Even gebladerd in de persmap van Nordin Jbari, nieuwe spits van Cercle Brugge. ‘We zijn nog op afzondering geweest om zeker te zijn dat hij tijdig in bed zou zitten.’ Maar dat was vroeger natuurlijk.

De quote is van Lei Clijsters, zijn trainer bij AA Gent. Het is dan april 1997. Nordin Jbari maakt dat seizoen veertien goals, één derde van het ploegtotaal. Acht keer scoort hij met de rechter, vier keer met de linker, twee keer met het hoofd. Zijn heenronde is super, na nieuwjaar kent hij een terugval. De plotselinge roem is zwaar om dragen. Niemand laat hem nog gerust. De supporters niet, de meisjes niet, de journalisten niet, de makelaars niet, de Marokkaanse gemeenschap in België niet, allerhande liefdadigheidsinitiatieven niet. Hij, Marokkaans migrantenkind dat opgroeide in de straten van Sint-Joost-ten-Node, komt dan ook uit het niets.

Bij Anderlecht was hij elk jaar topschutter bij de reserven, het laatste seizoen zelfs met 37 doelpunten, maar Johan Boskamp zag het blijkbaar niet in hem zitten. Hij kreeg er slechts 68 minuten speeltijd in eerste klasse. Helemaal op het eind, op Cercle Brugge. Hij scoort en viert zijn goal uitbundig met een salto. “Als ik scoor, kan ik het niet laten mijn vreugde te uiten en te delen met de supporters”, laat hij noteren. “Voetbal is een feest, ik vind dat we wat meer levensblijheid in de stadions moeten brengen.”

Opeens wil Anderlecht hem toch een contract geven, maar het is te laat. Hij tekent voor AA Gent en laat zich daar kennen als een sluwe, tweevoetige, in de zestien meter zeer gevaarlijke spits. Op het eind van het seizoen meldt Anderlecht zich in Gent met een bod van 35 miljoen frank, maar het is alweer te laat. Nordin Jbari gaat naar Club Brugge. De transferprijs bedraagt 50 miljoen frank.

Club Brugge wordt geen succes. Het was blijkbaar allemaal wat te snel gegaan. Van de B-kern van Anderlecht naar een boom bij Gent en zelfs even de nationale ploeg. Buitenlandse belangstelling, toptransfer. Hij kon het niet houden. Lichamelijk en geestelijk was hij nog niet stabiel genoeg. Iedere training hard moeten werken en in de wedstrijden veel minder ruimte dan hij gewoon was, hij kreeg het zeer kwaad. Niet zeker van zijn plaats werd hij snel zenuwachtig. Hij, man van emoties, raakte gefrustreerd en kookte over. Bij zijn invalbeurt tegen Lierse, lezen we die tijd in Sport/Voetbal Magazine, trapte hij in één beweging twee graszoden uit het veld. Het tweede seizoen wordt hij geopereerd. Hij zal er eindigen in de B-kern, waarna hij wordt verlapt aan de Franse neo-eersteklasser Troyes.

“Ik begrijp nog altijd niet waarom ik op de bank verzeild raakte, want ik startte met vijf goals in enkele wedstrijden”, blikte hij in september 1999 vanuit Troyes in Sport/Voetbal Magazine terug op zijn tijd in Brugge. “Op de één of andere manier ben ik ook nog maar zelden op een trainer gebotst die echt in mij geloofde.”

Tiens. Een jaar eerder kende hij in Sport/Voetbal Magazine nochtans een zeer helder moment, bij de start van zijn tweede seizoen Club Brugge. “Het probleem was ikzelf, ik had te weinig maturiteit”, lezen we. “Maar al de klappen die ik kreeg, lieten me toe te groeien en met mezelf in het reine te komen. Vorig seizoen was ik niet tot zelfkritiek in staat, nu wel. Ik was ontgoocheld in mezelf, maar ik dacht dat het de fout van de anderen was. Je steekt je altijd weg achter iets, je hebt de neiging problemen uit de weg te gaan, de directe voldoening te zoeken, terwijl die groter is als je die wat verder in de tijd legt en eerst de problemen aanpakt. Vluchten als het slecht gaat, doe je als je nog een beetje een kind bent ; nu ben ik rijper en neem ik mijn verantwoordelijkheid op. Misschien was ik een beetje te narcistisch, maar ik heb er wel tegen moeten vechten. Ik ben rustiger, geconcentreerder, bewuster bezig.” Alstublieft. Hoe mooi, hoe wijs.

Hij woonde toen landelijk in Oedelem. Op de foto draagt hij een brilletje. “Dat was een kwestie van stijl”, glimlacht hij. “Trouwens, had jij die tijd niet wat haar op je kin ?”

“Het probleem in Brugge was niet alleen ikzelf”, zegt hij nu, jaren na de feiten. “Het probleem was dat er met Fadiga, Anic en ikzelf een mentaliteit in de club was gekomen die ze daar niet gewoon waren. Dat was een beetje moeilijk. Als je iets meer ervaring hebt dan ik toen, ga je mee in die bepaalde mentaliteit die je daar moet hebben. Nu zou ik dat kunnen, toen kon ik dat niet. Ik ben 28 nu, geen 22 meer. Na vier moeilijke jaren in het buitenland kan ik beter omgaan met situaties. Je vliegt minder snel op. Je voelt je beter, je bent rustiger, je beheerst beter de dingen om je heen. C’est un peu ça, hein. Vandaag begrijp ik die mentaliteit die daar heerst, maar toen was ik daarvoor niet groot genoeg.

