center in Oostende of Brugge, dat is een echte marteling. Na twee uur ben je dood. We hebben met een aantal profs eens een voetbalwedstrijd voor het goede doel gespeeld, het ging tegen de amateursploeg van Michel Pollentier. Twee keer dertig minuten. Hoe dieper in de wedstrijd, hoe meer wij ons als oude mannen gedroegen, wij zijn naar het einde gestrompeld. Zuiver conditioneel ben ik in staat om een marathon te lopen, maar als ik vijf kilometer moet joggen, heb ik de hele week spierpijn.

Op de website van Lotto-Adecco staat de naam Stive Vermaut helemaal achteraan en in kleine lettertjes. Het geloof in jou was niet groot.

Ze hadden er geen enkel belang bij om uit te bazuinen dat ze Stive Vermaut hadden aangetrokken. De meesten zouden gereageerd hebben : Stive wie ? Hoewel Jef Braeckeveldt mij twee seizoenen geleden al belde, maar ik had toen al toegezegd bij US Postal. Vorig jaar zocht ik een nieuwe ploeg en heb ik hem getelefoneerd. Hij heeft geen ogenblik getwijfeld. Ik weet dat hij om mij geeft, zelfs als hij mij de mantel uitveegt. Ze hebben hem uitgelachen, toen hij Baguet van het dak haalde om terug renner te worden. Zo geloofde hij ook in mij. Hij wist dat ik iemands schaduw nodig had om terug op niveau te komen.

Het klinkt tegelijk alsof je niet bekend wou worden.

Het zou druk op mij gelegd hebben. Toen ik naar de Tour mocht, wou ik tussen de eerste vijftig eindigen. Ik ben 36ste geworden. Dat is geen topprestatie, maar ik beschouw het als een referentie. En ik ben er relatief populair door geworden. De eerste dagen kenden de mensen mij alleen van Radio Donna, omdat ik daar in Vrouwentongen elke morgen mijn indrukken gaf. Maar enkele ritten later zagen ze mij demarreren en in de goede ontsnapping zitten.

Hoe kwam Donna bij jou terecht ?

Omdat de Tour dit jaar door België passeerde. Vorige zomer volgden ze in het programma een student op weg naar zijn herexemans. Nu zochten ze een debutant-deelnemer aan de Ronde. De keuze was niet groot : met Ludovic Capelle was ik de enige en hij is Franstalig.

Het ging niet altijd rechtstreeks, nee. De rit met aankomst op l’Alpe d’Huez bijvoorbeeld begon al om tien uur. Toen Leen Demarré mij om negen uur telefoneerde, zei ik dat ik op het normale uur van uitzending aan de start zou staan. Dan ga ik nu naar de studio, antwoordde ze, we nemen het gesprek op, je doet gewoon alsof je op de startplaats staat. In werkelijkheid zat ik op het toilet. En ik zei: er is hier veel volk. Andere verwijzingen naar de èchte plaats waar ik zat, hebben ze eruit geknipt ( lacht). Voor het programma was het een schot in de roos natuurlijk : in de beginritten stond ik 170ste, 160ste, maar het werd almaar beter en uiteindelijk hadden ze dagelijks de Belgische revelatie in de Tour aan de lijn.

De eerste dagen leek je erg onder de indruk.

Ik was eerder al op het wereldkampioenschap voor amateurs geweest, niet zomaar een wedstrijd, maar in vergelijking daarmee is de Tour gigantisch. Al die mensen langs de weg, al die journalisten – het is alsof de hele wereld op maar één gebeurtenis gefocust zit. Als ik door het Tourlogboek bladerde, zag ik op de laatste bladzijden de lijst van televisiezenders die de wedstrijd volgden. Dan moet je zeggen : inderdaad, de hele wereld zit naar ons te kijken. In de eerste ritten zorgde dat ervoor dat ik bij momenten bang was. Het gevoel : ik mag hier niet afgaan.

Wat is dan de omslag geweest ?

Na enkele ritten ging ik denken : ik moet me tonen. De tweede dag had ik al in een ontsnapping gezeten, maar het èchte besef dat ik ervoor moest gaan, kwam in de Alpen. Daar voelde ik dat ik van de vierde naar de vijfde versnelling overging. Ik had dat eerder bij de amateurs ook al eens meegemaakt. Ik had mijn diploma graduaat elektronica behaald. Opeens heb je een zee van tijd om te trainen. Ik won de Drie Zusterssteden in Willebroek en Jan Nevens nam mij op in zijn selectie voor het wereldkampioenschap in Lugano. Van vierde naar vijfde versnelling : zo voelde ik het bij mezelf. En die indruk had ik nu ook. Het was niet alleen een gevoel. Om de drie maand doe ik een test in het ziekenhuis van Torhout, een maximale uithoudingsproef, met allerlei metingen van zuurstofvolume, melkzuurwaarden en zo. Je zag de voorbije maanden een spectaculaire vooruitgang. Dan weet je : ik heb er de fysieke basis voor.

