Vijfentwintig jaar Sport Magazine leverde heel wat gevleugelde citaten op. Een bloemlezing van oneliners en visionaire of ondertussen door de feiten net weerlegde uitspraken.

“In het afgelopen seizoen is er geen enkele vergadering van het bestuur geweest. Ik heb zelf alles gedaan.” (Albert De Meester, eigenaar en voorzitter van AA Gent, 29 mei 1980)

“Merckx de grootste aller tijden ? Wie kan dat bewijzen ? Hij was de grootste van zijn tijd, ongetwijfeld, maar daar houdt het mee op.” (Jacques Anquetil, 26 juni 1980)

“Ik geloof in het Amerikaans systeem. Een mens moet op tijd van werkkring veranderen. Anders raken werkgever en werknemer op elkaar uitgekeken.” (Kersvers Anderlechtmanager Michel Verschueren, 7 augustus 1980)

“Wij spelen liefst niet met dure boys uit het verre buitenland. Die hebben het zo moeilijk om zich hier te integreren dat hun prestaties daaronder lijden.” (Dirk Maes, lid van de raad van bestuur van Beveren, 30 oktober 1980)

“Al die tactieken, 4-4-2, 4-3-3 of 4-4-2… allemaal flauwe kul.” (Ernst Happel, 2 april 1981)

“De Amerikanen hebben gevraagd om een ploeg voor de Tour te mogen inschrijven maar die was werkelijk te zwak. Het drama voor de Amerikanen is dat het wielrennen dat zij kennen geen zuiver wielrennen is. Het is te veel gericht op showbusiness.” (Tourdirecteur Felix Lévitan, 25 juni 1981).

“Het nadeel van Club Brugge is, denk ik, dat de mensen in het bestuur nog te veel supporter zijn, te veel kameraad met de spelers, te weinig zakelijk, onvoldoende professioneel. In dit vak moet je keihard zijn.” (René Vandereycken, 6 augustus 1981)

“Ik ben een bal met een lichaam eraan. Als mijn ploeg verliest, verlies ik ook. Winnen wij, dan is dat ook mijn verdienste. Blundert een speler, dan is dat mijn fout. Want ik stel die speler in staat om fouten te maken door hem in het team te zetten.” (Sandor Popovics, trainer van Waregem, 20 augustus 1981)

“Ergens heb ik het voorgevoel dat ik ooit nog in de politiek zal stappen. Een te grote hoop onpraktische mensen is het in ons land en op het internationale vlak aan het verbrodden.” (Basketter Werner Rotsaert, 26 november 1981)

“Als Driessens tegen De Vlaeminck zei : zus en De Vlaeminck zei : zo, dan was het zo. Een renner moet zijn eigen baas zijn.” (Eddy Planckaert, 7 januari 1982)

“De gemiddelde Vlaamse kijker heeft zich een beeld opgebouwd van hoe iemand zich op televisie moet gedragen. Dat is tamelijk vlak en onopvallend. Wie aan dat patroon voldoet, zit goed.” (Walter Meeuws, 21 januari 1982)

“Moeten we Europees spelen tegen Gent ? Wat een tegenvaller, we hadden zo graag een vliegreis gemaakt.” (Haarlemvoetballer Gerrie Kleton, 9 september 1982)

“Wij Schotten zijn geen racisten. Wij zijn tegen niemand. Wij zijn alleen maar tegen de Engelsen.” (De Schotse bondscoach Jock Stein, 2 december 1982)

“Als je een bal tussen een groep kinderen gooit, gaan ze ermee voetballen. Niemand die hem in zijn handen pakt.”

(Wiel Coerver, 20 januari 1983)

“Poppenspel zat er bij mij nooit in. Als ik er één kreeg voor sinterklaas was direct de kop eraf en daarmee ging ik aan het shotten.”

(Marina Verdonck, beste vrouwelijke voetbalspeelster, 27 januari 1983)

“Als je iemand kent die kampioen wil worden, geef hem dan mijn telefoonnummer”

(Tomislav Ivic, 3 maart 1983)

“Je moet het aandeel van een trainer niet overschatten. Succes ligt dikwijls vaak maar centimeters van de mislukking verwijderd.”

