Tom Boonen en zijn nieuwe carrière: ‘De wereldtop zal ik allicht niet halen, maar dat is ook niet het plan’

© FOTO KOEN BAUTERS
Jonas Creteur
Jonas Creteur Sportredacteur bij Knack.

Met minder weerklank dan toen hij profrenner was, maar met evenveel passie bouwt Tom Boonen (41) al sinds 2017 aan een nieuwe sportcarrière, in de wereld van het autoracen. Waar komt de motorolie, die al van kleins af door zijn aderen stroomt, vandaan? En waarom wil de Kempenaar ook daar, op zijn niveau, zijn grenzen verleggen? Een gesprek.

‘Pitbox 16. Binnenrijden via de ingang aan Hotel de la Source. Vergeet wel je Covid Safe Ticket niet’, laat Tom Boonen daags voor de afspraak op het circuit van Spa-Francorchamps weten via WhatsApp. Tussen twee oefensessies van de Curbstone Track Events door heeft hij over de middag ruim anderhalf uur voor een interview en fotosessie in de paddock. Een afgemeten programma, dus stapt Tornado Tom stipt om 12 uur uit de Norma 20FC, de bolide waarmee hij de voorgaande driekwartier tot ruim 270 kilometer per uur door de Blanchimont, de Eau Rouge en de Raidillon heeft geraasd.

Niet de leukste sessie, gezien de druilerige mist die een donker deken op het autocircuit legt. Het neemt de goesting niet weg bij Boonen om, met het oog al op volgend jaar, een laatste keer enkele technische details te testen. En ook niet om op een klapstoeltje, met sleutelende mecaniciens en brullende motoren op de achtergrond, uitvoerig te praten over zijn passie: ‘ cars‘ – die nota bene als eerste, vóór ‘ bikes‘, bij de ‘ I like‘-opsommingen van zijn sociale mediaprofielen staan.

Op die accounts postte Boonen de voorbije jaren niet toevallig vooral foto’s van zichzelf achter het stuur. Een tweede carrière, die hij al op het oog had lang voor hij in april 2017 zijn allerlaatste Parijs-Roubaix reed. Als niet alleen verdeler van exclusieve wagens via Iconic Cars, waarvan hij in 2018 medezaakvoerder werd, maar ook als competitieve autocoureur. ‘Het plan lag klaar, het moest alleen nog uitgevoerd worden. Op die manier heb ik het zwarte gat vermeden. In tegenstelling tot veel gestopte coureurs had ik immers het antwoord op de ‘Waar ga ik nu blij van worden?’-vraag al gevonden. Een nieuw doel waarmee ik het hongerige sportdier in mezelf kon blijven voeden, en waarbij ik weer zo ver mogelijk wilde raken. Weliswaar zonder dat het qua tijdsbestek mijn bijna hele leven zou inpalmen, zoals in het wielrennen.’

Geen kortstondige bevlieging dus, want Boonen was al als kleuter in de ban van vehikels met víér wielen. ‘Ik kreeg toen wel een eerste fietsje, maar toerde veel meer rond met een tractor, inclusief aanhangwagentje, dat ik voor Sinterklaas had gekregen. In de lagere school ging ik ook vaak mee met mijn vader en grootvader naar het autocircuit in Zolder. Terwijl zij er ijsjes verkochten, vergaapten mijn broer en ik ons aan de blinkende bolides. Zo is die passie langzaam gekiemd. In het zesde leerjaar heb ik zelfs een spreekbeurt gehouden over een Bugatti E110. En op die leeftijd won ik ook mijn allereerste koers: het Belgische scholenkampioenschap op… het circuit van Zolder. Waar ik in 2002, als neoprof, ook mijn eerste WK bij de elite op de weg afwerkte. Lag mijn latere lotsbestemming toen al vast? Geen idee, maar wel opvallend, ja. Toeval of niet ook: Thierry Boutsen, die ik in mijn vroege tienerjaren op de voet volgde, zou later zelfs mijn peter bij de Belgische Automobile Club worden.’