Waar in de Tour kreeg je het door ?

Ik had gezien hoe renners als Erik Dekker zich in de Pyreneeën gedeisd hielden en met de bus waren binnengelopen. Ik dacht toen : als het hooggebergte achter de rug ligt, zullen coureurs van dat kaliber van overal komen attaqueren. In de rit die Rik Verbrugghe won, gingen verscheidene ploegmaats mee in ontsnappingen. Ik sprong één keer mee en het was de beslissende. De rit daarop opnieuw, al kwam ik toen twintig meter te kort : ik moest de fysieke inspanningen van de dag daarvoor bekopen. In de rit die Serge Baguet won, was ik opnieuw gerecupereerd, ik sprong één keer mee en alweer zat ik mee met de besten. Dan weet je : ik kan het.

In hoeverre heb je jezelf verbaasd ?

Dat besef je op dat ogenblik niet. Ook niet achteraf. Ik heb er bewust niet bij stilgestaan. Toen ik bij de amateurs de eerste sprong maakte, hebben ze me al één keer gek gekregen. Op het wereldkampioenschap in Lugano was ik 22ste. Eerste Belg. Ik wou dat bevestigen. Ik trainde die winter hard. Te hard, achteraf gezien. Mentaal en fysiek kreeg ik daar de weerslag van. Dat overkomt mij niet meer. Succes blijft niet duren, daar ga ik van uit.

Je hebt een Vlaamse carrière achter de rug. Dat betekent : beginnen bij Vlaanderen 2002-T-Interim.

Het voordeel van die ploeg is dat je in een tussencategorie van start kan gaan : je bent geen prof maar ook geen amateur; je rijdt grote en kleine wedstrijden, je kan geregeld herbronnen. Roger Swerts legt geen druk op je en je leert voortdurend van hem en van de twee, drie oudere renners in het team. En de omkadering is professioneel : mecaniciens, verzorgers en ook andere dingen. Zoals : in de winter gingen we naar een lezing over voeding en voedingssupplementen.

Het probleem is vaak : hoe raak je daar weg ?

In mijn tweede jaar reed ik de Toekomstronde, de Tour in het klein dus. Ik werd negende in het eindklassement, maar wat belangrijker was : ik won de bolletjestrui. We waren nochtans over de Pyreneeën met de Tourmalet en de Aspin gegaan. Dat was Johan Bruyneel niet ontgaan. Toen ik terug thuis was, belde hij mij op. Ik kan me dat herinneren : ik zat buiten bij mijn vogelkooi en Vanessa zei : ’t is Johan Bruyneel. Ik ben in alle staten naar binnen gegaan, bijna uitgegleden over de vloer. Hij bood mij aan om voor US Postal te rijden. Dan twijfel je niet.

Zeg je in datzelfde telefoongesprek meteen : oké, ik kom ? Zonder over voorwaarden te praten ?

Zeker weten. Vlaanderen-T-Interim is een goede ploeg, maar als je ambitie hebt, weet je dat je er twee, hooguit drie jaar mag blijven. De overgang van amateur naar prof is echt groot. Het eerste jaar moet je aan je lichaam werken : meer spier, minder vet. Het tweede jaar bouw je daarop voort en werk je aan een doorbraak. Die moet er dan best ook komen.

Johan Bruyneel raakte ook snel weer ontgoocheld in je.

Tijdens de Tour heeft hij me als een baksteen laten vallen. Ik belde hem op. Ik had geen goed Belgisch kampioenschap gereden en ik vertelde hem dat ik in de Alpen wou gaan trainen. Opeens zei hij : Stive, de telefoon gaat uitvallen, ik ga nu in de lift. De telefoon viel inderdaad uit. Ik heb hem terug opgebeld, maar hem nooit meer aan de lijn gekregen.

En hij heeft later zelf ook geen contact meer opgenomen ?

Nee. Mijn wedstrijdprogramma kreeg ik per e-mail toegestuurd. Ik zat in de B-ploeg en Dirk Demol, zijn adjunct, begeleidde mij. Mijn vrouw beviel in die periode en ik stuurde Bruyneel een geboortekaartje. Dat had hij niet gekregen, liet hij achteraf via Demol weten. Ik heb een tweede kaartje gestuurd, maar ook daar heeft hij niet op gereageerd. Ik heb er begrip voor dat ze je zeggen : je voldoet niet, of : je past niet in de ploeg. Maar helemaal niks ?

Wanneer heb je voor het laatst met hem gesproken ?

In de Ronde van Nederland kwam hij naar mijn kamer en zei hij dat er geen plaats meer voor mij was. Ik had het zien aankomen. Ik had toen al contact met andere ploegen opgenomen. Terwijl ik in de Alpen trainde had ik nog gedacht er het beste van te maken, maar ik mocht te weinig rijden. Een wedstrijd en dan twee weken niks. Bij US Postal heb ik in totaal 75 koersen gereden. Het jaar daarvoor bij Vlaanderen-T-Interim kwam ik aan 105.

