Thierry Boutsen maakt bochten rond de wrede waarheid : zijn crash in Le Mans heeft zijn leven door elkaar geschud. Een gesprek.

Zakenman is hij nu. Nog altijd veel op reis, maar nooit meer voor lang, voegt hij er zelf aan toe. Thierry Boutsen handelt in tweedehandsvliegtuigen. Bijna gelijktijdig met zijn afscheid van de Formule 1 is hij met deze business begonnen, maar Boutsen heeft zich pas drie jaar geleden tot honderd procent omgebouwd. Dat was toen hij zich na zijn ongeval in Le Mans verplicht zag definitief uit de autosport te stappen.

Hij ontvangt ons in zijn kantoor in Monaco. Het ligt niet ver van de haven in een appartementsblok met de naam Estoril – een mens krijgt de deuren van zijn verleden nooit volledig dicht. Boutsen geeft een getekende indruk. Voor ons zit een man met littekens.

Thierry Boutsen : Geleidelijk aan herstel ik. Ik heb nog problemen met mijn rug, met mijn schouder ook. Maar het evolueert in de goede richting. Sommige momenten zijn moeilijker dan andere, maar alles wel beschouwd hervind ik stilaan mijn evenwicht. De ruggenwervel, de schouders en de ribben waren het ergst geraakt. Problemen met de motoriek heb ik ook gekend.

Ben je niet vermagerd ?

Nee, ik heb nog altijd hetzelfde gewicht. Misschien speelt hier het effect van mijn kortere haarsnit. Uitwendig heb ik geen littekens, maar die rugpijn keert telkens weer. Soms steekt die in alle hevigheid op. En ik heb moeite om mijn linkerschouder te bewegen, die is een beetje geblokkeerd. De beschermende kap over het been is kleiner geworden, dat geeft wrijvingen en dat veroorzaakt pijn. Maar ik wil niet te veel klagen, ik overleef het wel.

Neem je nog pijnstillers ?

Nee, daar ben ik mee gestopt. Als je die middelen neemt, voel je geen pijn meer en als gevolg daarvan ga je je lichaam forceren. Nadien steekt de pijn dan weer op en moet je meer of zwaardere middelen nemen. Zo beland in je in een vicieuze cirkel.

In psychisch opzicht was het de afgelopen drie jaar ook niet altijd rooskleurig. Nu gaat het, maar ik ben door diepe dalen gedaan. Bij momenten zag ik het allemaal niet meer zitten. Dat was dan vooral voor mijn tweede operatie. Want ik ben sinds het ongeval twee keer geopereerd. Eerst twee weken, nadien één week in het ziekenhuis.

Twintig jaar lang heb je aan je fysieke conditie gewerkt. Hoe moeilijk is het dan nu om beperkt in je bewegingsvrijheid te zijn ?

Ja, daar heb ik het moeilijk mee. Zodra ik mijn lichaam forceer – als ik bijvoorbeeld probeer te joggen of te fietsen – word ik meteen alle schokken in mijn rug gewaar. Vroeger kon ik lopen : anderhalf uur, twee uur ononderbroken en tegen een fatsoenlijk tempo. Nu moet ik er na drie, vier minuten mee stoppen omdat het zo’n pijn doet. Golfen, tennissen, squash, ik deed dat allemaal zo graag. De enige activiteit die momenteel aankan, is fietsen op de hometrainer. Maar dat is zo verschrikkelijk vervelend.

Gelukkig kan ik me thuis ontspannen. Het werk, allemaal goed en wel, maar als ik de deur van mijn kantoor achter me sluit, is het werk gedaan tot ’s anderendaags. Ik werk volgens een vast uurschema en ik hou ook mijn weekends vrij. Mijn verplaatsingen probeer ik te groeperen zodat ik ze op één dag kan afhandelen. Vakantie neem ik niet meer, maar dat mis ik niet. Ik woon in Monaco, dat mag toch gezien worden.

Ik zie daar een bord : “Thierry Boutsen Aviation”. Waaruit bestaat je business precies ?

Wij kopen en verkopen vliegtuigen, zo simpel is het. En we bieden onze klanten een zekere service aan. Tot vorig jaar zorgden we ook voor herstellingen en onderhoud. Daarvoor hadden we een hangar in Cannes. Maar daar ben ik mee gestopt. Ik wou me beter kunnen concentreren op de zaken zelf.

