Eddy Merckx wordt op 17 juni 65. Guillaume Michiels, zijn nu 75-jarige verzorger, heeft zich in functie van zijn grote vriend altijd zo discreet opgesteld dat weinig mensen weten wie die sympathieke, geestige man wel is. Hij leefde onder het motto: ‘Eddy presteert, ik doe mijn werk.’

Guillaume Michiels is een geblokte kerel, met handen als koolschoppen (wee als hij bij de begroeting even doorknijpt) en die typische zin voor humor, eigen aan de echte Brusseleer. Zijn dialect – doorspekt met typische uitdrukkingen en Franse woorden – maakt elk verhaal dubbel leuk om te aanhoren. 75 of niet, Guillaume Michiels is nog altijd niet aan afhaken toe. Hij zit in dienst van de Topsport Vlaanderen-Mercatorformatie en neemt in de winter enkele zesdaagscoureurs onder handen. Drukke tijden dus?

“Eigenlijk niet”, zegt Guillaume. “Voor Topsport Vlaanderen ben ik maar 60 tot 70 dagen onderweg. Ik ga pas mee als het team voor twee opdrachten wordt gesplitst. Er zijn nu in Duitsland enkele koersen weggevallen, dat verlicht noodgedwongen het programma. In de winter sta ik Kenny De Ketele bij en neem voor Iljo Keisse na Nieuwjaar de job over van Robert Dhont, als die met de ploeg op stage moet vertrekken.”

Voor een man die met grote kampioenen de wereld afreisde, is dat duidelijk geen overlast. Integendeel: hij spreekt nog altijd met geestdrift over dat werk in dienst van de coureurs. “Het kunnen nu mijn kleinkinderen zijn. Ik heb er trouwens eentje van 24 op de wereld lopen. In tegenstelling tot wat vele mensen beweren, is dat nog een leuke generatie. Ze zijn vriendelijk en beleefd. Een ‘merci Guillaume’ is er altijd wel bij. Natuurlijk zijn de tijden veranderd. Wij hadden niks, zij hebben alles al voor ze eraan beginnen.”

Bij Topsport Vlaanderen-Mercator krijgt Guillaume Michiels de toekomst van ons wielrennen onder zijn stevige handen. Hij ziet nu bepaalde jonge kerels wel doorgroeien naar een meer dan behoorlijk niveau. ” Jan Bakelants is een man met talent, Ben Hermans heeft misschien nog meer in huis, maar is dan weer fragiel. En Thomas De Gendt is een coureur uit de oude tijd. Sterk en altijd gedreven. In de Ronde van België moest Walter Planckaert hem alsnog aanmanen om niet te zot te doen. In welk geval hij in de laatste rit naar een ereplaats kon oprukken. Kenny De Ketele is ook zo’n nijdig ventje. Spijtig dat die zo lang afgeremd wordt door een slepende kwaal. ‘Ik kan alleen nog maar wandelingetjes met de fiets maken’, zei hij mij onlangs nog. Iljo Keisse is nu veel ernstiger met zijn vak bezig en dat doet altijd plezier.”

Vier jaar beroepsrenner

Het is vanzelfsprekend dat iemand die zijn hele leven lang in de wielersport heeft rondgezworven, daarmee begonnen is als coureur. Zo ook Guillaume Michiels. Hij was vier jaar prof en niet bij de minste ploegen: Faema-Guerra in 1959, Wiels-Flandria in 1960 en dan nog twee seizoenen bij het Italiaanse Philco. Dat bedrijf (fabrikant van ijskasten) is al lang verdwenen, maar maakte in het begin van de jaren zestig wel enige ophef, als de sponsor die (eindelijk) de renners behoorlijke lonen betaalde. Miel Daems en de zo vroeg gestorven Jos Hoevenaars waren er spitsrenners en die laatste liet zich in een onbewaakt ogenblik eens ontvallen dat het toch om 45.000 frank (1125 euro) ging. Behoorlijk veel voor die tijd. Guillaume Michiels: “Ik kwam erbij via Miel Daems, ook een Brusselaar. Ik trok vaak met hem op training en hij zorgde ervoor dat ik hem bij Philco kon vergezellen. Dat was zeer tegen de zin van manager Jean Van Buggenhout, die vond dat ik te veel betaald werd. Ik was niet bepaald de vriend van die man, tot ik voor Eddy ging werken. Dan was ik ineens de beste kerel uit de klas. Maar Miel Daems dreef zijn plannetje door. Ooit flikte hij mij eens in het criterium van Woluwe, bij mij thuis dus. Ik kon meerijden, maar achteraf bleek dat ik alleen goed genoeg was om in het voorspel een rondje tegen het uurwerk af te leggen. Voor de koers in lijn bleek er dan geen plaats meer voor mij te zijn. Toen ik bij Van Buggenhout tekst en uitleg wilde halen, vond ik hem ineens niet meer.”

