Sommigen willen met het Vlaams Blok regeren, anderen eisen dat de partijtop wordt vervangen, en zo goed als iedereen vraagt een nieuwe beginselverklaring. Over één ding zijn haast alle Vlaamse liberalen het eens: zo kan het niet verder met de VLD.

‘Iederéén heeft kritiek. Maar de meesten durven hun mond niet open te doen uit angst hun job te verliezen’, zeggen liberalen die anoniem willen blijven uit angst hun job te verliezen. De toorn van de liberale partijtop is ondertussen legendarisch, en het is voor iedereen duidelijk dat de VLD voor een sleutelmoment staat. Zin in openlijk gebakkelei hebben ze dan ook niet meer. Het afgelopen jaar hebben de Vlaamse liberalen al afdoend bewezen dat ze uitblinken in zelfverminking. Eerst was er de herhaalde, compromisloze kritiek van stokebrand Hugo Coveliers, toen het gecontesteerde vertrek van Vlaams minister-president Patrick Dewael naar de federale regering, en een paar maanden later het getouwtrek over het migrantenstemrecht dat eindigde met de tijdelijke arbeidsongeschiktheid van partijvoorzitter Karel De Gucht. Al die incidenten in acht genomen viel de verkiezingsuitslag van 13 juni nog mee. De 19,79 procent was in elk geval meer dan de vernietigende 12,7 procent die interne peilingen hadden voorspeld. Vandaar dat sommige liberalen opgelucht ademhaalden, en dat de liberale drievuldigheid Karel De Gucht, Guy Verhofstadt en Patrick Dewael niet geneigd was lang over de nederlaag na te tafelen. En avant, leken ze te denken.

Business as usual dus. Of toch niet? Voor Vlaams minister-president Bart Somers ging dat alvast een beetje te snel. Daarom riep hij zijn partij twee weken na de verkiezingen in De Standaard op om zich radicaal te vernieuwen: de VLD moest weer Vlaamser, liberaler en democratischer worden. De huidige partijleiding mag van hem wel nog even blijven zitten, op voorwaarde dat ze haar macht met de volgende generatie deelt. Met Somers zelf dus, en met Vincent Van Quickenborne en Sven Gatz, die datzelfde weekend ’toevallig’ interviews van dezelfde strekking gaven.

Een ongekende gotspe. De zogenaamde ‘klassieke’ liberalen vielen om van verbouwereerdheid. ‘Verwende apen’, fulmineert een vooraanstaand kamerlid. ‘Hoe kunnen een minister-president en een federaal staatssecretaris in alle ernst beweren dat ze aan de macht willen komen? De mandaten zijn hen zomaar komen aanvliegen, en waar blijven hun electorale tegenprestaties? De Antwerpse burgemeester behaalt dubbel zoveel stemmen als onze aftredende minister-president. Somers wil de partijtop verbreden? Hij zit er verdorie zelf in. In andere partijen is er één grote baas, en bij ons minstens drie. Daarom is het hier ook zo’n kippenhok.’

Omdat Somers, Gatz en Van Quickenborne alledrie ook nog eens gewezen VU’ers zijn, beginnen achterdochtige stamboomliberalen zich af te vragen welk Trojaans paard de partijleiding heeft binnengehaald. Vooral sinds de ‘PVV-score’ van 13 juni groeit de twijfel over de verruimingsoperatie van de laatste jaren.

Het Blok in het bad

Ondanks de scherpe kritiek op de boodschapper, valt op dat niemand Somers’ kritiek echt weerlegt. Zijn analyse kon in het partijbestuur zelfs op redelijk wat bijval rekenen, zowel bij generatiegenoten als Patricia Ceysens, als bij de oudere flandrien André Denys. Velen hebben er dan ook respect voor dat Somers de directe confrontatie met Verhofstadt en De Gucht heeft aangedurfd. Ook Jean-Marie Dedecker is het met hem eens: ‘De VLD regeert nu al jaren meer op basis van de opiniepeilingen dan van de verkiezingsuitslagen en haar partijprogramma. Onze partij moet weer liberaler worden. We hebben dringend behoefte aan een nieuwe beginselverklaring.’

Met die verzuchting staat enfant terrible Dedecker niet alleen. Ook de Gentse schepen van Cultuur en lid van het partijbureau Sas van Rouveroij vindt een inhoudelijke herprogrammering noodzakelijk. ‘Dankzij de Burgermanifesten hebben we vijf jaar lang twee regeringen geleid’, zegt hij. ‘Maar ondertussen is ons politieke project vervaagd, onder meer door de instroom van een heleboel nieuwkomers. Het is dus de hoogste tijd dat we ons liberale gedachtegoed opnieuw definiëren.’ Voor de liberale ministers is dat zelfs een acuut probleem. ‘We weten niet meer waar we voor staan’, zegt een excellentie. ‘Niemand weet nog welke lijn te volgen en dus rennen we alle richtingen uit. Wie het waagt naar eigen goeddunken een liberaal beleid uit te tekenen, wordt vroeg of laat bij de partijleiding op het matje geroepen.’

