Walter Pauli

Peter Sagan. Zoals Philippe Gilbert voorspelde

De parallel tussen de eerste rit van de Tour de France van 2011 en die van 2012 kon niet groter zijn.

Dit jaar, na een lange helling in Seraing, won de Slovaak Peter Sagan. Hij remonteerde in de laatste meters een zoveelste versnelling van Fabian Cancellara, en zette de (voorlopige) kroon op een seizoen waar hij al van het prille begin wint en blijft winnen: van de Ronde van Oman en Tirreno-Adriatico over de Driedaagse van De Panne tot de Ronde van Californië en die van Zwitserland, en tussendoor natuurlijk de nationale trui gepakt. En dan de eerste etappe van de Tour de France, een etappe die zo was uitgetekend dat de zuivere sprinters niet in aanmerking kwamen.

Vorig jaar, na de lange helling van Mont-des-Alouettes, won de Belg Philippe Gilbert. Hij remonteerde van de eerste meters de eerste versnelling van Fabian Cancellara, en zette de (voorlopige) kroon op een seizoen waarin hij al van het prille begin won en bleef winnen: van Tirreno-Adriatico over de Brabantse Pijl, de Amstel Gold Race, de Waalse Pijl, Luik-Bastenaken-Luik, en tussendoor natuurlijk de nationale trui gepakt. En dan de eerste etappe van de Tour de France, een etappe die zo was uitgetekend dat de zuivere sprinters niet in aanmerking kwamen.

Op de persconferenties na zijn ritzege op Mont des Alouettes vorig jaar was er één vraag aan Philippe Gilbert die steeds terugkwam: ben je echt onklopbaar. Het antwoord van Gilbert: ‘Neen’. En tegen de ongelovige pers liet hij toen altijd dezelfde naam vallen: ‘Peter Sagan’. We moesten oppassen met de jonge maar nog altijd beloftevolle renner van Liquigas. ‘Man, wat is die sterk. Allicht is hij mijn grote rivaal voor de toekomst.’ Een journalist trok met die uitleg naar Liquigas zelf. Daar lachte men de opmerking van Gilbert weg. “Sagan die Gilbert klopt”, grijnsde ploegleider Stefano Zanatta. “Sorry, ik geloof er niet in. Binnen een paar jaar misschien, als Sagan een stuk beter is geworden en Gilbert een stuk minder.”

Het is tot de aangename verbazing van Liquigas en tot de minder vreugdevolle verrassing van Gilbert dat die laatste zin van Zanatta twaalf maanden later al is uitgekomen. Peter Sagan is een stuk beter dan in 2011, en Philippe Gilbert blijft in mindere doen. Dat is al een heel seizoen zo, en in de Tour de France wis je dat niet zo maar uit. Vraag het Fabian Cancallara maar: die maakte in 2011 een jaar door van voortdurend ‘net niet’. Net niet snel genoeg in Milaan-Sanremo om Matthew Goss achter zich te houden. Net niet overweldigend genoeg in de Ronde van Vlaanderen om de slimme Nick Nuyens tijdig af te schudden. Net niet doortastend genoeg in Parijs-Roubaix om Johan Van Summeren nog in te halen. Net niet goed genoeg in de tijdritten tegen Tony Martin. En net niet scherp genoeg op Mont-des-Alouettes om Gilbert te verrassen, die hem vervolgens in een verschroeiende demarrage bijbeende en ter plaatse liet. Dit jaar haalt Cancellara stilaan zijn gram. Niemand kon de gele trui volgen. Ook thuisrijder Philippe Gilbert niet, die weerom op zijn adem trapte. Het verschil tussen excelleren waar men wil en gewoon meedoen in zo klein en zo groot. Groot: kijk maar naar het verschil in erelijst. Klein: Gilbert zàt natuurlijk erbij.

Hij fietste op de eerste rijen van de groep. Maar de echte toppers zaten een paar tientallen meters daarvoor. Fabian Cancellara, Peter Sagan, en de amechtig aanpikkende Edvald Boasson Hagen.

Peter Sagan was de sluwste (niet één keer nam hij één meter over), de snelste (Cancellara had geen verhaal in de sprint), de ijdelste (als een echte dandy reed hij, heel erg m’as-tu vu, over de streep), de slimste (hij bedankte zeer uitdrukkelijk al zijn ploegmaats en excuseerde zich in één adem bij Cancellara), en ook de jongste – Sagan is amper 22, Hagen ‘al’ 25. Dus de meest beloftevolle.

Het is trouwens niet iedereen gegeven, meteen de eerste rit winnen in je eerste Tour de France. Eddy Merckx deed het niet (hij werd in 1969 tweede in de proloog, vijfde in het eerste deel van de openingsrit, won met Faema het tweede deel van de eerste rit, een ploegentijdrit, en pakte toen ‘pas’ geel’). Lance Armstrong won wel tijdens zijn eerste Tour in 1993, maar niet de eerste rit, wel die naar Verdun). Af en toe is er een tijdrijder die niet wachtte tot de eerste gewone rit maar zelfs al de inleidende proloog won: de zeer beloftevolle Eric Vanderaerden slaagde in dat kunstje in 1983, en de wat vergeten David Zabriskie in 2005, die in de inleidende tijdrit naar Noirmoutier als debutant verrassend super-favorieten Lance Armstrong voor bleef. Maar dat was specialistenwerk.

Peter Sagan was de beste in een zware finale tegen de allerbeste renners van het peloton, die allemaal wilden winnen. Het werd een halve pelotonssprint waar de laatste kilometer uiteindelijk weinig ploegenspel bij kwam kwamen. Allemaal samen reden ze ieder voor zich. In de top-tien ondermeer ook nog Philippe Gilbert, Neerlands hoop Bouke Mollema, de Spaanse veteraan Alejandro Valverde, Giro-winnaar Ryder Hesjedahl, en tussen dat grote geweld door, de bescheiden maar steeds betere Dries Devenyns. Maar dat was dus een paar meter na Peter Sagan. De winnaar, de erfopvolger, de kroonprins, de lefgozer die beter was dan Philippe Gilbert in ‘zijn’ Ardennen, ‘zijn Luiks achterland. Al heeft Gilbert nog een hele Tour, min één etappe, om zijn troon te heroveren.

Walter Pauli

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content