Maak kennis met Óscar Duarte, de centrale verdediger van Club Brugge, in het bezit van een van de meest waardevolle dingen voor een voetballer…

De verrassing van 2013 bij Club Brugge is tot dusver Óscar Duarte (23). Club zocht tijdens de wintermercato naar een centrale verdediger, maar dat liep niet van een leien dakje. Sommige versterkingen op het lijstje waren niet haalbaar, anderen trokken hun neus op voor een verblijf in Brugge. Uiteindelijk belandde een Costa Ricaan op proef in Marbella, tijdens de winterstage. Zijn missie: de directie overtuigen van zijn kunnen. In zijn eerste optredens in oefenwedstrijden speelde hij op veiligheid en liet hij de opbouw aan zijn partner Laurens De Bock, de iets jongere, maar met het Belgische niveau meer vertrouwde verdediger van Lokeren. Duarte bleef op de achtergrond, maar overtuigde toch de clubleiding, want bij Club wisten de scouts dat hij aan de bal meer kon. Omdat hij ook niet te duur was, kreeg hij zijn contract, eentje voor anderhalf jaar mét optie.

Inmiddels is hij basisspeler en moet zijn maatje van toen, De Bock, na een schorsing toekijken vanop de bank. Duarte doet het goed: sober, snel, secuur verdedigend en bij spelhervattingen ook sterk met het hoofd. Tegen Cercle maakte hij onlangs zijn eerste doelpunt. Club heeft er een nieuw wapen bij.

Je bent geboren in Nicaragua en toch ben je een Costa Ricaan. Leg dat eens uit.

Óscar Duarte: “Mijn ouders zijn allebei afkomstig uit Nicaragua, maar toen ik een jaar of vijf was, zijn we verhuisd naar Costa Rica. Eerst ging mijn moeder, een tijdje later volgde mijn vader, samen met de kinderen. Ik heb nog een oudere zus. De reden van de verhuis? Mij is altijd verteld dat het was omdat ze naar het land was gereisd en het haar daar zeer beviel. Zo goed zelfs dat ze besloot er haar leven verder te zetten. Ze zocht er werk, mijn vader is gevolgd, later ook een deel van de familie, wat neven. Ik voel me nu wel eerder Costa Ricaan dan een inwoner van Nicaragua.”

Heb je aan dat land nog herinneringen?

“Toch wel. Er woont nog familie in Nicaragua en als we kunnen, gaan we langs. Op die manier blijft die herinnering levendig.”

In de plaatselijke kranten volgen ze daar jouw carrière ook, zagen we.

“Ja, dat hoor ik van mijn opa. Er wordt op de sportpagina’s in Nicaragua geregeld nog over mij geschreven. Voor hen ben ik nog steeds een uitgeweken inwoner van hun land, ze zijn nog steeds trots op mij. In hun ogen vertegenwoordig ik het land in Europa, maar zo voel ik dat niet. Ik ben zeer tevreden met mijn naturalisatie, het grootste deel van mijn leven heb ik ook in Costa Rica gewoond.”

Oom

Hoe was het leven daar?

“Mooi. We woonden in Guadalupe, een deel van de hoofdstad San José. We zijn nooit meer verhuisd. Ik heb er veel vrienden. Het voetbal was er uitstekend van niveau. Ik kom uit dezelfde ploeg als Randall Azofeifa (vroeger nog AA Gent, nvdr): Deportivo Saprissa. Een ploeg waar ik veel aan te danken had, altijd hebben ze in mij geloofd. Ik zal hen altijd in mijn hart dragen. In de eerste ploeg kwam ik toen ze nog in de tweede klasse speelden, daarna ben ik met hen naar eerste gestegen. Mooie herinneringen allemaal.”

Was je altijd verdediger?

“In het begin niet. Ik ben begonnen als spits bij een filiaal. Maar toen Saprissa me overnam, was dat toch als verdediger. Op een dag probeerde een trainer dat uit en het beviel hem. Ik vond het ook leuk en leerde daar mijn plan te trekken.”

Hoe was je leven naast het voetbal?

“Ernaast? Onbestaande. Ik was altijd bezig met een bal. Ik had verscheidene vrienden die ook voetbalden en dicht bij ons huis was er een klein terreintje, iets van de grootte van een zaalvoetbalveldje. Daar kon je ons altijd vinden. Heel mijn jeugd stond in het teken van voetbal. In huis had ik verscheidene kleine balletjes en tot afgrijzen van mijn moeder liep ik ook binnen de hele tijd te voetballen. Er is toen heel wat gesneuveld, vrees ik. Ze joeg me altijd buiten, maar ze hield ook wel van het spel. Ik ben blij dat ik er een carrière in kon maken.”

