La Reine des Classiques is de meest ouderwetse en tegelijk lijkt haar toekomst eeuwig. Toch stond Parijs-Roubaix nog niet eens zo lang geleden op de rand van de afgrond. Het verhaal van Les Amis de Paris-Roubaix, de hoeders van de legende.

Fabian Cancellara heeft er al een plaatsje voor gereserveerd in zijn sauna, mocht hij zondag voor de derde keer Parijs-Roubaix winnen. Op de derde, nog vrije vensterbank zal hij hem plaatsen, de kassei die de winnaar traditiegetrouw krijgt. Van alle trofeeën in de wielersport is le pavé sur socle wellicht de meest begeerde en zonder twijfel de meest emblematische. Vergeleken met de lange geschiedenis van de Helleklassieker, die teruggaat tot 1896, is de trofee nog een jongeling. Pas in 1977 mocht de winnaar voor de eerste keer de kassei in de lucht steken. Een eer die toepasselijk was weggelegd voor Roger De Vlaeminck, Monsieur Paris-Roubaix, die dat jaar met zijn vierde overwinning het record vestigde dat Tom Boonen zondag van de tabellen had kunnen vegen.

De trofee dankt haar bestaan aan Jean-Claude Vallaeys, de toenmalige secretaris-generaal van de wielerclub van Roubaix. Vallaeys is ook de man die een jaar later, in 1978, aan de wieg zou staan van Les Amis de Paris-Roubaix. Sensibiliseren was meteen het ordewoord van deze vereniging, want de Helleklassieker had in 1977 een alarmerend verloop gekend. François Doulcier, sinds twee jaar voorzitter van De Vrienden van Parijs-Roubaix, doet het verhaal. “1977 was een zwart jaar voor Parijs-Roubaix. Het parcours bleek niet meer voldoende selectief. De renners kregen nog wel 45 kilometer kasseien voor de wielen, maar sommige stroken waren deels met macadam bedekt of in pavés mosaïques gelegd: kleine, vlot berijdbare kinderkopjes, zoals je ze in de stadscentra vindt. Vooral in de laatste 35 kilometer was er een gebrek aan kasseien. Zonder een grootse Roger De Vlaeminck was de wedstrijd uitgedraaid op een groepsspurt van een twintigtal renners, wat ongezien was in Parijs-Roubaix.”

Ook de organisatie – toen nog La Société du Tour de France, die later zou opgaan in ASO – zag de evolutie met lede ogen aan. Albert Bouvet, oud-winnaar van Parijs-Tours en eind jaren zeventig parcoursverantwoordelijke in Parijs-Roubaix, kaartte de kwestie aan bij de Vélo-Club de Roubaix. “Op initiatief van mijn voorganger Jean-Claude Vallaeys zijn zo Les Amis de Paris-Roubaix van start gegaan”, vertelt Doulcier. “Ons eerste doel was om de kasseistroken te beschermen en te vermijden dat ze onder de macadam terechtkwamen.”

Water en dooi

Het gevecht tegen de macadamisation is aanvankelijk allesbehalve vanzelfsprekend. “Vallaeys stortte zich op die uitdaging, maar iedereen zag hem aan voor een gek”, zegt Doulcier. “Niemand in het Noorden wilde nog kasseien. De stenen hadden een slecht imago. De mensen associeerden ze met antimodern en middeleeuws. Parijs-Roubaix was de Hel van het Noorden in de letterlijke betekenis van de uitdrukking.”

Van alle kanten werden de kasseistroken in hun voortbestaan bedreigd. Met de stadsuitbreidingsgolf in de jaren zeventig en tachtig begon de Noord-Franse bevolking massaal een stek te zoeken in de rustige dorpjes rond Rijsel en Roubaix. Woningen werden opgetrokken langs kasseiwegen. “Met als gevolg dat de burgemeesters overspoeld werden met het verzoek om straten te laten asfalteren”, weet Doulcier. “Om kiezers voor zich te winnen hebben ze in die periode heel wat kasseistroken laten teloorgaan.”

Een tweede bedreiging kwam uit de bedrijfswereld. Nieuwe handels- en industriezones slorpten ruimte op, waardoor diverse kasseiwegen van de kaart werden geveegd. “Onze vereniging ijverde voor het behoud van die secteurs of op zijn minst voor de aanleg van verbindingswegen tussen de kasseistroken die behoed bleven”, zegt Doulcier. “Maar bij de projectontwikkelaars konden we vooral op heel veel onbegrip rekenen.”

