Christian Vandenabeele
Christian Vandenabeele Freelancejournalist

Stéphane Demol en Alex Czerniatynski maken met KV Mechelen hun trainersdebuut in eerste klasse. Waar ze wel en niet en absolùùt niet tegen kunnen.

Eén of twee jaar ? Op de eerste trainingsdag is het contract van Stéphane Demol (36) nog wel niet helemaal in orde, maar alla. “Het is nog niet volledig getypt, maar een handdruk en een dinges is voor mij al goed”, repliceert Demol. “Ik weet waarvoor ik hier ben, zij weten wat ze mij zullen moeten geven. Normaal zal het twee jaar zijn. Wij zijn vooral blij dat we kunnen beginnen.”

Uiteindelijk is Alex Czerniatynski (42) zijn assistent geworden – niet Geert Deferm, niet Fi Vanhoof en ook niet zijn vriend Nico Claesen. Demol : “De club wou dat het iemand was die hier al werkte. Er waren verschillende mogelijkheden, maar Alex kende ik het best en vertrouw ik voor die job niet honderd maar tweehonderd procent.”

Eén jaar speelden ze in hun carrière samen, in het seizoen 1984/85 bij Anderlecht. Het eerste seizoen in de A-kern van Stéphane Demol, toen 18 jaar; het laatste van Alex Czerniatynski bij Anderlecht. Geen van beiden kan zich herinneren dat ze ooit samen international waren.

Demol : “Ik denk dat ik international ben geweest tussen zijn twee periodes in. Maar we zaten wel nog twee jaar samen op de trainersschool. Nu niet meer. Ik ben ook nog aan de Pro License begonnen, Alex niet.”

Czerniatynski : “Ik denk wel dat het klikt tussen ons. Hij geeft mij verantwoordelijkheid, is geïnteresseerd in mijn mening en laat mij training geven. Plezant, want ik ben niet gekomen om de truien te wassen of de kegels te dragen.”

Demol : “Mijn intuïtie zegt mij dat hij betrouwbaar is. Ik geloof dat Alex misschien wel de ambitie heeft om hoofdtrainer te worden binnen enkele jaren en dat hij dit ziet als een goed begin voor hem.”

Czerniatynski : “Ik ben blij met mijn promotie tot assistent-trainer, ja, na vier jaar jeugdtrainer te zijn geweest – eerst bij Standard, daarna bij Mechelen. Trouwens, als ik tien jaar assistent kan blijven met een hoofdtrainer waar ik veel plezier mee maak, waarom zou ikzelf dan nog eerste trainer moeten worden ? Mijn ambitie was : terug naar eerste klasse. Meer dan assistent-trainer moet dat niet noodzakelijk zijn.”

Demol : “Voor mij is het wel lichtjes anders. Ik wil alleen maar eerste trainer zijn. Moest ik de kans krijgen om bij Anderlecht of in het buitenland hulptrainer te worden, dan is dat misschien iets anders, maar toch : ik weet dat dat minder in mij zit. Ik wil de verantwoordelijkheid krijgen en ze ook opnemen. Ik voel mij gewoon goed in die rol.

“Turnhout was een grote meevaller, Geel een mindere ervaring, maar voor een beginnend trainer waarschijnlijk toch ook wel goed om mee te maken. Het was er gewoon heel moeilijk werken die zes maanden. De spirit was niet alleen uit de ploeg, maar ook uit de club. Het klikte ook niet echt, het was gewoon geen ploeg voor mij. Je werkt ergens graag of niet, wel daar werkte ik niet graag – en zij waarschijnlijk ook niet zo graag met mij.

“Ik heb ervaren dat je als speler veel meer van je persoonlijke prestatie, van je carrière in de hand hebt dan als trainer. Als je als speler goed presteert, zal er op termijn wel iets van komen. Als trainer kan je alles nog zo goed voorbereiden, het zijn nog altijd de spelers die het moeten doen, hé. Ik wou trainer zijn, ik doe het graag en ik wil het verder blijven doen, maar ik ben toch geschrokken van het grote verschil dat er is tussen speler zijn en trainer zijn.

“Nu, hier heb ik nu al een beter gevoel dan bij Geel, het gevoel dat iedereen er veel beter mee bezig is, dat iedereen weet waar naartoe en dat iedereen er ook met zijn volle verstand achter staat.”

Czerniatynski : “In 1993 ben ik hier toegekomen en sedertdien ben ik altijd blijven komen kijken. Ik woon hier ook op slechts 7 kilometer vandaan, in Rumst. Dit is natuurlijk het KV van vroeger niet meer, met De Mos, Preud’homme, Emmers, Koeman en zo, maar ze zijn toch weer aan het opbouwen. We moeten een beetje geduld hebben. Ik denk dat deze club voor Stéphane ideaal is, want hij krijgt er carte blanche. Hij mag alles vragen aan De Mos wat hij wil.”

