Hoe de toekomst van Club Brugge eruitziet, wordt grotendeels bepaald door de komst of het wegblijven van het nieuwe stadion. ‘Als de toestand zo blijft, zijn wij gedoemd om zoals Cercle, Lokeren of GBA een middenmoter te worden’, meent sportmanager Luc Devroe.

Een verhaal rond de toekomst – sportief en financieel – van Club Brugge draait dezer dagen vooral rond dat ene thema: komt het er of komt het er niet? Het is het nieuwe stadion met 40.000 zitjes, aan de rand van de stad. Een must zeggen ze bij Club Brugge, want in Jan Breydel zit geen rek meer. Een schaamlap voor de bouw van een nieuw winkelcomplex (45.000 vierkante meter), dat er anders in dit gebied (nu nog grotendeels landbouwzone) nooit zou kunnen komen, vinden de tegenstanders. Tot in het Vlaams parlement wordt erover gediscussieerd.

Het is bekend: het dossier van de Vlaamse bouwmeester, een prof uit Leuven, vegen ze bij Club van tafel. Volgens die bouwmeester kan je even goed Jan Breydel uitbreiden tot 40.000 plaatsen. Mits grondige aanpassingen wel, want – daar is tot grote tevredenheid van Club Brugge ongeveer iedereen het over eens – de huidige betontempel is afgeleefd. Het huis van blauw- en groen-zwart staat er al 35 jaar en is absoluut niet aangepast aan de moderne eisen. Gebrek aan accommodatie, gebrek aan ontvangstruimte, slecht bereikbaar, amper achthonderd parkeerplaatsen in een residentiële wijk, … Een pijnpunt van veel Belgische stadions, dat laatste.

Timing

De vraag is nu: wat met die kennis te doen? Club testte 16 locaties uit en kwam terecht in Loppem, vlakbij de snelweg. Het vond met Uplace een kandidaat-projectontwikkelaar en ondertussen werd alvast 75 procent van de gronden onder opschortende voorwaarden aangekocht.

Grosso modo kosten de twee projecten – een nieuw stadion of de grondige verbouwing van het oude – ongeveer evenveel, zo’n 80 miljoen euro. In het eerste geval blijft de overheidsparticipatie beperkt tot investeringen in infrastructuurwerken. Er moet dan een nieuw op- en afrittencomplex worden aangelegd en wegen naar het stadion. In ruil komt wel geld vrij bij de verkaveling van de Jan Breydelsite (door blauw-zwart geschat op 30 miljoen euro).

De verbouwing van Jan Breydel moet wel (deels) door de overheid worden gefinancierd, eventueel via een pps-constructie, waarbij privé-partners participeren in de kosten. Dat kan door in het stadion bijvoorbeeld winkels onder te brengen.

Een beslissing dringt zich op, onder de tijdsdruk van de UEFA. De Europese voetbalbond verstrengt de licenties vanaf 2012. Een stadion moet er dus tegen 2011 staan. Filips Dhondt, general manager van Club Brugge: “Dat betekent dat een eventuele pps voor de verbouwingen binnen een half jaar rond moet zijn. Wie gaat die kar trekken? Gaat deze buurt een winkelcentrum verdragen?”

De klok tikt. Een stedelijke commissie bestudeert op een objectieve manier beide dossiers en brengt half december verslag uit bij het college van burgemeester en schepenen. Op regionaal niveau wordt gewerkt aan de herinkleuring van het grootstedelijk gebied Brugge. De Vlaamse regering moet daaromtrent in de loop van 2008 een beslissing nemen. Dhondt: “Als dat goed zit, staat onze trein definitief op de rails. Als dat verkeerd zit, heeft Club Brugge een groot probleem. Puur rationeel kan er tegen ons dossier niks worden ingebracht, maar dit is een dossier waarin ook emoties een rol spelen, gaande van bezwaren tegen de bouw van een nieuw voetbalstadion, tot bezwaren tegen het bouwen van shoppingcentra.”