De wereldtop zal ik allicht wel nooit halen, maar da’s niet het doel. Het ontdekken van mijn eigen grens wel.’

Tom Boonen

Hoewel de Kempenaar als junior al droomde van een carrière als profcoureur, werd die belangstelling voor vierwielers vanaf toen steeds groter. ‘Met een zestal maten kochten we zelfs een half autowrak om op de weide te crossen. Zonder rijbewijs gingen we direct de openbare weg op, om enkele straten verder op de politie te botsen. Die nam de auto in beslag en bracht mijn ouders op de hoogte. Gelukkig zonder gevolgen – de politieman was een oude kameraad van mijn pa. Al zei hij wel dat ik beter coureurke zou spelen, zoals mijn pa vroeger. ( lacht)

‘In de laatste drie jaar van het middelbaar heb ik aan het Sint-Paulusinstituut in Mol automechanica gestudeerd, gevolgd door een specialisatiejaar auto-elektronica. Niet dat ik daarmee beroepsmatig iets wilde doen – ik zou toch coureur worden – maar het was het enige wat me écht interesseerde en mijn aandacht kon vasthouden. Ik heb er zo de knepen van het vak geleerd, waardoor ik later ook zelf aan mijn ‘gewone’ wagens kon sleutelen.’

Racen tegen Freddy Loix

Van het autoracen kon Boonen al in zijn eerste jaren als profcoureur proeven. ‘In 2004 kreeg ik voor een reportage in Sportweekend een snelcursus van Freddy Loix, in een Peugeot 206 WRC, op een privécircuit. Een geslaagd debuut, want na enkele uren trainen klokte ik een rondetijd die slechts vier seconden trager was dan die van Freddy. Later leerde ik ook de circuits van Spa-Francorchamps en de Nürburgring kennen tijdens de Audi Track Days, op uitnodiging van Audi. Dat smaakte naar meer en dus schuimde ik de jaren erna met mijn eigen wagens – een Ferrari F430, een Donkervoort D8 GTO-RS… – de circuits in België, Nederland en Duitsland af. Eerst trainen met de fiets en in de late namiddag rondjes malen met de auto. Héérlijke dagen.’

De lok om deel te nemen aan wedstrijden werd ook steeds groter bij Boonen, maar dat werd hem als profcoureur verboden. Botsend met de belangen van de ploegsponsors. Bovendien zou een ongeval problemen met de verzekering hebben opgeleverd. Dus maakte de Balenaar pas zijn racedebuut in juli 2017, drie maanden na zijn laatste koers in 2017, in de Volkswagen Fun Cup, een instapklasse voor ‘beginnelingen’. In een team met professionele autocoureurs Bert Longin en Anthony Kumpen eindigde hij er als 29e.

Tom Boonen: 'Van een wielerklassieker was ik vroeger na een dag hersteld. Maar na een 24 uur-wedstrijd in de auto moet ik twee, drie dagen bekomen.'
Tom Boonen: ‘Van een wielerklassieker was ik vroeger na een dag hersteld. Maar na een 24 uur-wedstrijd in de auto moet ik twee, drie dagen bekomen.’© FOTO KOEN BAUTERS

Aanvankelijk werd er dan ook wat gelachen met zijn nieuwe ambities, maar daar trok de ex-wielerkampioen zich niets van aan. ‘Ik wist dat ik een tijdslijn zou moeten respecteren. Meteen de top halen was niet realistisch, zelfs niet in België. Neen, stap voor stap beter worden. Het eerste jaar heb ik mezelf zelfs te nederig opgesteld. Ik wilde vermijden dat ze nog steeds naar mij zouden kijken als ‘Tom Boonen, de wielrenner’. Zinloos echter, ik leerde er niets mee. Mede omdat ik het eerste half jaar bij een slecht team met een slechte auto zat – ook die keuze is belangrijk.