Na 1962 en ondanks de goede verloning van Philco hield Michiels het voor bekeken. “Ik was ook geen kampioen en ik ging in de winter nog werken om mijn budget rond te krijgen. Ik maakte eerst radio’s en dan doodskisten. Ten slotte kroop ik de daken op om tv-antennes te plaatsen. Maar toen kwam de kabeltelevisie op en was er ook in dat vak geen toekomst meer. Ik sprak erover met Eddy, met wie ik nog samen bij Evere Kerkhoek aangesloten was. ‘Ik zal wel zien dat je voor mij kunt komen werken in de ploeg’, zei hij. Er ging wel een vacature vrijkomen. Eddy legde toen lot en lijf in de handen van Gust Naessens. Een vakman als verzorger, die zich echter te veel met het privéleven van zijn kampioen bemoeide. Claudine mocht bijvoorbeeld nooit naar de koers komen.”

Het heeft dan wel wat voeten in de aarde gehad eer beide mannen definitief en onafscheidelijk samenkwamen. Guillaume kreeg al de belofte dat hij mee mocht naar de Tour van 1969, maar de teamleiding van Faema zag meer in een Zwitserse soigneur. Op 1 januari 1970 tekende Michiels met Merckx persoonlijk een samenwerkingscontract.

“Ik was bij hem ingeschreven, hij betaalde mij. Misschien dat hij via de sponsor wel een en ander recupereerde, maar ik was er alleen voor hem. Ik was zijn verzorger, zijn trainingsbegeleider, zijn zielenknijper, zijn tuinier, zijn klusjesman. Toen hij nog in Kraainem woonde, was de benedenverdieping mijn domein. De fietsen stonden er, er was een atelier en een sauna. Als ik in het land verbleef, mocht zelfs de poetsvrouw er niet komen. Ik volgde dan ook een cursus massage. In een heuse school, die meer op wellness dan op sport gericht was. Toen ik vertelde waarom ik kwam, wat mijn job zou zijn, hebben ze mij een aantal andere dingen geleerd, meer sportgericht. Ik behaalde er mijn diploma.”

‘Jij wordt nooit coureur’

Dat samenwerkingsverbond was de bekroning van een jarenlange vriendschap. “Ik kende Eddy al van toen hij nog een klein manneke was. We woonden in mekaars buurt, mijn moeder ( mijn moema, zegt Guillaume) werkte in de winkel, uitgebaat door de ouders Merckx. Ze poetste er en maakte er eten klaar. Eddy was toen een kereltje dat goed in het vet zat. Zeker geen aardje naar zijn vaartje, want vader was een grote, magere man. Moeder daarentegen was een kloeke madam. Eddy deed niets anders dan met zijn fietsje rijden. Ik koerste toen al en met mijn maats plaagden we hem: zo’n dikzakske wordt nooit coureur.”

Enige tijd later stelde Guillaume Michiels met eigen ogen vast hoezeer hij en zijn vrienden zich vergist hadden. “Ik zei al dat we samen bij Evere Kerkhoek zaten. Eddy werd toen begeleid door de ex-Tourrenner Felicien Vervaecke. Toen hij in 1962 als nieuweling in Libramont het Belgische kampioenschap ging rijden, vroeg Vervaecke of ik mee wilde gaan. Graag natuurlijk. Ik kon zo de koers ook eens zien vanuit een volgwagen en niet vanuit de buik van het peloton. Ik heb grote ogen getrokken. Op een gegeven moment reed er een kopgroep met een behoorlijke voorsprong in de spits. Eddy ging alleen in de achtervolging en even nadat hij aansloot, liet hij die gasten gewoon in de steek. Dat was geen dagdagelijkse fase. Je moet weten dat die kereltjes in die tijd met een vast verzet reden en daarmee ga je niet gemakkelijk zo veel sneller rijden dan je kompanen, zeker niet als die in een ontsnapping alles geven. Ik dacht bij mezelf: mensenlief, dat is gene gewone.”

Benen als boomstammen

Een mens zou denken dat een atleet als Merckx spieren als stalen kabels ontwikkelde en Guillaume Michiels aan zijn grote, sterke handen amper genoeg had om dat na een doorgedreven training (soms van negen uur ’s ochtends tot zes uur ’s avonds) of na een zware koers weer in de plooi te knijpen. Niets was minder waar: “Bij Merckx was dat allemaal soepel. Zoveel werk had je er dus niet aan. Er waren in de ploeg wel andere kastars. Zoals Jos Huysmans bijvoorbeeld. Diens benen voelden aan als boomstammen.”

