Thuiskomst Rode Duivels: kartonnen cut-outs en meterslange polonaises

© Katrin Swartenbroux
Katrin Swartenbroux
Katrin Swartenbroux Chef Lifestyle KnackWeekend.be

Twee minuten, langer heeft ons nationaal elftal zich niet aan zijn fans getoond. De spelers maakten een vermoeide, kregelige indruk maar dat kon de meute op het Paleizenplein alleszins niet schelen.

Toen maandagochtend zeven juli de wekker ging wist ik prompt dat het geen ochtend als een andere was. Duivelsdag! Want jawel, hoewel het luchthavenpersoneel de supporters aanraadde om vooral niet naar Zaventem af te zakken, had ik na hun nederlaag op zaterdag meteen besloten onze jongens een troostende schouder – of lichaamsdeel naar keuze – aan te gaan bieden. Voor alle zekerheid besloot ik me neutraal te kleden, stel dat de mensen van Brussels Airport alle tricolore bezoekers met waterkanonnen de aankomsthal zouden uitdweilen. Bovendien was mijn donkerblauwe jurkje een keuze uit noodzaak; al mijn rode tenues lagen immers onder mijn zoute tranen te beschimmelen in de wasmand – u ziet wat er gebeurt wanneer een vrouw het voetbal volgt: het huishouden wordt compleet verwaarloosd!

Met een kleine huppel in mijn pas en rondfladderende eksters in mijn maag trok ik richting de luchthaven. Toen ik in een klein supermarktje de laatste benodigdheden insloeg – een deodorant; want ik wou niet ruiken naar muffe kleedkamer wanneer ik mijn armen eindelijk om Vincent Kompanys schouders kon slaan voor een geheel spontane selfie – werd ik gebeld door collega (KVDA). ‘Ge weet toch dat ge ze niet te zien zult krijgen hé Swartenbroux? Geen foto’s, geen handtekeningen, niks. Brussels Airport laat de Duivels zelfs niet door de publieke zone, ge zult echt op zoek moeten naar uw verhaal’.

Hoewel het telefoontje bedoeld was als hart onder de riem, zonk datzelfde orgaan prompt in mijn schoenen – platte, zodat ik Dries ‘droomboy’ Mertens niet zou intimideren met mijn meter zesenvijftig. Zou het écht kunnen dat de jongens hun gezicht niet zouden laten zien? Dat enkel de tarmacpers kans had op een blik in de woeste haardos van Marouane? Wanneer ik merk dat de Airport Express-bus bijna leeg ik besluit ik naar Zaventem te sporen. De trein, het vervoersmiddel van het volk, de torpedo van de superfan, het glijmiddel voor het gepeupel bleek echter ook nogal rustig te zijn. Nadat hij in Antwerpen Centraal een wagonvracht Werchtergangers op het perron had uitgespuwd zette hij met minimale invulling zijn reis verder richting Brussel, ik en mijn eksters met de neus tegen het ruitje geplakt.

Ik weet niet wat ik had verwacht van de arrivals-vloer in Zaventem. In ieder geval meer publiek dan politie, laat dat duidelijk zijn. De grote stroom van supporters zal zich hier wellicht pas tegen een uur of twee aanmelden – zo’n uur voor de aangekondigde aankomst van de Duivelsvlucht uit Brazilië. En toch. Toen 5ive 14 jaar geleden kwam optreden in Vorst Nationaal zorgde ik er toch voor dat ik minstens vier uur op voorhand aanwezig was om me te vergewissen van de beste plaatsen. Soit, meer Vertonghen voor mij, was mijn logische conclusie.

Naarmate de tijd verstreek druppelden meer en meer fans de aankomstzone binnen, om daar prompt opgevangen te worden door de luchthavenpolitie. “Ga maar weer naar huis meneer, of beter: ga naar het Paleizenplein, daar zijn de festiviteiten gepland.” De meesten lieten zich echter niet met een kluitje in het riet sturen, zeker nu ze front row plaatsen hadden bemachtigd. “Ik wil echt geen handtekening of foto ofzo”, zegt de jonge Jonathan. “Ik wil hen gewoon laten weten dat ik trots ben op hen, supertrots.”

Telkens iemand een opgewonden kreetje slaakte wanneer ze hun geliefden in de schuifdeuren zagen verschijnen, stak ongecontroleerde hoop de kop op en stonden alle neuzen letterlijk in dezelfde richting, maar hoe dichter we bij het verwachtte aankomstuur kwamen, hoe duidelijker het was dat we de Duivels écht niet te zien zouden krijgen. Er stonden geen bussen of limousines (verplaatsen voetballers zich met een limousine?) voor de deur, en de enige vluchtweg die de Duivels hadden was via een fastfoodketen of de luchthaventoiletten. Bovendien kon ik het me moeilijk voorstellen, Steven Defour die als een prinsje aan de bagageband op zijn Louis Vuittonkoffer staat te wachten. Moeders plaatsten hun kinderen bij gebrek aan beter dan maar voor de kartonnen cut-out van ons nationaal elftal dat hamburgerrestaurant Quick voor de gelegenheid in de etalage had gezet.