‘Ik wist ook dat ik, mede door het gebrek aan effectieve trainingstijd, de achterstand ten opzichte van mannen die al van jongs af in een kart zaten heel moeilijk nog zou inhalen. Voor hen is zo’n racewagen besturen een tweede natuur. Ik moest de kunst om de limiet op te zoeken, zonder erover te gaan, nog onder de knie krijgen. Da’s immers het moeilijkste, die balans en controle finetunen. Met de juiste topsnelheid, zonder te schuiven, een bocht pakken, in droge en natte omstandigheden, én alles daartussen. Dat gevoel, het één worden met mijn wagen, daar ben ik constant naar op zoek.’

Uit zijn grote emmer met ervaring als profrenner kon Boonen echter slechts één bruikbaar element plukken. ‘Het gevoel voor positioneren. In een massasprint zitten de beste spurters meestal op de goede plaats en nemen ze meestal de juiste beslissingen, ondanks de chaos in die laatste honderden meters. Een mix van ervaring, instinct en het vermogen om de positie van je lichaam in een bepaalde situatie waar te nemen. Dat kan ik nu ook gebruiken, al moet je het nog altijd kunnen omzetten in de wagen. Enkele weken geleden had ik bijvoorbeeld, hier in Spa, door een kapotte motor geen kwalificatietijd kunnen neerzetten en moest ik helemaal achterstaan starten. Maar na twee ronden zat ik al in vijfde positie, op 42 auto’s.’

Veel verbeterd

Elke minuut op en naast de racebaan probeert de Kempenaar dan ook bij te leren. ‘Door alles en iedereen, van teamgenoten tot concurrenten, continu te observeren, en daaruit te filteren wat ik zelf kan gebruiken. Die nieuwsgierigheid had ik al als coureur, en zal ik hebben tot ik sterf. Heel belangrijk ook: elke oefen/kwalificatiesessie en elke wedstrijd grondig analyseren, op basis van de camerabeelden in de wagen en de data met liefst tachtig parameters. Zo kan je je rijstijl perfect ontleden, verbeterpunten aanstippen. Die feedback, ook het overleg met mijn teamgenoten, is cruciaal om de kloof met de meer ervaren piloten te dichten. De wereldtop zal ik allicht wel nooit halen, maar da’s niet het doel. Het ontdekken van mijn eigen grens wel. En die leg ik steeds verder. Het verschil met 2017? Immens. Dit is dan ook een van de weinige sporten waarin je, zelfs als veertiger, heel lang beter in kunt worden.’

Tom Boonen: 'In de jaren zestig, zeventig ging er altijd een nationale ploeg naar Le Mans, en dat wil ik nieuw leven inblazen.'
Tom Boonen: ‘In de jaren zestig, zeventig ging er altijd een nationale ploeg naar Le Mans, en dat wil ik nieuw leven inblazen.’© FOTO KOEN BAUTERS

Vorig jaar won Boonen al de toerismeklasse van de 24 uur van Dubai. En een nog grotere stap zette hij het voorbije seizoen, met een eindzege in de CN Prototype-divisie van de Supercar Challenge, een kampioenschap voor individuele rijders van acht races in België, Nederland en Duitsland. ‘Nog beter dan vorige jaren kan ik in het slot van een kwalificatiesessie die extra tienden eruit persen. Ook in de race word ik steeds beter. Zoals twee maanden geleden in Asse, toen ik vanop de koppositie startte, als énige op slicks. Bij een opdrogende piste het risico waard, vond ik – hoewel de rest op regenbanden racete. In de eerste drie ronden zag ik alle kanten van de baan. Maar toen ik temperatuur in de banden kreeg, ben ik nog 35 seconden weggereden. Kicken! Nog meer dan gelijk welke zege als profcoureur, vooral van de laatste jaren. Voor de derde of vierde maal triomferen in Roubaix gaf zelfs niet dezelfde kick als bij mijn eerste zeges als nieuweling. Het plezier van winnen is zeker niet evenredig met het belang van de wedstrijd. Alles went, hé. Daarom zijn die eerste stappen het leukst, ook in mijn tweede carrière.’