Verdubbeling budget

Nieuw of vernieuwd stadion, tot 2011 moet Club Brugge het zeker nog rooien met het oude Jan Breydel. Een stadion met 28.500 zitplaatsen, dat in de loop van de voorbije 30 jaar steeds beter gevuld raakte (zie tabel). Dhondt: “Toen ik voor Club ging werken, in 2001, las ik in de krant: ‘Het magische cijfer van 10.000 abonnees wordt dit jaar overschreden. ‘ Nu zitten we net niet aan 22.000 en met de actie van een abonnement voor de terugronde gaan we ruim boven dat cijfer. De bezettingsgraad van de eigen vakken is ongeveer 96 procent. Dat wil zeggen uitverkocht, want de plaatsen die resten, zijn plaatsen waar het zicht slecht is. Ons publiek is onze sterkte, Club heeft het grootste potentieel van België, maar rek is daar omwille van de stadioncapaciteit niet meer. Je kunt de prijzen verhogen, maar niet drastisch. Wij gaan niet, zoals de Engelsen, verdubbelen en voor één wedstrijd 60 tot 75 euro vragen.”

Commercieel zit de club in Jan Breydel ook aan zijn limiet. Dhondt: “We hebben 460 businessseats en een paar honderd outdoorseats, eigenlijk gewoon tribunezitjes. Infrastructureel hebben we heel weinig mogelijkheden. Drie niveaus van 200 tot 250 vierkante meter, meer niet. Die zijn geoptimaliseerd, er is dit jaar nog een nieuwe lounge geopend. Persoonlijk vind ik dat een heel mooie zaal, maar het blijft een stukje kipkap, wat hier, wat daar. Mensen kunnen niet netwerken.”

Dhondt haalt er een andere tabel bij, niet voor publicatie vatbaar maar ter illustratie. Het betreft een vergelijking tussen inkomsten en uitgaven voor de competitie over vier seizoenen, van 2002 tot 2006. We zien de uitgaven stelselmatig stijgen, van 11 naar 14 miljoen euro. Inmiddels zit Club aan 15 miljoen euro. Opvallend is ook de stijging van de inkomsten. In vier jaar tijd is het exploitatietekort weggewerkt en is er zelfs lichte winst. Dhondt: “Dat ligt dus niet aan zware besparingen, integendeel: aan hogere inkomsten.”

Die winst puurde Club uit hogere toeschouwersaantallen, het nieuwe tv-contract en nieuwe sponsorovereenkomsten. Dhondt: “Puur competitie, want al de rest zit hier altijd in een aparte begroting. Europees, beker, transfers …”

Laten we dat eens extrapoleren naar een nieuw stadion. Levert dat pakweg een verdubbeling van het competitiebudget op?

Om op die vraag te antwoorden, moet Dhondt eerst de nieuwe constructie uitleggen: “Club Brugge en Uplace richten voor dat stadion een NV op met elk vijftig procent aandelen. De NV zal drie zaken realiseren: het stadion, 9.000 parkeerplaatsen en een shopping mall. Club Brugge zal daar voor 50 procent eigenaar van zijn. De NV stelt het stadion gratis ter beschikking van Club Brugge. Club kan dat volledig exploiteren, gaande van stadionnaam tot en met het kleinste hotdogkraam, ook op niet-wedstrijddagen. De opbrengst van de winkels en de parkings moet volstaan om de afbetaling van de drie projecten te realiseren op een termijn van 20 jaar. Na die periode komt de NV in een heel rendabele situatie. Wij moeten investeren in die NV voor nieuwe renovaties van het project.” Ook belangrijk om weten is dat het stadion casco wordt opgeleverd, water- en winddicht, maar leeg. De inrichting is voor Club Brugge. Dhondt: “Concreet wil dat zeggen: wel met zitjes, verlichting en grasveld, maar zonder keuken, sanitair, kantoorinrichting of aankleding. Wij moeten dat doen, via eigen middelen of sponsorships.”