Was je vader ook een voetballer?

“Hij niet. Een oom wel. Het was ook met hem dat ik het meest bezig was. Op familiefeestjes en andere bijeenkomsten organiseerde hij altijd kleine partijtjes. Hij was het ook die ons raad gaf en altijd informeerde naar hoe het op voetbalvlak ging… Voor ons was het aanvankelijk vooral amusement, maar later, zodra je in die ploeg kwam, begon je toch verder te denken. Dan ging je dromen, en met de hulp van God slaagde ik erin om die dromen waar te maken. Altijd wat beter.”

Hoe ging het op school?

“Goed. Tot ik bij Saprissa zat, was het makkelijk te combineren, maar zodra ik daar verder ging, ben ik moeten stoppen. We speelden ook bij de jeugd geregeld in het buitenland. Ik ben dan overgeschakeld naar afstandsonderwijs. Je kon nog wel de examens afleggen, maar je moest niet meer naar school. Bestaat dat hier ook? Ik ging nog wel, maar onregelmatig, soms alleen in de voormiddag, soms alleen na de middag, afhankelijk van de trainingen.”

Wat deden je ouders?

“Mijn vader houdt zich bezig met onderhoud en reparatie van computers. Mijn mama werkt ook: ze koopt dingen aan en verkoopt die daarna door. Economisch gezien hadden we het goed, we hadden altijd geld om te leven. We kregen wat we vroegen, vooral mijn moeder heeft zich dubbel geplooid voor mij en mijn oudere zus, om ons een zo goed mogelijk leven te bezorgen. Je kan echt wel zeggen dat zij leefde voor haar kinderen. Als ik wat wilde, deed zij haar best om het me te bezorgen. Het kostte wat inspanningen, maar ze heeft het toch gedaan. Een jaar of vijf geleden zijn mijn ouders uit elkaar gegaan.”

Was dat hard?

“In het begin wel, je leeft de hele tijd samen en plots is je vader niet meer in de buurt. We bleven bij mijn moeder. Mijn zus heeft inmiddels drie kinderen, ik ben al een paar keer oom. In oktober ben ik zelf ook getrouwd.”

Voorzichtig

Fysiek ben je sterk. Genetisch bepaald?

“Ik denk het wel. In de familie van mijn pa zijn ze allemaal groot en sterk.”

Zat je altijd in de nationale jeugdselecties?

“Ik zat een tijdje bij de nationale U-23, en met de A-ploeg heb ik al deelgenomen aan de Copa América en de Copa Oro. Een oproep voor zo’n toernooi: dat is iets waar je elke dag voor werkt. De eerste keer was ik supertrots. Ik herinner me dat nog heel goed. Het was een fantastisch moment, zowel voor mezelf als voor mijn familie en de vrienden die erbij waren. Ik wil daar deel van blijven uitmaken.”

Was er een moment waarop je dacht: nu ben ik klaar voor een stap naar Europa?

“Ik ben met Saprissa kampioen geworden en ik kreeg een selectie voor de nationale ploeg. Plots ging het heel hard. Eerder had Saprissa me nog uitgeleend aan een andere eersteklasser, Puntarenas, om er meer speelgelegenheid te krijgen. Dat liep bijzonder goed, ik werd direct international. Uiteraard nam Saprissa me direct terug.”

Wat hield je bij Saprissa van een doorbraak?

“Ze hadden te veel ervaren spelers lopen achterin en hen uit de ploeg spelen was nagenoeg onmogelijk. Maar ze geloofden wel in mij, vandaar die uitleenbeurt. Die is me zeer goed bevallen. Daar is de bal echt aan het rollen gegaan, ben ik steeds beter geworden als voetballer. En dan is de uitweg naar Europa een zeer logische. Een voetballer gaat doelen stellen, op korte en lange termijn. En dan is inderdaad de droom om in Europa te voetballen steeds dichterbij gekomen. Daar doe je het ook voor, als voetballer.”

Is de stap naar de Belgische competitie in jouw ogen een logische? Een klein land met mogelijkheden? Bryan Ruiz is hier ook begonnen en zit nu in Engeland.

“Toen ze me voor het eerst over deze ploeg spraken, klonk de naam me bekend. Er waren ook al spelers uit Costa Rica in België gepasseerd, dat zorgde voor echo’s in de kranten. Bovendien had ik hier een ex-ploegmaat rondlopen: Mynor Escoe (door Saprissa vorige zomer uitgeleend aan Charleroi, nvdr). Het was geen onbekend terrein. Ik was supertevreden dat ik hier een kans kreeg. En aangezien ik als speler steeds wil blijven groeien, leek het een logische stap.”