En, marcheert dat een beetje ?

Vorig jaar hebben we negen vliegtuigen verkocht. En einde maart van dit jaar zaten we al aan vier. In 2000 heb ik een secretaresse en een assistent-verkoper in dienst genomen. Mijn vrouw Daniela ontfermt zich over alles wat marketing en publiciteit is. We zijn een klein team, we werken goed samen. Ik heb vliegtuigen verkocht aan Häkkinen en Rosberg, en aan Guy Ligier ook. We mikken vooral op Europa. Frankrijk, Duitsland, Italië een beetje. Maar we hebben ook al enkele toestellen verkocht in Israël, en eentje in Dubai. Door mijn verleden als autocoureur ken ik veel mensen, heb ik veel contacten gelegd. Dat helpt.

Ben je zelf nog piloot ? Toen je in de Formule 1 zat, had je een persoonlijk vliegtuig dat je zelf piloteerde.

Ik ben nog altijd piloot. Dat is altijd een passie en een hobby geweest, en nu heb ik er mijn beroep van gemaakt. Ik zie een vliegtuig overvliegen en ik kan er alles over vertellen. Ik vlieg nu met de toestellen die ik koop en in stock heb, om ze nadien door te verkopen. Zoals een garagist met een directiewagen rondrijdt, zo toer ik rond met een directievliegtuig.

Zak je nog geregeld af naar België ?

Ik woon het hele jaar door in Monaco. In België heb ik al tien jaar geen huis meer. Ik passeer af en toe om mijn moeder en mijn zuster te bezoeken. Een andere reden om naar België te komen zie ik niet.

Je gaat dit jaar wel naar Le Mans.

Ik ben projectverantwoordelijke voor het team Champion, een team dat met dezelfde Audi rijdt die vorig jaar de 24 Uur van Le Mans gewonnen heeft. Ik ben verbindingsman tussen de renstal en de wedstrijd in Le Mans, want daarmee heeft het team geen enkele ervaring. Het team heeft geen enkele Europese basis. Ze vroegen mij omdat ik deze wedstrijd verscheidene keren gereden heb en zelfs gewonnen, maar dan wel in mijn categorie, niet in het algemeen klassement.

Ben je al in Le Mans teruggekeerd sinds je ongeval ?

Neen. Ik ben Le Mans wel al een paar keer met de auto gepasseerd, maar ik ben niet naar het circuit gereden. Vorig jaar wilde ik naar de 24 Uur gaan, maar er kwam iets tussen. Het zal een bewogen terugkeer zijn, dat staat vast. Langs de andere kant wil ik er per se naar toe om eindelijk dat hoofdstuk af te sluiten. Door dat ongeval moest ik abrupt kappen met de competitie. Eigenlijk ga ik er nu naartoe om de deur dicht te doen en mezelf de toestemming te geven om iets helemaal anders dan autoracen te doen. Het is noodzakelijk dat ik die stap zet.

Wat zal je voelen als je daar je vrienden, je collega’s van vroeger, ziet rijden ?

Ik heb hen al zien rijden. Ik ben naar de 12 Uur van Sebring, in de Verenigde Staten, geweest. Dat deed me niet zo veel. Het is duidelijk : in mijn hoofd ben ik met autoracen gestopt. Ik beschik hoe dan ook niet over de fysieke capaciteiten om te herbeginnen.

Stel dat je opnieuw over de fysieke capaciteiten zou beschikken…

Nee, nee. Dat geloof ik niet. Ik heb lang genoeg gereden. Ik doe nu iets anders.

Had je er genoeg van ? Of is het toch je ongeval dat voor die ommeslag heeft gezorgd ?

Genoeg van ? Nee, dat zeker niet. ( Denkt lang na.) Het is een combinatie van verschillende factoren die me die bladzijde heeft doen omdraaien. Het feit dat ik meer dan twintig jaar autocoureur was. Het feit dat ik een andere leven wou. Meer thuis bij mijn gezin zijn. Het feit dat ik zaken ging doen, die veel van mijn tijd vroegen en die goed liepen. En ook : ik heb geen zin meer om risico’s te nemen. Ze hebben me serieus liggen gehad. Serieus. Dagen en maanden heb ik pijn gehad. Meer pijn dan ik in woorden kan uitleggen. Ik wil niet dat zoiets me nog overkomt. Voor de crash in Le Mans was me nooit iets ernstigs overkomen. Er was dat ongeval in 1989, oké. Dat heeft me ook wel dooreengeschud, een jaar lang is dat blijven nawerken, maar toch : daar ben ik zonder grote littekens uitgekomen.

