10 jaar Qatar bij PSG: waar blijft de eerste Champions League?

© BELGAIMAGE

Tien jaar na de overname door Qatar Sports Investment staat er nog geen Champions League in de prijzenkast van PSG.

De potjes koken over na de tweede goal van Riyad Mahrez. Nadat oud-strijder Ángel Di María rood krijgt na een vileine natrap, solliciteren in de 21 resterende minuten drie andere Parijzenaars naar een vroegtijdige douche. Na elke fout omsingelt het team de scheidsrechter. De uitschakeling van Paris Saint-Germain is dan al een feit. Nota bene tegen Manchester City, niet alleen op het veld maar ook geopolitiek de vijand. Alweer geen Champions League voor Parijs.

Het is verre van de eerste keer dat de lontjes kort zijn. Eerder in het seizoen gaat het licht uit tegen Lille OSC, dat uiteindelijk met de titel in de Ligue 1 gaat lopen. Wanneer het voor PSG niet loopt zoals gepland, weten de spelers met hun frustratie amper blijf. Als verwende kinderen die in de speelgoedwinkel niet het gewenste Legodoosje krijgen en dan maar in het rond schoppen. Tien jaar na de overname lijkt PSG nog altijd een bouwwerf.

Specialist in falen

In november 2010 lunchen UEFA-voorzitter Michel Platini, Frans president Nicolas Sarkozy, fervent fan van PSG, en de Qatarese kroonprins Tamim bin Hamad al-Thani samen in het Élysée. Een week later stemt Platini, die eerder een voorkeur voor de Verenigde Staten uitsprak, voor Qatar als organisator van het WK 2022. Al ontkent hij dat de lunch daarop invloed had. Nog een halfjaar later, op 31 mei 2011, verwerft Qatar Sports Investments 70 procent van PSG. Een slapende reus met een schuldenberg zo hoog als de Eiffeltoren. Drie jaar eerder handhaafde het zich pas op de laatste speeldag in Ligue 1.

Eigenlijk is er op tien jaar weinig veranderd. Ondanks een weelde aan talent staat er zelden een team op het veld.

Nasser al-Khelaïfi, vriend van al-Thani sinds de twee samen tennisten in de nationale ploeg, wordt voorzitter van PSG 2.0. Als baas van Qatarese sportzender beIN Sports legt hij dikke duiten neer voor de tv-rechten van de Ligue 1. Tot grote opluchting van een Frans voetbal op zwart zaad. Qatar koopt zo niet enkel een voetbalploeg, maar tevens een propagandamachine die de belabberde reputatie van het land moet opkrikken. Soft power, zo heet dat. Al-Khelaïfi toetert dat hij met PSG ‘binnen vijf jaar’ Europa wil domineren. En dat mag gerust wat (gas)geld kosten.

Een sportieve ramp is het decennium van PSG als nouveaux riches niet. Slechts drie keer gaat de titel niet naar Parijs. In 2012 wint het Montpellier van Olivier Giroud, in 2017 walst Monaco onder leiding van Kylian Mbappé en Falcao de tegenstand plat en dit seizoen beslecht Jonathan David het pleit voor Lille. De andere zeven keer zegeviert PSG. Niet slecht voor een ploeg die voordien twee titels behaalde, waarvan de laatste dateerde van 1994. Vaak is het kampioenschap tegen de winter al beslist. PSG graait ook het leeuwendeel van de bekers mee, de rest overleeft op kruimels.

Nasser al-Khelaïfi: voorzitter met veel geld. Heel veel geld.
Nasser al-Khelaïfi: voorzitter met veel geld. Heel veel geld.© BELGAIMAGE

Europees blijft PSG evenwel sukkelen. Meestal vliegen de Parijzenaars in de achtste of kwartfinale uit de Champions League, vaak op pijnlijke wijze. Imploderen doet PSG in stijl. Denk aan de fameuze remontada, Barcelona dat drie goals scoort in zeven minuten en 17 seconden. Denk aan Manchester United, dat PSG uitschakelt met een veredelde B-ploeg waarin zelfs Club Brugge-flop Tahith Chong een plaats heeft. Het wijst op mentale broosheid. ‘Een specialist in falen’, zo brandmerkt L’Équipe de Parijse topploeg. Pas de laatste twee jaar lijkt PSG die vloek te overwinnen.