Toch is de adrenalinerush anders dan bij een massasprint winnen, zegt Boonen. ‘Zo’n sprint, da’s een explosie van hormonen. Na een chaotische finale waarin je je weg zoekt, als een schicht naar voren schiet, en dan je handen in de lucht steekt. Bám! In mijn auto heerst er minder chaos, ervaar ik meer controle. Je blijft hypergefocust en gaat ook nooit over de limiet, zelfs in een rechtstreeks duel met een andere wagen. Eens over de finish is de blijdschap dan wel bijzonder groot. Ook omdat achter elke beslissing die je, wat betreft het materiaal, met het hele team neemt, een vraagteken staat. Genomen immers op basis van wat we op dát moment weten. Vijf minuten later kan het weer echter helemaal omslaan. Héél stresserend. Anderzijds maakt die spanning, die afhankelijkheid van veel verschillende zaken, het ook boeiend.

‘Als het echter fout afloopt, dan is het zeer frustrerend. Vooral als de elektronica van de wagen tilt slaat. Spookproblemen waarvan je zelden de oorzaak kunt vinden. Hét voorbeeld: de 24 uren van Zolder, in 2019. Vanaf het eerste uur voelden we dat er wat mis was. Maar vijf uur voor het einde kwamen we toch aan de leiding. Tot de tikkende tijdbom ontplofte. Letterlijk, want er lekte olie uit de auto, die in de fik ging. Weg wenkende zege… Zonder te overdrijven: de grootste teleurstelling uit mijn héle sportcarrière. Ik heb zelfs even gehuild na afloop, ben er een hele week slecht van geweest. Veel langer dan na een verloren koers.’

Tom Boonen en zijn nieuwe carrière: 'De wereldtop zal ik allicht niet halen, maar dat is ook niet het plan'
© FOTO KOEN BAUTERS

Vreugde en verdriet die Boonen ook deelt met iedereen binnen zijn Deldiche Racing Team. ‘Nóg meer dan in het wielrennen is autosport teamwork, vooral naast het circuit. Met een hele ploeg sleutelen we dan ook constant om een fragiele wagen als de Norma zo snel en betrouwbaar mogelijk te maken. Dat maakt een eindzege in een kampioenschap als de Supercar Challenge zo mooi. Zeker na een seizoen waarin we veel mechanische mankementen hebben gehad. Op zulke momenten ben ik uiteraard kwaad, maar ik ga de mecaniciens hun kop niet afzagen, want heel vaak treft hen geen schuld. Ik zeg niettemin waar het op staat. Weliswaar door als een kopman, zoals indertijd bij Quick-Step, te luisteren en te overleggen, als lijm van het geheel.’

Het ultieme doel

Een nieuw, Belgisch team wil Tom Boonen ook aan elkaar lijmen om zijn ultieme doel te bereiken: de 24 uur van Le Mans. ‘In de jaren zestig, zeventig ging er altijd een nationale ploeg naar Le Mans, en dat wil ik nu nieuw leven inblazen. Concreet is het plan nog niet. Een team creëren, met een competitieve auto en goeie rijders, op zich geen probleem. Wel twee, drie grote sponsors vinden. 2022 wordt allicht te vroeg, 2023 is realistischer. Al hangt dat ook af van de verschillende klassen in het World Endurance Championships, waar Le Mans deel van uitmaakt. De LMP1-categorie voor de fabrieksteams van Porsche, Toyota… heeft sinds dit jaar plaatsgemaakt voor de Hypercar-klasse. Mijn doel was om te starten in de LMP2, de categorie eronder, maar zullen ze die behouden? Of vervangen door een andere klasse? Niemand die het voorlopig weet. De droom blijft echter. En ik ga er alles aan doen om die te verwezenlijken. Intussen volop genietend van de wég naar mijn doel. De weg waarin ik weer nieuwe kanten van mezelf ontdek. Dat maakt het zo mooi.’