Op het morele vlak leek het wel of de verzorger, die ook vertrouwensman moet zijn, meer te doen had. Merckx was een klager, had altijd een kwaaltje links of rechts en moet daar op de massagetafel wel vervelend over gezeurd hebben. Of niet soms? “Als je hem goed kende, kon je daar alleen maar … blij om zijn. Want hoe meer pijn hij voorwendde, hoe ziek hij zichzelf soms verklaarde, hoe zekerder je was dat hij daags nadien grote prestaties zou neerzetten.”

Eddy Merckx, moet dat nog gezegd worden, was een winnaar bij uitstek en zulke mannen zijn dikwijls slechte verliezers. Die voor het verwerken van een nederlaag dagen en nog eens dagen nodig hebben. Merckx kreeg harde klappen in de Tour van 1975 met een zware inzinking in de slotklim naar Pra Loup, toen hij zijn zesde Ronde van Frankrijk aan het winnen was. En in 1977 toen hij, ziek zijnde, ver achteraan zwalpte in de etappe naar Alpe d’Huez. “Het is waar dat hij in zulke gevallen in de diepste put kon vallen. Maar hij klauterde er snel weer uit. En wee de tegenstanders dan, want dan sloeg hij vaak keihard terug. Dat beseften wij, zijn begeleiders, natuurlijk ook.”

Stoppen of niet stoppen

“Het ergste”, vertelt Guillaume Michiels, “maakte ik met hem mee na zijn zogezegde positieve controle in de Ronde van Italië van 1969. Ik weet voor honderd procent zeker dat hij daar zuiver op de graat was, dat hij dus geflikt werd en daar kon Eddy niet tegen. Oneerlijk zijn stond niet in zijn woordenboek. Hij wilde onmiddellijk stoppen met koersen en ik heb veel op hem moeten inpraten om dat te verhinderen. ‘Als je dat doet, gaan de tegenstanders nogal in de handen wrijven’, zo luidde mijn sterkste argument. Maar het duurde dagen eer hij over de klap heen raakte. Tot zijn schorsing ongedaan gemaakt werd en hij toch naar de Ronde van Frankrijk mocht. Mensenlief, in die korte periode voor de start van die Tour heeft hij getraind zoals waarschijnlijk nooit een coureur dat zou kunnen. Het was echt beulenwerk.”

Maar de resultaten daarvan heeft men in die fameuze Ronde in 1969 ongeveer elke dag kunnen bewonderen. Guillaume Michiels maakte uiteraard ook het bewogen jaar 1978 mee, het jaar waarin alles vierkant draaide en Merckx in Kemzeke, op 19 maart, de mythische datum van Milaan-Sanremo, zijn laatste koers reed. Het was de enige van de vijf wedstrijden die hij in dat prille voorjaar compleet afwerkte, op een twaalfde plaats. Niet lang daarna zei hij aan zijn intimi dat het definitief voorbij was.

“Toen ook praatte ik nog op hem in. Ik zei dat het in Kemzeke toch niet zo slecht was verlopen. En dat het onzinnig, ja gevaarlijk was er bruusk mee op te houden. De dokters waren eveneens die mening toegedaan. Wie zijn hart zoveel jaren aan een stuk zo zwaar belast, moet afbouwen. Ik was ervan overtuigd dat hij er wel bij zou varen nog een tweetal jaartjes te koersen, maar dan met een ander ritme. Bijvoorbeeld geen belastende klassiekers meer, en zeker geen Tour. Maar dat zag hij niet zitten. ‘Als ik uit al die topwedstrijden moet wegblijven, voel ik mij geen coureur meer. Ik zal het nooit kunnen opbrengen om zo veel te trainen, mij zo te verzorgen voor kleinere koerskes.'”

Merckx bleef, net zoals Guillaume Michiels, nog in dienst, de ene van C&A, de andere van Eddy, tot op het einde van 1978. En Michiels leerde dan een andere Merckx kennen, een man bijvoorbeeld die …niet kon gaan slapen. In de Tour van dat jaar was Merckx er nog bij als begeleider van het team. Guillaume Michiels koestert nu nog de herinnering aan lange avonden met pot en pint. Wat de vriendschap tussen beide mannen nog versterkt heeft.

***

Merckx op zijn 65e en Michiels op zijn 75e leiden allebei nog een druk leven. Eddy met al zijn reizen voor het fietsenbedrijf dat zijn naam draagt, Guillaume met zijn werk voor Topsport Vlaanderen-Mercator. Maar als het even kan, zitten beide heren toch weer samen. Zo’n vriendschap, dat is voor eeuwig.

door robert janssens

“Ik was zijn verzorger, zijn trainingsbegeleider, zijn zielenknijper, zijn tuinier, zijn klusjesman.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content