Demol : “De club weet ook dat als er niet een drietal versterkingen komen, het een moeilijk seizoen wordt. Men is momenteel aan de problemen aan het werken en de bedoeling is dat er binnen twee, drie weken met vers kapitaal aan die transfers gewerkt zal worden.

“Ik geloof in KV Mechelen, anders was ik hier niet geweest. Het is niet zo dat ik tegen eender welke club ja had gezegd om toch maar in eerste klasse te kunnen werken. Ik maakte naam als speler en kon mij na twee jaar in tweede klasse met het oog op een trainerscarrière niet veroorloven dat eerste jaar in eerste klasse te mislukken. Ik had bijvoorbeeld niet zomaar een ploeg genomen die nog veel meer in de stront zat. Ik kan me ook niet voorstellen dat Willy Van den Wijngaert al die inspanningen heeft gedaan om nu direct de lift op en af te nemen, noch dat Aad de Mos daarvoor is teruggekeerd, noch de nieuwe geldschieters. Noch ben ikzelf zinnens om direct te zakken.

“Mààr : geen woorden, maar daden, hé. Zowel van mij als van de spelers als van de rest van de club zullen de daden moeten volgen natuurlijk. Als ieder op zijn plaats zijn werk doet, kan het normaal niet mislukken bij KV Mechelen. De bedoeling is alleszins dat KV weer een zekerheid wordt in het Belgisch voetbal. De toekomst zal moeten uitwijzen of het binnen twee of drie jaar al zal kunnen mikken naar plaats vijf of zes in de klassering of dat het enkele jaren langer zal duren.

“De voorzitter en De Mos vroegen ons : jullie gaan toch akkoord om zo offensief mogelijk te spelen ? Omdat er hier veel volk komt kijken, en je die mensen toch iets moet laten zien. Wij hebben ja geantwoord, dus zullen wij proberen zo offensief mogelijk te spelen. Maar wat wil dat zeggen, zo offensief mogelijk spelen ? Soms zullen we ook eens blij moeten zijn als we op de counter en met heel veel geluk met 0-1 winnen. We zullen dan misschien wel niet met die instelling aan de match begonnen zijn, maar tijdens de match misschien ingezien hebben dat we ons een klein beetje moesten inhouden ( lacht).

“Ik sluit niks uit, maar het is alleszins de bedoeling om in zone te voetballen. Of dat met vier of drie achteraan zal zijn, en met twee of met drie spitsen, daar kan ik nog niet op antwoorden. Ik zal ervoor proberen te zorgen dat mijn ploeg verschillende dinges kent vooraleer we beginnen. Want de eerste wedstrijd spelen we thuis tegen Charleroi en de tweede op Anderlecht, twee wedstrijden die met elkaar niet te vergelijken zijn dus.”

Alex Czerniatynski speelde voor Charleroi, Antwerp, Anderlecht, Standard, KV Mechelen, Germinal en Tilleur-Luik; Stèphane Demol voor Anderlecht, Bologna, Porto, Toulouse, Standard, Cercle Brugge, Braga, Panionios, Lugano, Toulon, Denderleeuw en Halle. Czernia telt 31 caps, Demol 38. Is hun trainerservaring nog gering, hun spelerservaring is enorm.

Czerniatynski : “Het grote verschil is dat ik in België ben gebleven (lacht).”

Demol : “Ik heb deels voor het avontuur en deels voor het geld gekozen. Titels mankeer ik een beetje, maar ik kreeg er toch veel voor in de plaats. Veel menselijk contact, veel vrienden overal, veel avontuur, veel kunnen zien en veel kunnen leren in al die clubs en landen. Als ik zie dat Aloïsio – mijn vervanger bij Porto die van Barcelona kwam – vorig jaar nog bij Porto speelde, er tien jaar is gebleven, vijf keer kampioen werd en evenveel keer Champions League speelde, dan denk ik : ik had er misschien veel langer kunnen blijven.

“Spijtig in mijn carrière is dat ik in het tweede deel ervan, toen ik wat blessures en problemen kreeg, niet sterk genoeg ben geweest om mij te herpakken. Daardoor is het sportief bergaf gegaan. Maar vergeet niet dat ik in de eerste zes, zeven jaar van mijn carrière, toen ik international was, wel heel hard heb gewerkt en op kop liep op training. De jaren in Anderlecht, Bologna en Porto, daarvan kan niemand zeggen dat ik niet hard trainde. Amai, we liepen ze er allemaal af.”

Trainers, massa’s hebben ze er gekend.