(Urbain Braems, trainer, oktober 1983)

“Met geld kan je alles kopen : auto’s, vrouwen en slechte Amerikaanse basketspelers. Maar geen persoonlijkheid.”

(Willy Steveniers, basketter, februari 1984)

“Birger Jensen komt alleen mee naar het EK 84 als derde doelman en dan moet er nog een van mijn drie titularissen een arm verliezen.”

(Sepp Piontek, Deens bondscoach, juni 1984)

“Een roeper ben ik niet. Trouwens, bij ons laat ik het praten over aan René Verheyen. Die kwettert er wat op los, hoor.”

(Marc Degryse, Club Brugge, oktober 1984)

“In de Formule 1 kom je midden in een troep wolven terecht. Wie niet van zich afbijt, wordt met haar en huid verslonden. Ik beklaag me dat niet, ik stel alleen vast dat ik prettiger omgevingen ken.”

(Ayrton Senna, november 1984)

“Van der Gijp en Brylle van PSV waren gevaarlijk. Veel beter in elk geval dan de veelgeprezen Marco Van Basten van Ajax die, als hij niet oplet, talent blijft.”

(Jan Mulder na Ajax-PSV, april 1985)

“Ik ben in feite niet erg sportminded. Naar sport op tv kijk ik vrijwel nooit.”

(Bob Verbeeck, Europees indoorkampioen, april 1985)

“Europees voetbal mooi ? Voor supporters en journalisten misschien. Europees voetbal is alleen goed voor profploegen als Anderlecht, Club, Standard en Club Luik. Al de andere ploegen hebben daar niets te zoeken.”

(Marc Millecamps, speler SV Waregem, april 1985, een jaar voor Waregem de halve finale van de Uefacup haalt)

“Dat Eddy Merckx in Nottingham en Madrid naast mij op de bank zat ? Ach wat ! Ze hadden een kaart te kort, om dat op te lossen stelde ik gewoon voor dat Eddy op de bank kwam zitten. Dat is alles.”

(Paul Van Himst, trainer Anderlecht, mei 1985)

“Voetballers zijn gewone arbeiders : ze hebben een plannetje nodig.” (Urbain Haesaert, maart 1986)

“Franky Van der Elst heeft geen linkervoet, hij heeft geen rechtervoet en als hij de bal met de borst opvangt, valt zijn rugnummer eraf.” (Jean-Marie Pfaff, juli 1986)

“In het voetbal zit het er altijd in, maar het komt er niet altijd uit. Dat kan je van een vrouw in gezegende toestand niet zeggen.” (Jacques De Nolf, oktober 1986)

“Je mag een Duitse voetballer alles vragen, behalve dat hij nadenkt op het veld.” (Morten Olsen, 24 december 1986)

“Het is zoals Pino Cerami zegt : hoe ouder ik word, hoe beter ik zie wat er moet gebeuren, maar hoe minder ik het kan uitvoeren.” (Claude Criquielion, 8 april 1987)

“Na elk doelpunt rende Popovic de sintelbaan op en af. Gelukkig scoorden we toen niet te veel, anders zou hij een betere conditie hebben gehad dan de meeste van zijn spelers.” (Luc Millecamps, 8 april 1987)

“Met mij krijgt niemand problemen. Je moet gewoon doen wat ik wil.” (Toni Schumacher, 2 september 1987)

“Twee meter boven de grond door de lucht zweven is mooi, maar wanneer je dan ook nog blond bent en blauwe ogen hebt, is het subliem.” (Jean-Marie Pfaff, 9 december 1987)

“Deze beenbreuk was in feite niet voorzien. De vorige eigenlijk ook niet.” (Geert Blanchard, 17 februari 1988)

“De Tour is het enige evenement waarin je stomdronken achter het stuur van je wagen kan zitten en nog politiebegeleiding krijgt ook !” (Raphael Geminiani, 20 juli 1988)

“Ik heb mijn vader voor het laatst gezien op de begrafenis van mijn moeder toen ik 16 jaar was. Ik heb veel respect voor hem omdat hij, sinds ik steenrijk ben, niks meer van zich heeft laten horen.” (Mike Tyson, 10 augustus 1988)