Daarbij kwam dat in die tijd de verdere verkeersontsluiting van Noord-Frankrijk op de agenda stond. In de regio van de Helleklassieker zou men het auto- en spoorwegennet uitbreiden. Sommige kasseistroken werden door de nieuwe wegen afgesneden, waardoor ze niet langer deel konden uitmaken van Parijs-Roubaix. “Ik herinner me de heel moeilijke gesprekken met de Franse spoorwegen bij de aanleg van de tgv-lijn Rijsel-Brussel begin jaren negentig”, vervolgt Doulcier. “We hebben toen geprobeerd om de kasseistrook aan de Belgische grens in Wannehain, met de welluidende naam La Vache Bleue, te redden. Vergeefs jammer genoeg. Dat was een heel harde klap.”

De ommekeer kwam er midden jaren negentig. Sindsdien zijn er nauwelijks nog kasseistroken verdwenen. Politieke kringen raakten stilaan bewust van het belang ervan. Parijs-Roubaix genoot steeds meer bekendheid, over de hele wereld. Het publiek in Noord-Frankrijk begon zich met de wedstrijd te vereenzelvigen. Laten we de toekomst van de Helleklassieker mee helpen behoeden, dachten de volksvertegenwoordigers in de hoop er ook electoraal garen bij te spinnen.

“Maar er rees een ander probleem, waardoor Les Amis de Paris-Roubaix een bijkomende bestaansreden kregen”, geeft Doulcier aan. “Kasseiwegen dienen te worden onderhouden en hoe langer hoe meer werd dat onze nieuwe uitdaging.” Doulcier begrijpt waarom zijn woorden op het eerste gezicht vreemd klinken. Een prehistorische course de folie zoals Parijs-Roubaix, daar stel je je toch slecht onderhouden wegen bij voor? Kasseien, die allesbehalve volgens de regels van de kunst zijn gelegd.

De voorzitter van de vriendenkring herhaalt het graag: “Er is geen weg ter wereld die niet beschadigd raakt of niet onderhouden hoeft te worden. Kasseien zijn voldoende lastig op zich. We hebben geen nood aan bijkomende verzakkingen of kuilen. Die zouden Parijs-Roubaix alleen maar doen overhellen in een onmenselijke tocht. Op gevaar af dat de renners de koers de rug toe keren. Bovendien, als we geen zorg dragen voor de kasseien en er te veel putten of sporen zijn, kunnen de wagens er niet meer over. Of straks moeten ze allemaal met een 4×4 komen.”

De twee aartsvijanden van de kasseiweg zijn water en – vooral – dooi. “Stilstaand water leidt tot een ware catastrofe”, verklaart Doulcier. “Het maakt de fundering week. Als er dan zware machines passeren, zakken de kasseien weg. Daarom is het uiterst belangrijk dat de weg goed gedraineerd is en het regenwater weg kan. Door grachten aan te leggen en te onderhouden, maar ook door de bermen te verlagen. Die hebben de neiging om jaar na jaar weer naar boven te komen, in een natuurlijke reactie tegen de druk van de voertuigen op de kasseien.”

De afgelopen winter, met zijn talrijke periodes van vrieskou, moest Doulcier vaak zijn hart vasthouden. “De vorst op zich is niet problematisch, want de landbouwers houden hun tractoren dan meestal binnen. Maar de schade kan aanzienlijk zijn tijdens de dooi, wanneer de ondergrond echt een soep wordt: modder, maar van die heel vloeibare. Er zijn enkele kasseistroken waar er soms een vrachtwagen verzeilt. Zo kruiste ik ooit een 38-tonner met oplegger op de kasseien van Warlaing. Hij was op weg naar de industriezone van Sars-et-Rosières en zijn gps had hem over de kasseien gestuurd. Het was gelukkig in mei, maar ik durf er niet aan te denken mocht dit in een periode van dooi gebeuren.”

Doulcier trekt het hele jaar op verkenning in de Hel om na te gaan welke stroken aan onderhoud toe zijn. “Nooit het hele traject ineens, maar altijd bepaalde zones”, zegt hij. “Sommige kasseiwegen doe ik wel tien keer per jaar. We zijn met ons drieën bij Les Amis die zulke inspectietochten doen. Meestal met de wagen, maar af en toe koppelen we het nuttige aan het aangename en verkennen we een deel van het parcours met de fiets.” Hun informatie leggen De Vrienden samen met de bevindingen van ASO, de wedstrijdorganisatie die het parcours enkele keren verkent in november, december en soms ook nog in januari. Op basis daarvan stellen De Vrienden een prioriteitenplan op, dat drie jaar vooruitkijkt.