Budgettair levert dat wellicht een verdubbeling op. De omzet van Club is nu ongeveer 20 miljoen euro per jaar (15 miljoen uit competitie, 5 uit Europees voetbal, beker en transfers). Dhondt: “Speel je Champions League, dan kan je de omzet gevoelig optillen. Europees en beker ben je nooit zeker, ook niet in dat nieuwe stadion, maar het competitiebudget van 15 miljoen euro zou je moeten kunnen optrekken naar 30 miljoen, een must om europees een rol van betekenis te vervullen en met dien verstande dat het surplus integraal aan de sportieve uitbouw moet worden besteed.”

Oudjes zijn vrij om te gaan

Een verdieping lager dan Dhondt werkt sportmanager Luc Devroe aan zijn toekomstverhaal, een rapport voor de commissie sport. Een serieus aantal spelers is op dit moment einde contract. Hij heeft hun namen op een kaartje staan: Vermant, Valgaeren, Englebert, Clement, Klukowski, Leko en Maertens. Wie moet weg, wie mag blijven?

Devroe: “Daar zitten slechts twee jongens bij die jonger zijn dan dertig en één positie die niet de makkelijkste is om in te vullen, die van linksachter. In het dossier van Klukowski komt daar ook nog eens bij dat die jongen in Frankrijk woont en het gunstiger fiscale regime voor dat soort spelers straks wegvalt. In december moeten we een oplossing hebben. Uit verkennende gesprekken bleek dat hij in eerste instantie in Frankrijk wilde blijven, wat gezien de fiscale reglementering voor ons nefast zou zijn. Onhaalbaar, als hij hetzelfde wil blijven verdienen. Anderzijds is zijn positie niet de makkelijkste – daar zijn we ons van bewust. Wat nu bij de beloften zit, is te weinig om als doublure op te treden. Birger Maertens deed het op Genk en dat kan voor één of desnoods een paar wedstrijden, maar niet op langere termijn. We moeten uitkijken naar een alternatief. De anderen, voornamelijk dertigers, hebben allemaal een deftig contract. Volgens mij willen die jongens allemaal blijven. We gaan daar onze tijd voor nemen en evalueren in functie van wat er op den tatami gebeurt.”

Heel weinig voor sommigen. Devroe: “Inderdaad. De vraag die je ook moet stellen is: heb je een kern van 26 nodig? Dit seizoen bleek van wel, door een hele hoop blessures, maar ik denk dat we zoiets in de toekomst moeten proberen in te vullen met jonge jongens. Ik heb de -17 zien spelen, daar zit wat talent. Een aantal jongens traint al bij de beloften. Het zal van hen moeten komen, want in de huidige beloftenkern hebben de jongens van 18 tot 20 het moeilijk.”

Komen zij die einde contract zijn niet vragen om duidelijkheid? Devroe: “Ja, en ik begrijp dat. Alleen hebben wij gesteld dat wij voor eind december geen conclusies trekken. Zij weten dat zij vrij zijn als er morgen een club komt. Beide partijen moeten voor mekaar wat begrip opbrengen. Eind augustus was er wat commotie rond Ivan Leko, die naar Turkije kon, maar als je dan slechts 100.000 euro transfergeld krijgt voor een speler die op dat moment goed speelt … Dan hebben we liever dat hij het seizoen uitdoet. Als hij goed presteert, zal hij volgend jaar ook wel voor drie jaar kunnen tekenen bij die ploeg of een andere.”