Heb je nog veel contact met de Formule-1-rijders ? Bijvoorbeeld met de rijders die in Monaco wonen.

Soms kom ik iemand op straat tegen. Met anderen telefoneer ik, of we zien elkaar soms. Maar dan heb ik het over de mensen van de vroegere, niet van de huidige generatie : Rosberg, Berger, Beretta, Alboreto vroeger. Frentzen daarentegen zie ik bijna dagelijks wanneer hij in Monaco is. Ik heb ooit een vliegtuig voor hem gevonden, sindsdien zijn we vrienden geworden. Zijn vrouw schiet goed op met mijn vrouw.

Interesseert de Formule 1 je nog altijd ?

Het interesseert me wel, maar ik volg het vanop een afstand. Ik kijk bijna niet meer naar de Grote Prijzen op televisie. Een favoriete rijder heb ik niet. Ik waardeer hen nu meer in het algemeen.

Steekt Schumacher er niet bovenuit ?

Hij wint veel, hij is erin geslaagd zich van een optimale context te verzekeren.

Kan je hem vergelijken met Ayrton Senna ?

Het is een andere periode, je kunt Schumacher niet met Senna vergelijken.

Heb je nog contact met de zuster van Ayrton Senna ?

Nee. Ik werd verscheidene keren gesolliciteerd door haar firma, maar ik heb telkens geweigerd. Ik heb Ayrton Senna leren kennen op Sint-Mauritiuseiland. Dat was in 1985, mijn eerste jaar in de Formule 1. We zijn echte vrienden geworden. De manier waarop men achteraf zijn naam heeft geëxploiteerd, vind ik totaal misplaatst. Senna is gestorven terwijl hij deed wat hij het beste kon : autoracen. Daar had men het bij moeten laten. De stichting Senna is een commercieel initiatief. Ze heeft motoren- en boten-Senna gelanceerd. Dat heeft me geshockeerd.

Is Formule 1 minder aantrekkelijk geworden ?

Ik denk niet dat er veel veranderd is. De mensen klagen erover dat er te veel technologie en te weinig passeermanoeuvers zijn, maar Formule 1 is en blijft een passie. In de automobielsport is Formule 1 nog altijd de top. Er bestaat niets beters. Van al die technologische innovaties is de doorsnee wagen ook een stuk beter en veiliger geworden. De sport zelf blijft dezelfde. Je hebt een moter, een chassis, een versnellingsbak en vier wielen. Daarin zet je een rijder en dan begint de wedstrijd. Aan het basisprincipe wordt niet geraakt.

Zou je nu nog in de Formule 1 willen rijden ?

Absoluut niet. De gedachte komt zelfs niet bij me op. Ik drie belangrijke fasen meegemaakt. Ik ben begonnen met atmosferische motoren. Nadien zijn ze overgeschakeld naar turbo’s. Ten slotte zijn ze naar de atmosferische motoren teruggekeerd. Het heeft allemaal niet veel belang. Elektronische versnellingen, tractiecontrole en noem maar op : waar het om blijft gaan, is dat je als rijder met je wagen sneller vooruit gaat dan de andere rijders, die dezelfde problemen hebben als jij.

Veel Belgen hebben we sinds jouw afscheid niet meer in de Formule 1 gezien.

Om diverse redenen. Het is niet simpel om Formule-1-rijder te worden en te zijn. Je moet over talent beschikken, wilskracht, relaties, de juiste keuzes maken. In het kleine landje dat België is, geraak je moeilijk aan sponsors. Als Belgisch rijder krijg je niet veel kansen. Als je al een kans krijgt, moet je die ook met beide handen grijpen, want zo’n kans komt niet meer terug.

Toen je zelf nog reed, zei je altijd dat je nooit zou betalen om een stuur te krijgen. Tegenwoordig gebeurt er bijna niets anders. De waarde van veel rijders wordt bepaald door de koffers met dollars die ze meezeulen.