“Pas op : bij Club Brugge was het statistisch niet slecht, hoor. Bijna iedere keer dat ik speelde, scoorde ik. Alleen speelde ik niet veel omdat ik een probleem had met Erik Gerets. Voilà. Dat probleem is ondertussen opgelost, want soms bellen we met elkaar. Het was Gerets die mij bij Brugge gewild had, ja, maar ook de club wilde mij, hoor. Zelfs mevrouw Vanhove wilde mij (lacht). Als je bij meneer Vanhove thuis gaat onderhandelen, worden er koffie en koekjes geserveerd en ik denk dat mevrouw Vanhove de zaken dan goed volgt. Ik herinner mij nog dat meneer Vanhove van mij zei : ‘Toen Gilles De Bilde hier is geweest, zei ze neen ; toen jij bent gekomen, zei ze meteen ja.’

“Ach, als ik slimmer was geweest, waren er nooit problemen ontstaan. Maar de eerste keer dat ik op de bank moest zitten, heb ik dat slecht opgenomen. Ik accepteerde het niet, omdat het tegen Lierse een belangrijke wedstrijd was. Het was louter tactisch, maar ik voelde het aan alsof de trainer geen vertrouwen in mij had. De volgende wedstrijd was een Europese en deed ik mee, maar ondertussen zat het wel al een beetje scheef tussen de trainer en mij. Ik had die strijd met hem niet moeten aangaan. Reageer je niet, dan is er geen probleem.”

Troyes betaalde Club 36 miljoen frank. Vier jaar was Nordin Jbari weg uit België, tijd waarin hij twee keer voor zes maanden wordt verhuurd : het derde seizoen aan de Griekse subtopper Aris Saloniki, het vierde aan de Franse tweedeklasser Grenoble. Het werd allemaal geen succes. Allerhande trainers gehad, veel geblesseerd en weinig topfit geweest. Niet veel gespeeld, niet veel gescoord. “Neen, statistisch is het geen succes geworden,” zegt hij, “anders had ik wel kunnen tekenen voor Monaco of Parijs. Dat is voetbal. Wat moet ik doen, in een hoekje gaan zitten huilen ? Neen, toch ? !

“Griekenland was super, Aris Saloniki is de beste club waar ik ooit gespeeld heb. De spelers zijn er koning. Alleen is de voorzitter er opeens vandoor gegaan met het geld. Ik heb er nog veel te goed. Het zit in proces.

“Ik heb de voorbije jaren veel kleine, vervelende blessures gehad. Dan werk je om terug te keren, herval je en zo blijf je door een gebrek aan ritme achter de feiten aanlopen. Eigenlijk is het begonnen met die operatie bij Club Brugge. Ik heb een jaar gemankt, misschien is mijn bekken toen wel verschoven. Ik weet het niet. Ik weet dat mensen denken dat je je niet goed verzorgt als je vaak geblesseerd bent, maar dat was het geval niet. Bel de assistent-trainer, hij kent mij het best. Oké, ik weet dat ik mij niet goed verzorgde toen ik in België was, maar ik was jonger toen. In Troyes deed ik wat ik moest doen.”

“Ik ben 28 jaar, ik ben nog jong”, zegt hij. “In het huidige voetbal heb je hoogtes en laagtes. In Frankrijk heb ik laagtes gekend, nu wil ik er alles aan doen om in België weer hoogtes te kennen. Ik heb er zin in, ik ben gemotiveerd om mijn niveau terug te vinden, mijn capaciteiten en mijn plezier. Anders was ik wel naar Saudi-Arabië of naar China vertrokken om poen te scheppen.

“Ik had een goed gesprek met de trainer. Hij zei dat hij mij echt wou. Ik heb maar getekend op 1 augustus, heb geen voorbereiding gehad, heb achterstand op de anderen, mais bon… Zelfs met achterstand… Ik voel me goed, het gaat elke dag beter. De trainer is iemand die veel spreekt. Wat ik bij hem interessant vind, is dat er voor alle spelers altijd een klein gebaar af kan om hen vertrouwen te geven. Tot nu toe wordt er op iedere training ook met plezier gewerkt. De ervaring van de ploeg zal met de wedstrijden komen, denk ik.”

Scoren is wat hij wil. Nordin Jbari is een killer, hij leeft van doelpunten û maken en vieren. Toen er op speeldag 2 tegen Club strafschop werd gefloten voor Cercle, nam hij zonder omzien de bal en… miste. “Normaal trap ik of Harold Meyssen de strafschoppen”, viel er ’s anderendaags uit de mond van Mohammed Berthé te lezen. “Dat zal hij geen twee keer moeten proberen.”