Of zoals Tom Boonen het begin 2017, al eens omschreef, in een nieuwjaarsboodschap op Instagram – inclusief een foto van een raceauto op een circuit, bij een ondergaande zon. ‘ There is no road to happiness, happiness is the road. Follow your dreams. ‘

Schrik: de slechtste emotie

Ondanks de snelheden tot ruim boven de 200 kilometer per uur heeft Tom Boonen nog nooit angst gevoeld in zijn auto. ‘Niet dat ik honderd procent op mijn gemak zit, zoals thuis in de zetel, maar ik weet dat ik de wagen onder controle heb, in alle omstandigheden. Het duurt wel een tijdje om alles wat je geleerd hebt als bestuurder van een ‘normale’ wagen weer af te leren, de veiligheidsknop in je hoofd uit te zetten. Met name op een druilerige dag wanneer de baan spekglad is. Dan moet je vertrouwen hebben in jezelf. En ook, heel belangrijk, in je mecaniciens. Zodat je niet moet vrezen dat er een wiel zal loskomen.’

Bovendien, vindt Boonen, is autoracen, in vergelijking met wielrennen, véél veiliger. ‘De cockpits zijn tegenwoordig zo crashbestendig, dat ze nagenoeg alle klappen opvangen. Zelfs na mijn zware crash in 2019, toen een Mercedes op mijn Norma gekatapulteerd werd, had ik amper een schrammetje. Maar als je 60 kilometer per uur fietst en valt, met alleen een helm op je hoofd, kan je het vel van je lichaam schrapen.

‘In een peloton ben je ook veel meer afhankelijk van collega’s. In mijn wielercarrière ben ik misschien drie keer gevallen door mijn eigen fout. Verder vielen ze altijd voor mij. De laatste jaren werd ik dan ook veel voorzichtiger, zeker nadat ik in 2015 in Abu Dhabi een schedelbreuk had opgelopen. Zes maanden duurde het eer ik dat van mij kon afzetten. Het probleem is echter: hoe angstiger je op je fiets, maar ook in je auto zit, hoe gevaarlijker het wordt. Met schrik, de slechtste emotie, ga je sowieso van de weg. Als je dan toch eens crasht, zoals ik in 2019, is het zaak om meteen erna weer achter het stuur te kruipen, om de eventuele angst weg te rijden.’

Grote belasting

Een van de meest onderschatte aspecten van autoracen is de fysieke en mentale belasting, vindt Tom Boonen. ‘Van een wielerklassieker, zelfs na Parijs-Roubaix, was ik vroeger na een dag hersteld. Maar na een 24 uur-wedstrijd moet ik twee, drie dagen bekomen. Nog meer kapot, ja, mede omdat je een nacht overslaat, zonder slaap. De mentale focus mag je ook niet onderschatten. Al een uur voor de race zonder ik me zelfs af, zonder muziek, om mijn geest op scherp te zetten. Zodat ik van bij de start kan knallen. In het wielrennen heb je veel meer tijd om erin te komen.

‘Fysiek staat je lichaam ook erg onder druk, door de G-krachten bij die hoge snelheden in de bochten. Aanvankelijk was mijn rennerslichaam, vooral mijn schouder- en nekspieren, veel te tenger om die goed op te vangen. Dus ben ik beginnen te fitnessen: drie à vijf keer per week een uur. Goed voor vijf kilo spieren extra op mijn bovenlichaam. Weliswaar ten koste van mijn beenspieren, die ik nu minder gebruik. Ik weeg zo nu 87 kg, voor een vetpercentage van zo’n tien procent. Ik eet gezond en ga ook tweemaal per week zo’n driekwartier lopen, alleen, ’s morgens vroeg. In een stevig tempo: op 10 km ben ik zo al eens net onder de 40 minuten gedoken. Veel minder zit ik nog op de fiets, te tijdrovend. En als ik fiets, is het puur als ontspanning.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content