Voorraad kasseien

Het beroemde Bos van Wallers-Arenberg is een strook die ieder jaar weer zorgen baart. La Drève des Boules d’Hérin, zoals ze officieel heet, krijgt in de vochtige bosomgeving vaak af te rekenen met hardnekkige mossen. Doulcier: “Begin januari stuurden we er een veegmachine over en kort voor de wedstrijd bekijken we ook altijd of dit nog eens herhaald moet worden. De stenen zelf vormen het probleem niet: die krijgen we schoon. Het zijn de brede voegen die door mos overwoekerd blijven. We zoeken een techniek om dat probleem op te lossen zonder het leefmilieu aan te tasten, want de site is een beschermd Natura 2000-gebied.”

Afgelopen jaar werd over het hele traject van Parijs-Roubaix in totaal bijna één kilometer kasseien volledig heraangelegd, wat uitzonderlijk veel is volgens Doulcier. Het gaat om 260 meter tussen Cysoing en Bour-ghelles, ook wel de Pavé Gilbert Duclos-Lassalle genoemd, en om 650 meter in Wallers, een stuk van de zogenaamde Pont Gibus, ook al een verwijzing naar de Franse tweevoudige winnaar. Vooral de terugkeer van die laatste strook, sinds 2008 niet meer op het parcours, heeft zijn belang voor het wedstrijdverloop. “De Pont Gibus komt direct na het Bos van Wallers-Arenberg”, merkt Doulcier op. “Vroeger gebeurde het dat er op het Bos meer dan tien kilometer asfaltwegen volgden. Daar begonnen de grote namen naar elkaar te kijken, waardoor er dertig, veertig geloste renners weer konden aansluiten. Zo boette het Bos van Wallers-Arenberg aan belang in. Dit jaar zal de selectie die in het Bos gebeurt, door de Pont Gibus worden bestendigd. Na de Pont Gibus krijgen we tussen de elektriciteitscentrale van Hornaing en Sars-et-Rosières nog eens ongeveer tien kilometer departementale kasseiwegen, die ook erg selectief zijn. Een aaneenschakeling die me erg bevalt.”

Een constante bij de herbestrating en het onderhoud van de secteurs pavés is dat er altijd wel kasseien te kort zijn. Alleen al omdat de afmetingen niet altijd meer precies dezelfde zijn, maar ook omdat er veel kasseien beschadigd of gebroken zijn en niet meer kunnen worden teruggelegd. “Hiervoor krijgen we de hulp van de Conseil général du Nord (de volksvertegenwoordigers van het departement Nord, nvdr)”, zegt Doulcier. “Die raad is verantwoordelijk voor het onderhoud van de departementale wegen. Voor het onderhoud van de kasseistroken hebben ze een voorraad kasseien aangelegd, waar wij ook gratis gebruik van kunnen maken. Je moet weten dat de levering van kasseien algauw een derde bedraagt van de totale kostprijs van de herstellingswerken.”

De onderhoudswerken aan de kasseien in Parijs-Roubaix gebeuren door verscheidene instanties. Grootscheepse herstellingen, stroken tot 600 meter lang, vereisen gespecialiseerde ondernemingen. Opmerkelijk is dat de kleinere werkzaamheden heel vaak door Noord-Franse leerlingen worden uitgevoerd. “Onze tuinbouwscholen voorzien in een opleiding kasseileggen”, vertelt Doulcier. “In plaats van hen op school telkens opnieuw kasseien te laten aanleggen en uitbreken, schakelen wij de leerlingen onmiddellijk in op het terrein. Het gaat dus om werk op kleinere schaal: dertig meter in veertien dagen was onze grootste operatie. Maar je mag het belang ervan niet onderschatten.” Aan de tuinbouwschool van Raismes houden ze een teller bij: sinds november 2002 werden er door leerlingen van de school al ruim 43.000 kasseien van de Helleklassieker heraangelegd. Omgerekend een strook van ruim 850 meter lang.

Man tegen man

Twee tot drie keer per jaar steken enkele vrijwilligers van De Vrienden ten slotte ook zelf de handen uit de mouwen. “Onze handenarbeid is eerder symbolisch”, stelt Doulcier. “We nemen meestal slechts enkele vierkante meter onder handen. Maar we hechten er belang aan, omdat het ons toelaat goed de problematiek te begrijpen én het voorbeeld te stellen. We tonen ermee dat we ook tot actie komen en niet alleen vragende partij zijn.”