‘Toch kan je de komst van Qatar geen sportief falen noemen’, meent Emmanuel Barranguet, journalist bij persagentschap AFP. ‘Het is een open deur, maar het is nu eenmaal moeilijk om de Champions League te winnen.’ Vraag dat maar aan Juventus. Ook het Chelsea van Roman Abramovitsj won pas na negen jaar en Manchester City, royaal gesponsord door oliegeld uit de Verenigde Arabische Emiraten, haalde pas na dertien jaar de finale.

Neymar of een linksback

Na de eerste match onder het Arabische leiderschap, een verlies tegen Lorient, schrijft voetbalblad So Foot: ‘De Qatari waren zo gefocust op een grote transfer dat ze vergaten om fatsoenlijke verdedigers te kopen.’ Andere kranten hebben het over een gebrek aan cohesie en leiderschap. Eigenlijk is er op tien jaar weinig veranderd. Ondanks een weelde aan (vaak aanvallend) talent staat er zelden een team op het veld. ‘Ook nu nog’, beaamt Abdellah Boulma, journalist bij FIFA.com en fan van PSG. ‘Naast de twee sterren, Neymar en Mbappé, bestaat het team uit matige spelers die het niveau van PSG niet halen: Paredes, Danilo Pereira, Kurzawa, Dagba, Florenzi. Er is geen spelidentiteit, geen collectief.’

Hoe kan dat, ondanks eindeloos diepe zakken? Omdat er bij elke transfer – en zeker de meest prestigieuze – meer speelt dan voetbal alleen. Ergens is dat logisch: wie z’n imago wil oppoetsen, doet soms transfers die vooral bedoeld zijn om het merk te verbeteren. En dus minder om voetballende redenen. Wanneer PSG een versleten David Beckham binnenhaalt, hoopt Qatar dat een morzel van zijn glamour afstraalt op het land. ‘Beckham overstijgt de sport. Hij is een ambassadeur, een merk, een voorbeeld voor anderen’, zegt Nasser al-Khelaïfi in L’Équipe. Waarna hij er snel aan toevoegt dat Beckham ‘ook nog een goede voetballer is.’

Ook Neymar (hier in duel met Riyad Mahrez) kon PSG niet voorbij Manchester City loodsen.
Ook Neymar (hier in duel met Riyad Mahrez) kon PSG niet voorbij Manchester City loodsen.© BELGAIMAGE

Resultaat: weinig gebalanceerde kernen. Carlo Ancelotti beschikt over zes centrale verdedigers, maar slechts twee spitsen. En wanneer Zlatan Ibrahimovic zich tot Zonnekoning van Parijs kroont, vertraagt hij vaak het team. Zelfs in de zomer waarin PSG Neymar en Mbappé aantrekt, heeft de club eigenlijk meer nood aan een doelman, een verdedigende middenvelder en een linksback.

Dat is het grote verschil met Manchester City, dat ook vuistenvol cash uitgeeft maar dat met vakmanschap en een idee lijkt te doen. Die vergelijking is een nachtmerrie voor Qatar, dat op gespannen voet leeft met de Emiraten. Al-Khelaïfi noemt de uitschakeling tegen City in 2016 niet voor niets ‘het dieptepunt’. In de Franse competitie maskeert brute aanvallende klasse het gebrek aan samenhang. Zelfs in de Champions League kunnen de puzzelstukjes weleens allemaal juist vallen, zoals vorig seizoen. Maar succes op het hoogste niveau boogt dan wel eerder op toeval dan op een doordacht plan.

Niet dat het rijtje toptrainers het niet geprobeerd heeft. Unai Emery, gekozen omwille van zijn Europese successen met Sevilla, opteert een tijdlang voor meritocratie boven namen. Door Thomas Meunier te verkiezen boven Serge Aurier en door David Luiz te verkopen. Maar finaal krijgt hij geen grip op de kleedkamer en stelt hij in de 6-1 tegen Barcelona Thiago Silva op. En niet Presnel Kimpembe, die heen mee de nul afdwong.