Dat fenomeen heeft altijd bestaan, hoor. Een sponsor meebrengen, in de autosport is dat logisch. Maar puur op basis van poen aan een stuur geraken, dat is toch van een andere orde. Dat lijkt me een stap te ver. Want dat betekent dat je zonder geld niet goed genoeg bent om aan het stuur van een race-auto te zitten, en dus maak je je eigenlijk belachelijk en haal je je de spot van iedereen op de hals. Als je dan na een paar races geen enkel resultaat kunt voorleggen, vlieg je er onverbiddelijk uit.

Zie je dan geen Belg met talent ?

Daar kan ik moeilijk over oordelen. Niemand steekt erbovenuit. Sommigen, zoals David Saelens, proberen het hardnekkig, maar er komt altijd iets tussen. Ze rijden goed in de testritten, maar in de wedstrijd zelf lukt het niet. Saelens rijdt zich naar de pole-position, maar kan dat in de koers nooit concretiseren. Je moet niet alleen snel kunnen gaan, je moet ook ver kunnen geraken.

Welk advies heb je voor jonge Belgische rijders ?

Ze moeten zichzelf kunnen analyseren. Op het moment dat alle voorbereidend werk gebeurd is zoals ze denken dat het diende te gebeuren, moeten ze in alle eerlijkheid conclusies trekken. Dan moeten ze voor zichzelf kunnen uitmaken waarom het loopt of waarom het niet loopt. Als je niet eerlijk bent ten opzichte van jezelf, zink je almaar verder weg.

Ben je zelf tevreden over jouw carrière als Formule-1-rijder ?

Ik ben tevreden over wat ik verwezenlijkt heb. Ik heb kunnen doen wat ik wou, en op de manier waarop ik het wilde doen. Ik heb voor topteams gereden, ik heb drie Grote Prijzen gewonnen. Ik heb het tien jaar lang in de Formule 1 uitgehouden : dat moet een Belgisch record zijn.

Ze zeiden altijd dat je agressiviteit miste.

Daar hadden ze misschien wel gelijk in. Niet dat het me intrinsiek aan agressiviteit aan het stuur ontbrak, maar ik moest altijd zeer voorzichtig zijn. Ik beschikte over weinig manoeuvreerruimte. Ik wist : bij de minste fout zou ik uit de Formule 1 gekegeld worden en zou ik nooit meer kunnen terugkeren. Dus kon ik me ook geen ongebreidelde agressiviteit veroorloven. De andere Belgen die het in mijn tijd geprobeerd hebben, geraakten niet zo ver. Ik had maar weinig ruimte. Ik heb me verdedigd met de middelen waarover ik beschikte. Ik wilde er bij zijn en er bij blijven, en daarvoor moest ik me aan een lijn houden en dat heb ik gedaan. Ik vond het al buitengewoon dat ik zo ver geraakt was.

Waaraan heb je je in je carrière het meest geërgerd ?

Aan de journalisten. Die schrijven maar kolommen en kolommen vol, terwijl ze in het algemeen maar een tiende weten van er allemaal gebeurt. Daardoor worden hun kritieken verschrikkelijk lachwekkend. Hoe kunnen ze zoveel nonsens uitslaan. Ik zie dat nu nog altijd : wat journalisten op tv zeggen of in de krant schrijven, is meestal totaal naast de kwestie. Ik heb me daar vaak kwaad in gemaakt. Autosport is iets zeer ingewikkelds; veel aspecten ontsnappen aan de aandacht van de pers. En dat ze niet beginnen te zeuren over een gebrek aan openheid bij de rijders en de teams. De journalisten doen gewoon hun huiswerk niet goed genoeg. Nu ja, de hele samenleving lijdt tegenwordig aan oppervlakkigheid.

Je hebt drie kinderen. Kevin (elf jaar) en Cédric (zes jaar) uit je eerste huwelijk, Sofie (vier jaar) uit je tweede huwelijk. Kan je je voorstellen dat ze autocoureur worden ?

Kevin doet aan karting. Telkens wanneer ik hem bezig zie, slaat de schrik me om het hart. Ik ben bang dat hij zich pijn zal doen. Die angst had ik nooit voor mijn crash in Le Mans. Maar ik word zelfs een zekere schrik gewaar als ik gewoon in het verkeer zit.

Philippe Van Holle

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content