Na één seizoen AA Gent en één seizoen Sedan, dat degradeerde, speelt MatthieuVerschuere opnieuw in het Ottenstadion. “Bij Sedan kende ik in het begin wat probleempjes met een verrekking”, vertelt hij. “Dat heeft mij anderhalve maand geambeteerd én de hele voorbereiding bij AA Gent dit seizoen. Ik heb het wat te veel geforceerd, denk ik. Maar vanaf eind oktober ging het en zat ik bijna aan mijn beste niveau. Ik miste alleen wat competitieritme. Ik hoop dat ik nu helemaal klaar ben voor de terugronde.

“Mijn eerste seizoen bij AA Gent zijn we als vierde geëindigd en hebben we toch een vijftiental speeldagen eerste gestaan. Maar er is hier sindsdien veel veranderd : er zijn misschien twintig spelers vertrokken (lachje), waaronder toch veel spelers met ervaring en techniek. Plus dat we met een offensief probleempje zitten : we scoren niet genoeg. Gelukkig houden we verdedigend nog een beetje stand, want zelfs als we winnen, voel je dat we het moeilijk hebben.

“We spelen nochtans met een nummer tien en twee spitsen, zoals de meeste ploegen. Er is wat dat betreft geen reden waarom het niet zou draaien. Maar het is waar dat onze twee nummers acht, als we op het middenveld in een ruit spelen, bijna nummers zes zijn, waardoor zij, Hempte en Mudingayi, offensief wat minder kunnen brengen. Machethe is als nummer tien bovendien un joueur de couloir, un joueur de rupture. Hij moet in de diepte kunnen gaan en om op de tien te spelen moet je techniek hebben en overzicht, je kan daar niet zomaar om het even wie zetten. C’est ça, quoi. Voor hem is dat geen cadeau. We hébben nochtans een speler die daar kan spelen : Kraouche, maar jammer genoeg is hij al van bij het begin van het seizoen geblesseerd of fysiek niet klaar. Hem missen we, want il nous fera vraiment du bien, quoi.

“Twee jaar geleden hadden we met Kaklamanos iemand die enorm sterk was en de bal kon bijhouden of deviëren. Dat was goed, voor ons middenvelders, omdat we de tijd kregen om terug te komen. Nu verloren we de bal te veel en moesten we ons beperken tot de hele tijd over en weer lopen. De ploeg valt dan uiteen in twee blokken en wij staan dan als middenvelders te veel tussen de twee… Want Zézéto is meer een dribbelaar, iemand die het op techniek doet en Mrdakovic probeert, maar fysiek is dat niet dezelfde als Alex, hein. Alex, je moest die eens proberen uit evenwicht te krijgen… Voor het ogenblik hebben we dat niet en dat is een probleem. Want Ribus is ook wat dezelfde stijl als Zézéto.

“Met Cavens en Oussalah erbij zou het beter moeten gaan. Oussalah heeft techniek, Cavens heeft toch al wat meegemaakt, is costaud, dat zou iets moeten kunnen bijbrengen. Veel hebben ze in de winterstop niet kunnen meespelen, dus om dat nu al in te schatten, is wat vroeg, maar ik zie niet in waarom ze ons niet iets zouden bijbrengen.

OldeRiekerink heeft veel geprobeerd, maar of nu hij of Herman(Vermeulen, nvdr) voor de groep staat, we blijven met hetzelfde probleem zitten : ons spel is te stereotiep en niet krachtig genoeg voorin. We spelen áltijd de bal op veilig in de voeten, áltijd. Zo kom je er dus nooit toe de tegenstander te verrassen. We missen puissance ook. Soms moet iemand eens twee, drie man dribbelen om het verschil te maken. Vaak is het geen kwestie van de bal niet willen vragen, maar een kwestie van gebrek aan beweging. Als er dan eens twee, drie de bal vragen, maar er blijven er vier, vijf staan omdat ze bang zijn om hem daarna te verliezen en uitgefloten te worden, raak je gecrispeerd natuurlijk.

“Olde Riekerink kwam misschien zelf ook nog wat ervaring tekort. Het was tenslotte ook maar de eerste keer dat hij voor een eersteklasseploeg stond. Dat is ook niet makkelijk, hein. Je gedraagt je voor een groep profspelers niet zoals voor een groep die nog in opleiding is. (Na enig aandringen 🙂 Soms nam hij ons een beetje te veel voor kinderen. Werken met profspelers veronderstelt toch dat je als trainer zelf ook de stap naar een niveau hoger zet. Dertigers behandel je als volwassenen. Hij probeerde dat wel, maar soms deed hij dingen, details, die niet pasten. Zeggen dat iemand zijn truitje in zijn broek moet steken op training bijvoorbeeld. Het zijn details, maar op de duur beginnen ze te enerveren.

“Herman laat ons wat meer initiatief nemen op de trainingen. Als we ons in de week wat vermoeid voelen, laat hij ons al eens de kans daarover met hem te praten. Soms heb je als speler wat meer rust nodig. We dragen onder hem meer verantwoordelijkheid, wat goed is. Maar soms zouden we onszelf wat meer pijn moeten doen. In sommige wedstrijden is dat ook het probleem : we laten ons tijdens de week wat wegzakken. Dat zorgt er ook voor dat we na een goede wedstrijd dikwijls wegzakken. Het is, denk ik, ook een beetje een kwestie van collectieve persoonlijkheid.

“Maar goed, het is qua resultaat niet slecht-slecht : we staan nog altijd ergens halverwege. Achtste, negende plaats, dat is ons niveau. Voor de eerste vijf hebben we dat op dit moment niet. Twee jaar geleden hadden we de bal ook veel meer, we domineerden de wedstrijden meer, dus het ging allemaal veel makkelijker. Nu is het eerder het omgekeerde. C’est que de la récuperation.

“Na een wedstrijd ben ik dan ook buiten adem. Op zich geen probleem ; ik zou alleen liever wat meer resultaat zien, want dat ontmoedigt je wel eens. We kunnen nooit eens zeggen : vandaag gaan we winnen zonder à fond te moeten gaan. We moeten altíjd á fond gaan. Als er twee, drie bij lopen die niet honderd procent zijn, hebben we het zitten. Maar bon, niet zeggen dat we problemen hebben, maar zien wat er is, daarop bouwen en zo altijd vooruitgang willen blijven boeken, dát moet het uitgangspunt zijn.”

Raoul De Groote

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content