De drie doelmannen zijn in 2009 einde contract. Devroe: “Dat zijn zaken die in december of januari ook aan bod komen. Alles hangt van StijnStijnen zelf af. We hebben iemand achter de hand (Glenn Verbauwhede, nvdr) waar vraagtekens rond waren, ook bij de trainer. Zijn wedstrijden waren tot dusver zeer goed, op die ongelukkige match tegen de nationale ploeg na. Hij heeft een tandje bijgestoken. Mocht Stijn opteren voor wat anders, of mocht er vraag naar hem zijn en hij wil gaan, dan willen wij daaraan meewerken. Als er een overeenkomst kan worden gemaakt zodat hij hier langer blijft, ook goed. Ik heb het maandag nog aan zijn manager gezegd: vanaf Kerstmis kunnen we praten.”

Samenwerking met Leuven

Opvallend: de vier transfers die tot dusver het beste lukten, zijn transfers van Belgen. Ook daar wil Devroe lessen uit trekken. “Wie staat er altijd in de ploeg? Vier Belgen en Dusan Djokic, iemand waarvan ik denk dat hij zich overal zou aanpassen, zelfs in Irak. De twee die het moeilijk hebben, deels door blessure, zijn Kucera en Alcaraz. De vriendin van Kucera woont nog in Tsjechië. Hij zal wel terugkeren, maar je ziet dat daar toch wat meer aanpassing nodig is. Alcaraz idem dito. Heeft zeker talent, maar een andere manier van trainen. Hij neemt wat meer risico. Samengevat: als je dat ziet, moet je de vraag durven stellen of Club Brugge zich niet vanuit de Belgische competitie kan versterken? Mijn antwoord is ja. Je moet niet noodzakelijk naar Brazilië, Argentinië of Frankrijk. Simaeys en Sterchele komen uit onze derde klasse. Van derde naar Club of Anderlecht is moeilijk, maar met een tussenstap … Op voorwaarde wel dat ze jong zijn. Ze moeten niet op 28 of 29 de stap naar eerste klasse zetten, maar op 20, 21.”

Is zijn ex-club Roeselare voor zo’n tussenstap te gebruiken of ligt dat geografisch gezien te gevoelig? Devroe: “Die vraag is hier nooit gesteld. Soms is het gras groener aan de andere kant … Kanker is een erge ziekte, maar jaloezie een even erge. Wellicht is Roeselare wat kortbij.”

Dus ben je beter af met Westerlo of STVV? Devroe: “Of met OH Leuven. We hebben er twee die daar vandaan komen. Zij hebben een jongen van hier die het goed doet en de trainer, Rudi Cossey, is een oude bekende. Vraag is wel of die Belgen betaalbaar zijn, je kunt niet elk jaar meer dan 2 miljoen euro uitgeven. Een andere mogelijkheid is iemand als Sonck, jongens die het buitenland al eens hebben gezien, maar nog gretig genoeg zijn om zich hier weer te willen bewijzen.”

De trainer wil nog een linksbuiten. Devroe: “Als er tijdens de winterstop niemand vertrekt, komt er niemand bij. Met KoenDaerden hebben we iemand die daarvoor is aangetrokken, hij keert terug. Naast Daerden is er ook Van Heerden. Dat zijn jongens op wie ik na Nieuwjaar reken. Van Heerden heeft nu geen basisconditie om aan een wedstrijd te beginnen, maar dat komt wel.”

Waarna hij naar de Africa Cup vertrekt … Devroe knikt: “Hij heeft zich vorige zomer geblesseerd met de nationale ploeg, maar goed, dat verhaal kan je niet veranderen. Het is een gevolg van een keuze voor Afrikanen. In die zin mogen we tevreden zijn dat er maar een is.”

Conclusie: Club gaat verjongen en streeft naar een homogene culturele identiteit. Devroe: “Inderdaad, dat maakt het makkelijker werken. Als er iets is dat we dit jaar vonden, is het de terugkeer van een ziel in de ploeg en die heeft veel te maken met de nieuwe jongens. Ook bij Kucera: die mentaliteit opbrengen om zelfs als negentiende man in de spelerstunnel te gaan staan met een sjaal om. Dat zijn details, maar ze bepalen wel de groepsgeest. Die is terug.” S

door peter t’kint

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content