Was het mentaal zwaar om tijdens een korte stage voor een contract te moeten vechten? Je kwam immers op proef.

“Dat weet je. In januari kom je terecht in een groep die is gevormd. Maar mentaal ben ik sterk. Ik reisde af met de bedoeling de zaken goed te doen want ik wist dat het om een belangrijke stap in mijn carrière zou gaan. Ik heb ernstig gewerkt en een kans van de club gekregen.”

Had je stress?

“Neen, wel ambitie.”

Je was voorzichtig in die eerste wedstrijden op stage, speelde op veiligheid. Bewust?

“Als je bij een nieuwe ploeg aankomt, moet je dat doen met een zeker respect. Ik moest geen risico’s nemen in mijn spel, dat zou mij niet ten goede komen.”

Maar je bent een voetballende verdediger?

“Ik leef voor de bal, , die is een groot deel van mijn leven. Ik ben geen verdediger, denk ik, die alleen gaat afbreken. Ik denk zelfs dat ik zonder bal niet zou kunnen leven, die moet altijd dicht bij mij blijven.”

Je leek een aanwerving voor de lange termijn te zijn. Hoe was het contact met de coach?

“Een normaal contact, zoals overal tussen speler en trainer. Ik zei dat ik kwam om een plaats af te dwingen, om te spelen. Direct, ja, niks voor de lange termijn. Dat wil je toch, als voetballer? Hij was daar tevreden mee.”

Hielp het dat hij Spaans spreekt?

“Ja, maar ik krijg gelukkig van de club ook de kans om Engels te leren. De meeste conversaties gebeuren toch in die taal. Alleen als ik iets niet versta, vraag ik het hem in het Spaans. Mijn Engels? Steeds beter. Ik volg nu al twee maanden les.”

Moderne verdedigers zijn de eerste aanvallers.

“Dat is de stijl die de trainer wil achterin: spelers die kunnen uitvoetballen. Alle trainers hebben een eigen filosofie en de onze wil voetballers die zich goed voelen aan de bal. De bal moet tijdens een wedstrijd zo veel mogelijk in ons bezit blijven.”

Zo tevreden was Garrido zelfs dat je in de afgelaste match tegen Anderlecht al direct in de basis kwam. En daar sta je nog steeds.

“Ja. Dat zijn zaken waar je als voetballer altijd voor werkt, dat de trainer je een kans geeft omdat je wat toont. Ik heb het gevoel dat ik steeds beter word als voetballer en dat de groep ook de zaken steeds beter onder de knie heeft. Want dat blijft het belangrijkste, dat de groep beter presteert, en dat we ons allemaal goed voelen.”

Gaat het sneller?

“Ja. Dat is het grootste verschil tegenover Costa Rica: betere spelers, sneller voetbal. Ze hebben me uitgelegd hoe het systeem van de play-offs werkt en dat er nog veel mogelijk is. Ik kende het niet. Bij ons zijn er twee kampioenschappen per seizoen, en de beste twee van elk gaan door naar een eindtoernooi, met halve finales en een finale. Dat is niet echt vergelijkbaar, maar in die slotfase gaat het ook om de beste zijn, om kampioen worden. En is er ook veel druk.”

Truitje

Hoe raakte jij tijdens een bezoek aan Barcelona aan een truitje en een foto van Gerard Piqué? ‘El Piqué Tico’ – de Costa Ricaanse Piqué – noemde hij je.

“Ik was in Barcelona uitgenodigd door de makelaars van Bacca, en hij zit bij hetzelfde kantoor. Zij regelden de ontmoeting. We brachten even wat tijd door in het hotel van de spelers van Barça en hadden er een korte babbel met mekaar. Hij heeft me dan een truitje bezorgd, met een boodschap voor mij. Daar heb ik een foto van laten nemen en op internet gezet. Dat is toch mooi, zo’n topspeler?”

Zou je dat willen worden, el Piqué Tico?

“Ik wil een eigen naam, maar hij is wel een voorbeeld als speler, ja. En goeie voorbeelden wil ik volgen.”

Vind je zijn Shakira ook een voorbeeld?

(lacht) “No!” ?

DOOR PETER T’KINT – BEELDEN: KOEN BAUTERS

“Tegen de trainer heb ik direct gezegd dat ik kwam om een plaats af te dwingen.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content