“Is dat zo ?”, vraagt Jbari. “Tegen mij heeft hij alleszins niks gezegd. Iedereen weet hoe ik ben en dat je zo niet tegen mij moet praten. Trouwens, hij is een Fransman en ik heb een goeie relatie met hem, misschien werden zijn woorden fout geïnterpreteerd of niet in de juiste toon weergegeven. Bovendien, wat zou je iemand die een penalty mist verwijten ? ! Het kan iedereen overkomen, morgen ben je misschien zelf aan de beurt. Ik heb hem getrapt omdat ik mij goed voelde, ik heb mijn verantwoordelijkheid opgenomen. Ik dacht te zullen scoren, maar helaas miste ik. Ik ben een aanvaller en ik hoop dat ik mijn killerinstinct nooit verlies, want dat is mijn kracht.”

Recht tegenover hem in de kleedkamer van Cercle Brugge zit Vital Borkelmans, een oude bekende van bij Clúb Brugge. Een spiegelbeeld van het verleden. Moegetergd velde hij hem op oefenkamp in Spanje ooit met één rake klap. “Geen probleem”, zegt Jbari. “Hij is een collega, we doen ons werk. Le passé, je m’en fou de ce qui est passé avant. Ik weet dat er zitten te wachten tot er eens iets gebeurt om te kunnen zeggen : ’t is Jbari, le méchant. Maar ik weet dat ik een eerlijk man ben. Het enige probleem dat ik heb gehad, is dat ik te veel gereageerd heb. Dat laat ik nu vallen. Ik zeg goeiendag tegen iedereen, ik respecteer iedereen, ik doe mijn werk en probeer mij niet te laten afleiden door wat er rond mij gebeurt.

“Ik heb dan ook graag dat er gesproken wordt over voetbal en niet over de bagarre met Borkelmans en dat ik een moeilijke jongen zou zijn. Als ik hier acht maanden slecht presteer, mag je dat schrijven. Ik accepteer dat. Maar ik vraag mij nog altijd af waarom journalisten zo geïnteresseerd zijn in mijn privé-leven. Om sensatie te maken, toch ? Wat denk je ? Goed, ik begrijp dat als er iets ergs gebeurt, jullie dat moeten melden. Als ik in staat van dronkenschap een ongeval veroorzaak en word opgepakt, bijvoorbeeld. Maar jullie gaan mij toch niet verwijten dat ik eens een glas drink, terwijl iedereen dat doet ? ! Trouwens, sedert anderhalf jaar heb ik een vaste vriendin. Een Française. Zij heeft een commerce in Troyes, een paar dagen in de week komt ze af.”

Hij blijft gek van Brussel, l’ancien Ket. ” Pour ces magasins,” zei hij vijf jaar geleden in Weekend Le Vif/L’Express, ” mais aussi pour son punch, sa pluriculturalité et son côté cosmopolite.” Het is een modeverhaal. Nordin Jbari wordt er opgevoerd als mannequin. Latin Lover. Jongen met grote belangstelling voor al wat mooi is op aarde. Gentleman. Hij poseert er in chique sportswear van Ralph Lauren, Emporio Armani, Olivier Strelli en Pal Zileri. “Als ik de tijd heb, ga ik mijn kleren in Italië kopen”, vertelt hij. “De prijs is er interessanter ; de keuze, de stijl, de benadering van mode zijn er formidabel. Italianen zijn echte apostels van de elegantie. Naast Pal Zileri en Armani zijn mijn favoriete couturiers Ermenegildo Zegna, Christian Lacroix en Azzedine Alaïa.”

Sedert zijn terugkeer uit Frankrijk woont hij bij zijn ouders in Wemmel. “Ik zoek een huis in Brussel. In Groot-Bijgaarden of Dilbeek. Dicht bij de autosnelweg, want ik heb geen zin om ’s ochtends om vijf uur te moeten opstaan om de files te vermijden.”

Tegen Germinal Beerschot maakte hij ondertussen toch zijn eerste competitiegoal, op speeldag 4, goed voor de eerste overwinning. Hij is vertrokken. “Ik had geen club en Cercle heeft mij de kans gegeven”, bedenkt hij. “Dat vergeet ik nooit. Als Cercle degradeert, is het ook een nederlaag voor mij. Ik wil deze club zo goed mogelijk helpen om het behoud te verzekeren. Ik zal ervoor knokken, zoals ook mijn ouders het altijd hebben gedaan. Toen ze dertig, veertig jaar geleden immigreerden, hadden ze niks. Mijn pa heeft vele jobs gedaan. Hij was plongeur, hij deed de afwas in een restaurant, maar heeft het tot chef-cuisinier gebracht. Door in zichzelf te geloven, zijn ogen open te houden en hard te werken.

“Ik weet wie ik ben. Ik vergeet nooit waar ik vandaan kom. Na al wat er is gebeurd, kan ik nog altijd recht in de spiegel kijken als ik ’s ochtends opsta. Volgens mij kan niet iedereen dat zeggen.”

door Christian Vandenabeele

‘Ik weet dat ik mij destijds niet goed verzorgde, maar ik was jonger toen.’

‘Als ik de tijd heb, ga ik mijn kleren in Italië kopen.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content