De ex ECII-winnaar staat nu elke dag van ’s ochtends héél vroeg op de markt. Maar hij is niet minder content.

Het is half acht in de ochtend. Marktdag in Ninove. Pol De Mesmaeker is er al van half zes, als eerste, zette met Ann hun kraam op. De betere dameskledij, zeg maar. Mooie bloes, hé, madame. Vraag het maar als je iets moet weten. Haar grootouders startten de zaak op, Ann heeft het in het bloed. “Ze is hier ongelooflijk goed in”, zegt Pol. Het was wennen in het begin, zo vroeg opstaan elke dag, maar nu voelt hij zich goed. “Ik ben altijd een volksjongen geweest.” Ann verkoopt, hij blijft meer in de schaduw. Zo heeft hij het liefst, ook als voetballer. Het leven is simpel : “Als we maar kunnen eten en drinken en gezond zijn, meer moet dat niet zijn”. We drinken koffie, de taverne is net opengegaan. Ann verkoopt verder, Polleke is even een vergeten voetballer.

“Het enige wat ik nog doe is de miniemen van Liedekerke trainen. Dat doe ik verschrikkelijk graag. Die gastjes weten nauwelijks dat ik vroeger bekend was. Ik heb de laatste twee jaar nog twee keer gevoetbald : een keer met de ex-vedetten van KV Mechelen en een keer met RWDM in de benefiet voor WawaLambic. Ik stond op dat veld en dacht wat loop ik hier te doen ? Het interesseerde mij ècht niet meer. Raar, hé. Ik was gestopt op mij 36ste, ik vond het niet meer plezant.

“Ik ben wel tevreden over mijn carrière. Ik ben er niet rijk van geworden, heb wel altijd goed mijn boterham verdiend, al ging zeventig procent naar de belastingen. Maar ik heb bereikt wat ik wilde. Toen ik jong was, dacht ik : ooit wil ik in eerste klasse voetballen. En toen ik Rensenbrink in de Europabeker bezig zag, dacht ik : ooit wil ik een keer een Europabeker winnen. Het is allemaal uitgekomen. Alleen jammer van die vele blessures, ja. Zeven keer aan de knie geopereerd, een keer een jaar en een keer een half jaar out geweest, een rugblessure, verrekkingen, scheurtjes… Volgens mij had het te maken met mijn tengere bouw, ik kon de vele krachttrainingen gewoon niet aan. Ik moest het meer hebben van souplesse en snelheid, maar in die tijd was er minder sprake van aangepaste trainingen en medische opvolging. Eigenlijk leerde ik pas bij Lombeek onder Emilio Ferrera wat medische begeleiding was. Hij stuurde ons twee, drie keer per jaar naar Brussel voor een algemene controle. Een fantastische trainer trouwens, Ferrera.

“Zonder die blessures had mijn carrière er misschien anders uitgezien, ja. Ik heb me nochtans altijd perfect verzorgd, elke keer keihard gewerkt om terug te keren. Door die blessures heb ik een internationale carrière gemist. Ik heb nooit een WK of een EK meegemaakt, dat is het enige waar ik veel spijt van heb. Nu zeggen veel voetballers dat de bankrekening het belangrijkste is wat je overhoudt van je carrière. Wel, ik zou véél geld inruilen voor een EK of WK. Twee caps, dat is te weinig. En in mijn beste periode, mijn eerste jaren bij Mechelen, stond er een heel sterke nationale ploeg, hé.

“Ik voelde me heel goed bij Mechelen, in die mix van Nederlanders, Franstaligen en Vlaamstaligen. En een schitterende voorzitter, John Cordier, die het had voor mij. Na mijn eerste jaar in Mechelen kon ik naar Anderlecht. Er stond in mijn contract een clausule dat ik weg kon voor vier miljoen frank, maar toen heb ik, louter uit menselijke overwegingen, voor vier jaar bijgetekend. Cordier had mij mijn kans gegeven, dan wilde ik niet meteen weglopen. Later kon ik ook naar Nantes, toen Franky Vercauteren daar weg ging. Ze kwamen met een check van 35 miljoen, maar ik lag nog onder contract en Cordier zei : iedereen moet blijven ! Toen ging dat nog zo, hé. Ik heb er nooit echt spijt van gehad.”

“De markt is een ander leven, maar plezierig. Ik zou niet graag in een fabriek werken. De markt is vrijheid. Er staan wel meer ex-voetballers. Johnny Dusbaba, Yves Moock,… Soms gaan we iets drinken, dan praten we snel over voetbal. Ik volg het nog nauwelijks, al wil ik dit seizoen wel een paar keer gaan kijken naar Ferrera en RWDM. Dat blijft toch mijn clubje. Ik kijk op Teletekst altijd eerst naar de uitslagen van RWDM en dan naar die van Mechelen. Clubs met een hart, ik ging er graag een glas drinken in één van de cafeetjes rond het stadion. Ik was ook altijd graag gezien, al stond ik nooit graag in de schijnwerpers. Misschien juist daarom, ja.

“Neen, ik ben best tevreden. We werken zeven dagen op zeven, een heel ander bestaan dan het luxeleventje van een profvoetballer. Als profvoetballer moest je ook leven met concurrentie, maar ik kan je verzekeren dat de concurrentie op de markt een stuk harder is. Ik zal nog steeds niet snel ruzie maken, maar ik moet zeggen dat ik intussen toch wat veranderd ben. Als voetballer leef je in een beschermd wereldje, intussen heb ik geleerd dat er in de gewone maatschappij veel nijd en afgunst bestaat. Ik ben soms wel verschoten.

“Verder mag ik zeker niet klagen. Het is hard werken, maar we nemen ook twee keer per jaar vakantie. Ik ben laatst op bezoek geweest bij JanBoskamp in Dubai. Ik ben steeds één van zijn bende geweest, ja. Zonder Jan was ik nooit tot in eerste klasse geraakt. Niet alleen ik, maar een hele reeks jonge spelers. Alain De Nil, Hans Mergan, Geert Emmerechts,… Jan heeft indertijd overal geld opgehaald opdat RWDM mij toch van Liedekerke zou kunnen kopen. Om middernacht belde hij mij op om te tekenen. Anderlecht had mij een paar keer gescout, maar ze vonden mij te klein. Jan geloofde rotsvast in mij, had mij bezig gezien op RWDM met een Brabantse jeugdselectie, waar ik toevallig mocht meedoen omdat er iemand was weggevallen. En, even toevallig, bleef Jan even kijken.

“( Peinzend) Zoveel geluk moet je hebben. Mijn debuut in de eerste ploeg bijvoorbeeld, op Tongeren. Het stond aan de rust 1-0, ik viel in, zorgde voor een assist en een penalty en we wonnen met 1-2. En ik was vertrokken.”

door Frank Buyse

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content