Heb je revanchegevoelens tegenover Bruyneel ?

Nee. Ik pas niet in een ploeg als US Postal. Ik voelde me er niet thuis. Zelfs als Bruyneel mij niet had laten vallen, zou ik zelf weggegaan zijn. Wat ik miste, was de Vlaamse sfeer van even nazitten en plezier maken. Amerikanen zijn anders. Na de wedstrijd krijgen ze aparte massage en gaan ze dikwijls ook apart aan tafel. En daarna trekken de meesten naar hun kamer om via het internet te e-mailen.

Dat kan jij ook.

Ik kan ook e-mailen, ja ( lacht). Amerikanen zijn gefixeerd op die dingen. Telkens ze één of ander technologisch hoogstandje hebben, zijn ze erover in de wolken en gaan de gesprekken bijna uitsluitend daarover. Over hun digitale fotocamera. Of hun nieuwe gsm. Alsof ze zich een nieuwe auto aangeschaft hebben. Bruyneel zelf ook, ja. Over zijn nieuwe portable. Demol iets minder, maar hij is ook flink op weg. Dat is niet mijn manier.

Weinig onderling contact. Met Lance Armstrong nog minder dan met de anderen ?

Om een voorbeeld te geven : als we met het vliegtuig reisden, zaten wij in de economy class. Armstrong zat altijd in de business class. Hij zal het verschil in prijs ongetwijfeld zelf bijgelegd hebben, maar het geeft aan hoe hij nog meer dan de anderen op zichzelf bezig is.

Toen ik tegen het einde van het seizoen in de tweede ploeg verzeild raakte, had ik betere contacten. Tot aan de Tour was de sfeer gespannen. De Tour is het hoofddoel en wie niet in de Tourploeg geraakt, voelt zijn seizoen als mislukt aan. Toen Bruyneel mij aanbood om voor US Postal te rijden, zei hij dat ze de Tour en de Vuelta zouden rijden. Dat ik niet mee naar de Tour zou mogen, had ik min of meer ingerekend; het jaar daarvoor was de selectie al streng geweest. Maar enkele weken vóór de Tour zei hij dat ze de Vuelta niet reden. Daar sta je dan.

Wat heeft die prestatie in de Tour je bijgebracht : dat je geen ééndagsrenner bent ?

Dat ik iets meer ronderenner ben. Dat is niet hetzelfde. Het voorjaar is niet voor mij gemaakt, dat staat vast. Hoe hard ik in de winter ook train, ik begin pas vanaf mei open te breken. Het weer ? Misschien, de metabolismen en zo. Voor eendagswedstrijden mis ik ook de explosiviteit die Serge Baguet bijvoorbeeld wel heeft. In de Tour heb ik het meest afgezien in de eerste ritten.

En de wereldbekerwedstrijden van het najaar ?

Je kunt die niet vergelijken met de voorjaarsklassiekers. Het peloton begint om deze tijd te lijden aan septemberitis : het weer verslechtert, je hebt minder zin in trainen en daardoor gaan je prestaties achteruit. Je moet het verschil kunnen maken op het ogenblik dat een ander verslapt. Dat was in de Tour ook zo. Mijn goesting is nog niet over.

In een normale week ga ik twee keer 200 km trainen. Meestal in het Heuvelland. Ik heb een basisronde, met stukken die vatbaar zijn voor vrije interpretatie, anders wordt het saai. Laatst was ik op weg met Wim Vansevenant. We fietsten langs een kanaal. Opeens een bord met de aanduiding van een doodlopende straat : Uitgezonderd fietsers en aangelanden. Voortgereden : een kilometer ver over een boerenweggetje in de wei, tussen gras van een meter hoog. Uiteindelijk zijn we door iemands tuin terug op de weg geraakt. Dat maakt het interessant ( lacht).

Je had het over de Amerikanen en hun manie voor technologie. Kruip jij na de training niet achter je computer om gegevens op te slaan ?

Vroeger vaker dan nu. Maar hoe meer ik train, hoe moeilijker ik het heb om mij te concentreren. Na Parijs-Nice ben ik blijven doorrijden. Op zeker ogenblik kon ik geen zin meer uitbrengen zonder te stotteren, zo moe. Heel eigenaardig. Na enkele dagen rust was het weer weg. Toen ik studeerde, liep dat goed : ik had een perfect evenwicht tussen geestelijke en lichamelijke inspanning. Als ik geen prof was geworden, had ik zelfs zwaardere studies aangekund, denk ik. Een boek lezen lukt mij ook niet meer : na tien bladzijden ben ik kwijt wat op pagina één staat. Krantenstukken wel. Ik volg de actualiteit. Ik heb zelfs anderhalf jaar lang dagelijks De Tijd gelezen. Ik speelde toen op de beurs.

Maar je hebt nu geen aandelen meer.

( Lacht) Nee, ik zit nu alleen nog in veilige beleggingsfondsen…

door Piet Cosemans

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content