“Alles wat Erwin Vandenbergh onderneemt, is perfect. Maar hij onderneemt zo weinig.” (Guy Thys, 18 augustus 1988)

“Sommige managers weten niet eens het verschil tussen een pinguïn en een voetballer.” (Lazlo Pinter, 17 mei 1989)

“Toen ik vroeger een echt goede voetballer bij bepaalde clubs ging aanprijzen, kreeg ik vaak de indruk dat ik een koelkast trachtte te verkopen aan een eskimo.” (Janos Pintyi, 17 mei 1989)

“Ik ervaar dat je als voetballer altijd leuke praatjes moet verkopen. De waarheid mag je niet vertellen. ô (Kenneth Brylle, 13 december 1989)

“Velen beweren dat het voor Anderlecht in de toekomst onmogelijk wordt om de Europese beker voor landskampioenen te winnen. Daar ben ik het helemaal niet mee eens.” (Roger Vanden Stock, 27 december 1989)

“Qua organisatie kan je Cercle Brugge vergelijken met een caféploeg.” (Alain De Nil, 7 februari 1990)

“Op training gaat het er bij Antwerp beenhard aan toe. Laat ik zeggen dat we elkaar nog net niet in het ziekenhuis schoppen.” (Rudi Smidts, 21 februari 1990)

“Ik ga jullie alles vertellen, maar je moet me beloven niets te gaan schrijven. Zelfs als jullie er niets van schrijven, zal het nog beter zijn dan wat jullie er gewoonlijk van terechtbrengen.” (René Desaeyere, 16 augustus 1990)

“Ze ruilden mij voor een keeper met een gebroken been, stel je dat voor. Dat was echt een klap in mijn gezicht.” (Marc Wuyts, 31 oktober 1990)

“Een Limburger moogt ge niet lossen, ge moet uw bed naast dat van hem zetten.” (Lomme Driessens, 17 april 1991)

“Nu weet ik dat het een stommiteit is om als topvoetballer naar de zonnebank te gaan.” (Enzo Scifo, 12 juni 1991)

“Sacchi als trainer hebben is even erg als een vrouw als echtgenote hebben.” (Ruud Gullit, 20 november 1991)

“Sommige jongens komen recht van de kazerne naar de training, voor ze zich omkleden hangen ze nonchalant hun geweer aan de kapstok.” (Peter Kerremans in Israël, 24 december 1991)

“Bij Club Brugge kent iedere toeschouwer de spelers. Bij Cercle is het net omgekeerd.” (Alex Querter, 6 mei 1992)

“Brugge heeft voor mij geen frank betaald, wel geruild met Jantje Goyvaerts. Achteraf bekeken geen slechte zaak, denk ik.” (Dany Verlinden, 13 mei 1992)

“Het is waar, met Nico Claesen hebben we alweer een kleine jongen aangetrokken. Maar Germinal is dan ook een kleine club.” (Jos Verhaegen, 2 september)

“Als een speler een mep krijgt, moet hij niet blijven liggen. Wel snel opstaan en er twee teruggeven.” (James Storme, 2 september 1992)

“Voetbal is mijn beroep niet, het is mijn hobby. Ik wil de mensen met plezier inspraak geven, ik ben ook best bereid om opzij te gaan als iemand anders komt. Maar ze komen niet.” (Eddy Wauters, 24 maart 1993)

“Ik bied de harde hand waar men hier al jaren om roept. Ik ben een garantie voor succes.” (Aad de Mos bij zijn aanstelling voor PSV, 30 juni 1993)

“Tijdens een nachtje doorzakken heb ik met de voorzitter een aantal keer een weddenschap aangegaan. Dat Mechelen binnen de tien jaar nog een keer landskampioen wordt.” (Michel Preud’homme, 25 augustus 1993)

“Luik gebruikte vroeger een psycholoog. Van hem moesten we elke morgen voor de spiegel staan en roepen : ‘Ik ben de sterkste.’ Heb ik nooit gedaan. Ja zeg, als ik ’s morgens mijn kop in de spiegel zie.” (Danny Boffin, 8 december 1993)

“Het is jammer dat Lierse met zijn voetbalkennis hooguit kan overleven. Zonder die plotseling oplopende loonlast, was Lierse tien jaar lang een topploeg geweest die elk jaar voor de titel streed.” (Jean Fraiponts, manager Germinal Beerschot, 30 maart 1994)