Ook Thomas Tuchel bijt zijn tanden stuk op een job die ‘meer aanvoelt als die van een politicus dan van een voetbaltrainer.’ PSG weifelt tussen de twee schijnbaar tegengestelde richtingen die het voetbal uitschiet: elitespelers met wereldwijde aantrekking verzamelen, om zo de marketingmachine te voeden, en een harmonieus team vormen. In dat universum moet een manager kunnen jongleren, terwijl Tuchel simpelweg trofeeën wilde winnen.

Weg uit Frankrijk

Sportief vallen er nog stappen te zetten. Maar hoe zit het met dat andere doel, het imago van Qatar verbeteren? In de aanloop naar het WK lijkt de publieke opinie niet onder de indruk van de façade die het stuitend gebrek aan mensenrechten in de woestijnstaat van het zicht moet onttrekken. Al wordt de link met PSG in die context zelden gelegd. Eigenlijk moeten we dat als sportjournalisten bij elke match van PSG doen, zoals een gezondheidswaarschuwing op een pakje sigaretten. Niet dat het de enige club is met een klad boter op het hoofd. Bayern München, de ‘goeie’ finalist van vorig jaar, traint al jaren in Qatar. Zelfs FC Barcelona, més que un club, speelde met Qatar Foundation op de borst.

‘Vergis je niet: de missie van Qatar in PSG is meer dan geslaagd’, zegt Boulma. ‘Ze bouwden een internationaal merk uit, dat economisch en commercieel op toerental draait. Al-Khelaïfi heeft gigantisch veel invloed verworven.’ De Qatarese voorzitter van PSG is volgens Boulma de grote winnaar van het Super Leaguefiasco: hij volgt Juventusvoorzitter Andrea Agnelli op als voorzitter van de European Club Association en schurkt zich aan tegen Aleksander Ceferin (UEFA) en Gianni Infantino (FIFA). ‘Qatar, dat kleine landje, is overal ter wereld gekend. Op het vlak van soft power is de overname van PSG een klinkend succes.’

Boulma meent dat de Qatari nu hoger mikken. ‘In hun ogen hebben ze veel gedaan voor het Franse voetbal. Ze betalen bijvoorbeeld meer belastingen dan alle andere clubs samen. En toch krijgen de Qatarese eigenaars kritiek, terwijl de Amerikanen in Marseille en Lyon of de Chinezen in Nice zich zelden moeten verantwoorden. Daarom vermoed ik dat Qatar aast op een topploeg uit de Premier League, waar het minder problemen denkt te hebben. Het zal pas voor na het WK zijn, maar eeuwig blijft Qatar niet in de kleine Ligue 1. ‘

ZIJDELINGS: De Qatarese kerfstok

Ooit was Qatar een armzalig woestijnstaatje. Doha een vissersdorp, een verzameling krotten zonder elektriciteit. Vrouwen wandelden enkele kilometers om water te halen in kruiken van dierenhuid, mannen verdienden een loontje als visser. De vader van Nasser al-Khelaïfi was een parelduiker. Alles veranderde toen Qatar het gigantische gasveld voor de kust ging exploiteren. In geen tijd verwierf het land het grootste BBP per hoofd van de bevolking.

Gaandeweg investeert Qatar meer in andere sectoren in het buitenland. Dat doet het om de economie te diversifiëren en om westerse bondgenoten te zoeken. In het Midden-Oosten staat Qatar namelijk alleen. Naar het westen presenteert het land zich als een noodzaak voor stabiliteit in een explosieve regio. Ook al omdat de kans op een Arabische lente er miniem is: wie stinkend rijk is, trekt niet snel de straat op met banieren.

Niettemin blijft Qatar een autocratische islamstaat, waar rechten van vrouwen en homo’s weinig waard zijn. Dat imago poogt het op te poetsen met ’s werelds bijzaak nummer één: voetbal. De organisatie van het WK moet in die context gezien worden. Qatar trekt gastarbeiders uit Nepal, Bangladesh en India aan om de infrastructuur van het land uit te bouwen. Die worden vaak niet, te laat of te weinig betaald, leven in miserabele omstandigheden en sterven bij bosjes. ‘Voor spelers en fans is een WK-stadion een plaats van dromen’, klinkt het bij Amnesty International. ‘Voor sommige arbeiders is het een levende nachtmerrie.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content