Koen Meulenaere
Koen Meulenaere Van 1991 tot 2012 de satiricus van Knack

Nog snel een gouden tip van uw scout voor de heren wielrijders die aan Parijs-Roubaix wensen deel te nemen. Raad nummer één : hoed u voor kwakzalvers. Wat er in Parijs-Roubaix al allemaal uitgeprobeerd is met materiaal en materieel, grenst aan het ongelooflijke. Wij sommen voor de vuist weg een paar dramatisce innovaties uit het recente verleden op.

Houten velgen. Een ideetje dat uit de jaren veertig stamde, mogelijk nog vroeger, en door Michel Pollentier werd heropgevist. Bij Splendor, als ons geheugen ons niet eens te meer in de steek laat. Op de allereerste kasseistrook brak die houten velg doormidden, en dat was een fractie van een seconde later ook het geval met de bovenste drie snijtanden van Pollentier. Die het woord ‘peer’ nadien niet meer zuiver kon uispreken. Dat werd ‘peech’, wat veel minder frauduleus klonk. En meer refereerde aan tegenslag, de juiste samenvatting van wat Pollentier destijds op de Alpen overkwam.

Een uitgeboord kader, met erop Jean-Luc Vandenbroucke. De oom, vader, neef, zwager, broer of zuster van Frank, wij weten al lang niet meer hoe de juiste familieverhoudingen daar in Ploegsteert liggen. Eerste stenen : kader in drie gebroken en het zitvlak van Jean-Luc idem. Vandenbroucke vloeken.

Een damesfiets. Johan Museeuw. De hele koers krampen.

Hubu-superlijm. Dat was Francesco Moser. Had zijn ploegmaat Roger De Vlaeminck contractueel gedwongen om zijn geheim te verklappen : waarom reed Roger nooit lek in de hel ? Op eeuwig zwijgen beloofde Vlaeminck zijn rivaal in te wijden : net vóór de start een bus Hubu-superlijm in de tubes spuiten. Moser deed het, en toen de startvlag viel dook hij nog op het plein in Compiègne over zijn stuur tegen de grond.

Hydraulische schokdempers. Gebruikt door de mannen van Cyrille Guimard. Helaas werkten die ‘amortiseurs’ ook op de eerste honderd kilometer gewone weg, zodat de Renaultrenners duizelig en gedesoriënteerd over de weg zwalpten en de eersten waren die op de kasseien onderuit gingen.

Tot daar de nepmiddelen. Er is maar één goede raad aan wie de helletocht rijdt : een gedetaillerede stafkaart van Frans-Vlaanderen. Te verkrijgen in elke boekenwinkel in Ieper. Vroeger ook op sprekende CD-Roms, maar die zijn net als hun uitvinders uit de handel verdwenen. Als het deelnemersveld grondig uit elkaar geslagen is, wat in Parijs-Roubaix per definitie het geval is, zijn er onvoldoende koerscommissarissen om het hele parcours en het hele peloton te controleren. Een paar kasseistroken afsnijden is heel gemakkelijk en zeer krachtensparend.

Walter Planckaert is op deze eenvoudige wijze ooit achtste geworden in Milaan-Sanremo. Want al die Capi in de finale van de Primavera liggen op dezelfde kustweg. Je draait van die weg af, klimt de Capo op, daalt de Capo af, en draait de weg weer op. Mannen die hebben opgegeven rijden simpelweg rechtdoor. Dat deed ook Walter Planckaert, die langs in plaats van over de Poggio reed en de streep in Sanremo bereikte toen nog maar de eerste zeven van de koers waren aangekomen. Walter zag zichzelf in de uitslag tot zijn verbazing op de achtste plaats genoteerd.

Als dat kan in Milaan-Sanremo, kan het zeker in Parijs-Roubaix. U weet dat Maurice Garin in 1903 de eerste Ronde van Frankrijk won door een deel van het parcours per trein af te leggen. Hij werd desondanks als laureaat gehuldigd. Maar Herman Vanspringel werd in Bordeaux-Parijs gediskwalificeerd omdat hij vijftien kilometer te veel had gereden. De tweede toen was toevallig een Fransman, Régis Délépine. Conclusie : te weinig rijden in Frankrijk mag, te veel niet. In beide gevallen helpt een Frans paspoort. Heren reners, veel geluk in de hel. En rij Andrea Tafi tijdig in de gracht.

door Koen Meulenaere,

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content