“Voetballers verdienen te veel. Veel te veel. Ik weiger mijn salaris niet, maar dat is verkeerd. Het hele systeem is verkeerd.” (Wynton Rufer, 6 april 1994)

“Uiteindelijk is er niet zoveel verschil tussen het management van een voetbalclub en dat van de duiven : je moet het alleen allebei met liefde doen.” (Antoine Vanhove, 3 augustus 1994)

“Het is veel gemakkelijker om Frank Vandenbroucke te zijn dan Axel Merckx, geloof me.” (Frank Vandenbroucke 24 augustus 1994)

“Iedere keer als ik het balletje een harde mep moet geven, denk ik : daar ligt mijn ex-vrouw.” (Golfspeler John Daly, 25 januari 1995)

“Mijn vriendin zegt over mij niet : wat is dat een vervelende gozer. Want dan laat ik haar rondjes lopen. Straftraining.” (Trainer Wim Rijsbergen, 1 februari 1995)

“Als God gewild had dat voetbal in de hemel werd gespeeld, dan had hij daar toch gras gezaaid.” (Kenny Dalglish, 24 mei 1995)

“Ik ben in mijn leven nog maar één keer sneller geweest dan Miguel Indurain. Ik werd namelijk eerder vader.” (Claudio Chiappucci, 14 juni 1995)

“Een paling vangen is gemakkelijker dan een doelkans omzetten.” (Christophe Lauwers, 14 februari 1996)

“Geert De Vlieger heeft een totaal gebrek aan ambitie. Zo iemand zou beter tafelvoetbal spelen.” (Jean Nicolay, 19 juni 1996)

“Toen ik hoorde dat Mehmedi in maart geboren is, wist ik dat hij geen spelverdeler kon zijn. Die worden namelijk in april of mei geboren.” (George Kessler, 14 augustus 1996)

“Ik durf zeggen dat James Obiorah een klasse beter is dan de Mpenza’s.” (Paul Courant, 30 oktober 1996)

“Momenteel is de essentie van topvoetbal voor veel spelers het openen van een pralinezaak.” (Urbain Haesaert, 8 januari 1997)

“Als twee trainers met elkaar praten, gaat het zelden over interessante dingen.” (Jan Ceulemans, 15 januari 1997)

“De voetbalcultuur bij Anderlecht ? Tussen de middag kreeg je een driegangenmenu. Ik was een broodje pindakaas gewend.” (John van Loen, 19 maart 1997)

“Het is gemakkelijker om Pamela Anderson te benaderen dan Guy Roux.” (Robert Waseige, 26 maart 1997)

“Het water is al een paar jaar mijn vriend niet meer. Er is nog altijd een beetje liefde voor de sport, anders lukt het niet, maar als iemand mij vraagt om voor de lol eens te gaan zwemmen, dan pas ik.” (Fred Deburghgraeve, 7 januari 1998)

“Soms denk ik bij die interesse van al die buitenlandse clubs : is dat echt ? Kennen die daar mijn naam ?” (Nico Van Kerckhoven, 25 februari 1998)

“Niemand verplicht me iets van mezelf prijs te geven, maar ik vind het ook onzin om een uur bij elkaar te zitten met het gevoel achteraf dat je niets gezegd hebt. Dat is toch zonde van onze tijd ?” (Erik Gerets, over omgaan met de pers, 29 april 1998)

“Ik wil zeker mijn diploma halen. Stel dat ik nu al voltijds prof word, maar op mijn 20e zwaar geblesseerd raak en moet stoppen met tennis… Wat moet ik dan beginnen ?” (Kim Clijsters, 25 augustus 1998)

“Wij wilden als jongere naar Anderlecht. Maar Kortrijk was een betere keuze. Als jongere speler word je beter gevolgd en verzorgd in een kleine club, waar talent zeldzaam is.” (Mbo Mpenza, 10 maart 1999)

“Als een renner op doping wordt betrapt, denken de mensen meteen dat iedereen gebruikt. Daarom denk ik ook dat Virenque onterecht wordt beschuldigd zolang er niks bewezen is. Ik geloof hem in elk geval.” (Michele Bartoli, 21 april 1999)