Met dat laatste bedoelt de voorzitter van De Vrienden dat er voor elk onderhoudsproject telkens weer centen moeten worden geronseld. Dat blijft een opgave: de renovatie van 260 meter kasseien tussen Cysoing en Bourghelles alleen al kostte 100.000 euro, btw niet inbegrepen. De vereniging van De Vrienden heeft zelf een budget van 25.000 euro per jaar, gespijsd met giften van de 201 leden – onder wie een dertigtal Belgen – en de sponsors, waaronder Cofidis.

Over de departementale wegen, ongeveer één derde van alle kasseistroken, hoeven De Vrienden zich alvast niet te bekommeren, aangezien de Conseil général du Nord ervoor instaat. Voor grootscheepse werken op andere kasseiwegen kloppen ze gewoonlijk aan bij de Communauté de communes, een samenwerkingsverband tussen Franse gemeentes. Vaak krijgen ze aanzienlijke steun van de regionale overheid van Nord-Pas-de-Calais, die een project soms voor de helft financiert.

Doulcier is trots op het resultaat. “We hebben de voorbije tien jaar de kasseien beter berijdbaar gemaakt, maar Parijs-Roubaix werd er atletisch gesproken wel lastiger op. Er zullen altijd valpartijen en lekke banden zijn, maar steeds minder. De selectie gebeurt steeds meer op basis van fysieke kracht. Vorig jaar kregen we daar een prachtig voorbeeld van, toen Niki Terpstra kraakte op de kasseien van Auchy-lez-Orchies naar Bersée. Hij werd verondersteld om bij Tom Boonen te blijven, maar was niet sterk genoeg. Dat vind ik de opperste schoonheid van Parijs-Roubaix. Als ik zie dat de atletisch sterkste renners erboven uitsteken, ben ik supergelukkig. Maar wanneer een renner valt of lek rijdt, niet omdat hij vermoeid is maar puur door tegenslag, heb ik met hem te doen. Niets gaat boven het gevecht van man tegen man. Dat levert de mooiste beelden op. Terpstra die kraakte, dat was zoals het beeld van een renner die erdoor zakt tijdens een beklimming. De kasseien, dat zijn de cols van het Noorden.”

De trofee voor de winnaar van de 111e editie van de Hel van het Noorden heeft Doulcier al klaarstaan. “Zondag zal ik me zoals ieder jaar tegen 15 uur naar de velodroom begeven en de trofee naar het podium brengen”, verhaalt de 47-jarige voorzitter, die in het dagelijks leven werkplaatsleider is in een assemblagefabriek van benzinemotoren voor Renault- en Daciawagens. “Ook al is het uiteindelijk de burgemeester van Roubaix die de kassei mag overhandigen aan de winnaar, voor mij blijft dit een emotioneel ritueel.”

De wedstrijd promoten vormt een belangrijke opdracht voor De Vrienden van Parijs-Roubaix. “Als er niet over de koers gesproken wordt, is het moeilijk om de kasseiwegen te blijven onderhouden”, verklaart Doulcier. De promotie gebeurt via de trofee, maar ook met tentoonstellingen, het clubblad en de website (www.lesamisdeparisroubaix.com). Sinds 2005 huldigen De Vrienden in de velodroom van Roubaix ook jaarlijks – vaak op 1 mei – een oud-winnaar van voor 1977, die zoveel jaar na datum alsnog zijn kasseitrofee krijgt. Die eer viel al te beurt aan Émile Masson, André Mahé, Raymond Impanis, Pino Cerami, Émile Daems, Jan Janssen, Eddy Merckx en Roger Rosiers. Ook postuum wordt hulde gebracht aan oud-winnaars, waarbij de achtergebleven familie betrokken wordt. Afgelopen zaterdag werd de Luxemburger François Faber eer betoond. Later dit jaar is het de beurt aan Gaston Rebry.

“Vandaag mogen we zeggen dat Parijs-Roubaix een heel mooi imago heeft”, besluit Doulcier. “Het is een koers die de waarden met zich meedraagt waar de lokale bevolking zich in herkent: moed, volharding, tegen de pijn kunnen. Noord-Fransen zijn werkers en de politici hebben begrepen dat hun kiezers zich vereenzelvigen met Parijs-Roubaix. De Hel van het Noorden heeft nu een positieve connotatie en wordt door de mensen bijna als het paradijs aangezien. De strijd die we onder Jean-Claude Vallaeys begonnen, heeft zijn doel niet gemist. Zonder kasseien, geen koers. Zonder De Vrienden spraken we nu niet meer over Parijs-Roubaix.”

DOOR BENEDICT VANCLOOSTER

“We maakten de kasseien beter berijdbaar, maar Parijs-Roubaix werd er wel lastiger op.” François Doulcier

De terugkeer van de Pont Gibus heeft zijn belang voor het wedstrijdverloop.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content