Czerniatynski : “Vijftien, misschien wel twintig. Maar niet veel goeie. Met Davidovic, mijn eerste trainer in eerste klasse, had ik een goed contact, maar als ik er één moet uitkiezen, dan zonder twijfel Walter Meeuws. Van de mens noch van de trainer kan ik iets negatiefs zeggen. Echt niet, niet bij Antwerp, niet bij Mechelen.”

Demol : “In die zes maanden bij de nationale ploeg heeft Meeuws mij kunnen overtuigen van zijn kwaliteiten, in die zin dat er veel meer in zat dan er bij de nationale ploeg is mogen uitkomen. Maar de trainer waar ik mij het beste bij gevoeld heb, was Arie Haan in de eerste periode bij Anderlecht. Arie kon je vergelijken met Meeuws. Perfecte trainingen, meer vriend van iedereen dan echt een tiran, maar het moest toch zo zijn zoals Arie het wou. Als het op training en in de match was zoals Arie het wou, dan waren er geen problemen. Daar spiegel ik mij een beetje aan, zo zal het moeten zijn.

“Een superherinnering heb ik ook aan Artur Jorge bij Porto. Hij zit nu in de Arabische Emiraten en is er ook weer kampioen. Alleen in Nederland ging het iets minder, met die filosofie. Je moet weten dat Artur uit Portugal komt, hé, land van de laatste, de langste dictatuur van Zuid-Europa, en dat hij ook zijn opleiding heeft gekregen in Oost-Duitsland. Artur was dus wel iets meer discipline en zo gewoon.

“Ook een hele goeie herinnering heb ik aan Emmerich Jenei, die met Steaua Boekarest de Europabeker won en bondscoach van Roemenië is geweest. Die heb ik in Griekenland gehad, en dat was in dezelfde stijl als Artur Jorge. Dat vond ik dus ook heel, heel goed. Voor de rest heb ik vooral – ook op het einde van mijn carrière, toen ik bij kleinere clubs heb moeten spelen – van veel trainers gezien hoe je het allemaal niet moet doen.”

Demol : “Ik wil een zo goed mogelijke relatie met de spelers, maar als ik zeg – zoals bij Arie en Artur : je moet nu vandaag dat doen, dan moet jij niet beginnen te zagen : waarom, en hoeveel, en dit, en dat… Neen, dan moet je dat gewoon doen. Zo is de bedoeling dat wij werken. Ik geef veel vertrouwen en verantwoordelijkheid, wil ook niet alles voorkauwen, maar wat er moet gedaan worden, moet gedaan worden. Zo simpel is het.

“Weet je, twee jaar geleden heb ik mijn kinderen van school veranderd omdat het er veel te los was. Dat was daar altijd een chaos, ik werd al nerveus als ik de schoolpoort naderde . Dus, waar ik absoluut niet tegen kan, is dat er een of twee niet doen wat er voor de wedstrijd is afgesproken. Dan val ik van de bank, dan val ik dood – maar wel niet alvorens ik ze gewisseld heb ( lacht).

“En waar ik dus ook niet goed tegen kan, is… ik vind dat er veel binnenskamers moet blijven, in de groep en vooral bij de trainers. Een trainer kan na een wedstrijd tegen de pers ook nooit hetzelfde vertellen als tegen zijn spelers. Dat bestaat niet. Wie zegt dat het wel zo is, geloof ik niet. Maar je moet de pers natuurlijk ook niet voor onnozelaars nemen en hen precies het tegenovergestelde vertellen.”

Czerniatynski : “Waar ik niet tegen kan, is een trainer die na een overwinning doet alsof het zijn werk is en bij een nederlaag de schuld bij een ander legt. Ik zeg altijd : je verliest samen en je wint samen. Als we verliezen, zal ik dus nooit achter zijn rug vertellen : ’t is de fout van Stéphane, of van een ander.”

Demol : “Daar zijn we het over eens, denk ik.”

Czerniatynski : “En nog iets : ik heb in mijn carrière altijd moeten vechten voor alles wat ik heb bereikt. Ik heb in twintig jaar zelf geen cadeau gekregen en ben ook niet van plan er spelers één te doen. Met Stéphane zeg ik : je kunt samen een pint pakken en plezier maken, maar als je het veld opstapt, is het om te werken. Zo simpel is dat. Wie alleen komt om geld te verdienen en een beetje in de zon te staan, die… En het mag een oudere speler zijn, dat speelt geen rol voor mij. Voor mij is iedereen gelijk. Wie niet met concurrentie om kan, neme zijn tas en begeve zich richting een andere club.”

door Christian Vandenabeele

‘Als we verliezen, zal ik nooit achter zijn rug vertellen : ’t is de fout van Stéphane.’

‘Ik vertrouw Alex niet honderd, maar tweehonderd procent.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content