“Als je zegt dat je met Kim Basinger gedineerd hebt, dan is het al vlug van : wat komt die hier de blaas uithangen ? Maar ja, ik héb met de top van het witte doek op party’s en diners gestaan, met Mel Gibson in Acapulco aan het zwembad gezeten, Sharon Stone ontmoet.” (Paul Put, 9 juni 1999)

“Ik voel me goed in die ongedwongen sfeer hier. Er is eigenlijk nauwelijks discipline.” (Gilles De Bilde, bij Sheffield, 22 december 1999)

“Ik blijf erbij : een profvoetballer is een luierik.” (Jean Janssens, 19 april 2000)

“Voor de Nederlanders hoeft Euro 2000 niet te beginnen. Oranje wint toch.” (Joos Valgaeren, 17 mei 2000)

“Ik lees van Eyskens in Knack ook weer ‘dat het een schande is wat het voetbal ons land aandoet’. Denkt die man nu echt dat het geweld zal stoppen de dag dat voetbal er niet meer is ?” (Michel D’Hooghe, 7 juni 2000)

“In Duitsland moest ik tot op het tandvlees gaan, hier leef ik nog na een training.” (Jacky Peeters, 26 juli 2000)

“Ze noemen mij de Egyptische Rivaldo.” (Tarek El Saïd, 13 juni 2001)

“De mensen zijn hier duidelijk nog niet klaar voor een elftal dat volledig uit Afrikanen bestaat.” (Jean-Marc Guillou, 25 juli 2001)

“Ik zou het jammer vinden, mocht een klassevoetballer als Stoica in België niet aan de bak komen.” (Marc Degryse, 15 augustus 2001)

“Op dit moment denk ik niet aan de Duivels, dat zal eerder iets zijn voor het EK 2004 en het WK 2006.” (Hans Somers, 19 december 2001)

“Ik voel me goed in Genk, hoofdtrainer word ik in principe niet meer.” (Jos Daerden, 6 maart 2002)

“Ik zou me op dit moment niet goed voelen bij Anderlecht. Ik wil ’s morgens kunnen opstaan en fluitend naar het werk gaan. Dat is veel belangrijker dan geld of aandacht.” (Herman Van Holsbeeck, 16 oktober 2002)

“Sommige trainers zijn constant aan het schrijven, zodat ze 20 tot 25 minuten van de wedstrijd missen. Wat is dan de meerwaarde van die notities ? Ze zouden beter een mooie secretaresse op de bank zetten. Daar heeft het oog tenminste nog iets aan.” (Henk Houwaart, 23 oktober 2002)

“Een speler als Peersman is een gevaar voor de club. Ik betaal hem al twee jaar om niets te doen. Met tien zulke spelers gaan we kapot.” (Roger Vanden Stock, 25 december 2002)

“Als Anderlecht Zetterberg terughaalt, denkt het op zeer korte termijn.” (Wim De Coninck, 26 februari 2003)

“Zolang Gaston Vets er voorzitter is, moet er bij Lierse niemand zenuwachtig worden.” (Herman Van Holsbeeck, 23 april 2003)

“Zien dat er iets gebeurt, wat dan uiteindelijk toch niet gebeurt. Dat is mooi.” (Johan Cruijff, 28 mei 2003)

“Of ik nog zin heb in seks na de wedstrijd ? Ik ben in ieder geval nog sterk genoeg om uit te pakken.” (Peter Van Petegem, 29 oktober 2003)

“We mogen verder kijken dan de tweede ronde van Champions League.” (Nenad Jestrovic, 28 juli 2004)

“Wat ik hier geërfd heb, dat was – en ik wik mijn woorden – stront.” (Armand Khaïda, Un. Namen, 28 juli 2004)

“Mijn verblijf in die psychiatrische instelling was een bizarre ervaring. Iemand dacht dat hij Napoleon was, maar niemand geloofde dat ik Maradona was.” (Diego Maradona, 11 augustus 2004)

“Lance Armstrong is een betere renner dan ik. De Tour is de belangrijkste wedstrijd en Lance won hem het vaakst.” (Eddy Merckx, 1 december 2004)

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content