Nee, het zag er niet rooskleurig uit voor de meute belangstellenden die zich als een ondoordringbare prop watten rond de uitgang had genesteld. Een jongetje van een jaar of zeven had zich aan de dranghekken gepositioneerd met een cadeautje, een tekening en ballonnen en ik hoopte vurig dat zijn moeder een grenzeloze arts was die vandaag toevallig terugkeerde. De teleurstelling hing als een dikke zwarte wolk op Zaventems gelijkvloers en deed de ruiten haast aandampen.

Zo’n drie kwartier nadat de meesten de landing van het voetbalvliegtuig op hun smartphone hadden gevolgd, begon de massa op te lossen richting het Paleizenplein. Ondergetekende scharrelde moed en laptop bij elkaar en liet haar hartslag gelijk vallen met haar haastige voetstappen die door de Ravensteingalerij kletterden. Zouden ze?

Toegekomen aan het koninklijk paleis sloeg het resultaat van het inderhaast voorbereide voetbalfeest me vlak in het gezicht. Koning Filip en zijn hofdienaars hoefden zich alvast niet af te vragen waar dat feestje was: in de voortuin van het vorstenpaar hadden zich monsterspeakers en een arsenaal aan voetbalhits en door technobeats verbasterde populaire deuntjes verzameld. Vlaggen werden driftig in het rond gezwaaid, politieagenten beten verwilderd op het vlees rond hun nagelriemen en er jongeren renden af en aan om hun vrienden van bier te voorzien. Niet dat ik ooit had gedacht dat ik mijn op maat gemaakte oordoppen die ik altijd bij me draag zou moeten bovenhalen voor een feestje bij de koning, maar de futuristisch uitziende dingen leverden me wel een plekje op het televisiepersverhoog op. Ik moest er gewoon aan denken om af en toe mijn vinger tegen mijn oor te drukken, alsof ik een belangrijke boodschap ontving van mijn cameraploeg die er – dommage, embouteillage- om één of andere mysterieuze reden nog niet was.

Er hingen enkele politieagenten in lichtblauwe hemdjes / spelers in lichtgrijze polo’s uit de ramen van het paleis de massa gade te slaan. Ze leken geamuseerd, best vriendelijk zelfs, maar terugwuiven: ho maar! We zijn hier niet voor ons plezier, laat dat duidelijk wezen. Na de zoveelste danceversie van Lacs du Connemara, net wanneer ik dacht dat ik mezelf kek van pure ellende over de reling van het verhoog zou werpen om op de kasseistenen van Filips oprijlaan mijn laatste rustplaats te vinden, werden de Rode Duivels eindelijk het brakke podium op gehesen. De voetballers zouden zich dus niet distantiëren van het publiek middels een wereldvreemde begroeting vanaf het vorstelijke balkon, maar stonden echt bijna tussen hun fans op het soort uit dekzeil en spaanplaat opgetrokken bouwwerk waar zelfs uw pensenkermis nog wat lampionnen in had gehangen om het geheel wat meer klasse te geven.

Bref, Vermaelen, Van Buyten, Kompany en Wilmots mochten kort hun zegje doen (samenvatting: we zijn zelf niet in feeststemming, maar bon, merci om te feesten), Mertens liet zijn kwajongenslach even flitsen omdat hij een cameradrone had gespot en een reporter van RTBF wierp me bijna alsnog over de balustrade omdat hij een foto voor het nageslacht wilde maken.

Twee minuten, langer heeft ons nationaal elftal zich niet aan zijn fans heeft getoond. De spelers maakten een vermoeide, kregelige indruk maar dat kon de meute op het Paleizenplein alleszins niet schelen. Ze vormden meterslange polonaises en trokken zich dolgelukkig terug naar de huizen en metrostations waar ze daarstraks uitgekropen waren. Missie volbracht, al kon ik niet stoppen met me voor te stellen hoe Kompany en co zich moesten voelen. Het hele land is trots op je prestatie, dankbaar voor de weken ambiance, maar zelf ben je boos, bitter en teleurgesteld. Hoe reageer je dan op zo’n feestgedruis, op die lachende gezichten? Mogen je fans je emoties opleggen, je opeisen? Maakt dat deel uit van het takenpakket? En zou je, als je zelf zou zeggen dat je trots bent op wat je in Brazilië verwezenlijkt hebt, niet levend verzwolgen worden door de cynici die zaterdag vol genoegen nog voor de negentigste minuut pen én vingers in de inktpot doopten om het team terug te schrijven naar het schaduwland dat jarenlang voorbestemd was voor onze nationale ploeg?

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content