Zo goed als alle liberalen willen dus een nieuwe beginselverklaring, maar ze zijn het allerminst eens over hoe die er moet uitzien. Een stap naar links is geen optie en in het centrum is het wel heel druk geworden met de versterkte CD&V. Het pleidooi voor een uitgesproken rechtse koers is na 13 juni dan ook alleen maar luider geworden. Jean-Marie Dedecker wil zelfs dat zijn partij met het Vlaams Blok in een coalitie stapt. ’75 procent van de Vlamingen heeft rechts gestemd’, zegt hij. ‘Als democraat zie ik dan ook maar één mogelijkheid: een centrumrechtse regering. VLD én CD&V moeten het Blok in het bad trekken.’ Hij is zeker niet de enige VLD’er die er zo over denkt, maar voorlopig heeft niemand anders zin om daarvoor uit te komen. De échte test voor de liberale houding tegenover het Blok komt er met de gemeenteraadsverkiezingen van 2006. De partijleiding is immers lang niet zeker dat ze de liberale burgemeesters dan allemaal ‘in de hand zal kunnen houden’.

Veel alternatieven zijn er in elk geval niet. Zoals een liberaal toppoliticus het uitdrukt: ‘De VLD is de volgende jaren gedoemd om te blijven krimpen. Naar links zijn we al zover opgeschoven als onze achterban kan verdragen en ook rechts van ons zijn er weinig mogelijkheden. Economisch zijn we al rechts en op ethisch vlak wordt het terrein door het Vlaams Blok en CD&V bezet. Bovendien ligt ethisch conservatisme ons niet.’

Hoog Vandenbroucke- gehalte

Een nieuwe, algemeen aanvaarde beginselverklaring zal niet volstaan om de VLD weer de wind in de zeilen te geven. Niet alleen leeft er onderhuids heel wat ongenoegen, de liberale hoofdrolspelers hebben het ook steeds moeilijker ‘om op elkaars gezicht te kijken’. Parlementsleden rebelleren tegen de partijtop, staatssecretarissen en ministers gaan in de clinch met de premier en aan de top van de partij is het ook allesbehalve peis en vree. De zogenaamde trojka functioneert namelijk niet – dat heeft ze eigenlijk nooit gedaan – eenvoudigweg omdat het niet klikt tussen De Gucht aan de ene, en Dewael en Verhofstadt aan de andere kant. Sinds het liberale koningsdrama is daar geen verandering in gekomen. Integendeel. Een paar weken geleden vielen er weer eens harde woorden tussen De Gucht en Dewael. Volgens getuigen was er niet eens een aanleiding voor het conflict en worden de verwijten ruzie na ruzie persoonlijker.

Het is voorlopig niet de positie van Verhofstadt noch die van zijn luitenant Dewael die binnen de partij ter discussie staat, wel die van partijvoorzitter De Gucht. De manier waarop hij zijn eigen overtuiging hardnekkig doordreef in het dossier van het migrantenstemrecht, kenmerkt voor veel liberalen de stijl van zijn voorzitterschap. ‘Karel heeft een hoog Frank Vandenbroucke-gehalte’, zegt een VLD’er. ‘Even stug, even onbuigzaam, even superieur intelligent. En net als Vandenbroucke is hij zich daar heel goed van bewust.’ Volgens Van Rouveroij zou De Gucht perfect tot zijn recht komen in een uitvoerend mandaat. ‘Karel zou een schitterend minister of Europees commissaris zijn. Maar een coach is hij niet’, zegt hij. Bart Somers wel. Alleen heeft die zijn kansen om partijvoorzitter te worden door zijn openhartigheid verknald, of op z’n minst danig geschonden. De oorspronkelijke overtuiging van veel partijgenoten dat Somers dé man voor de baan is, smelt geleidelijk weg. Al valt bij de VLD nooit iets helemaal uit te sluiten.

En wat dan met De Gucht? Die vraag houdt de hele VLD in de ban. Het is weinig waarschijnlijk dat de PS De Gucht de functie van Europees commissaris zal gunnen. Ideaal zou dus zijn dat Karel De Gucht, doorgaans een uitstekend onderhandelaar, de liberale nummer één van de nieuwe Vlaamse regering zou worden. Alleen hij wordt namelijk in staat geacht voldoende weerwerk te kunnen geven tegen politieke zwaargewichten als Frank Vandenbroucke (SP.A) en Yves Leterme (CD&V). Of wordt het toch opnieuw het partijvoorzitterschap?

Naar Toscane

Guy Verhofstadt mag dan steviger in het zadel zitten – ‘hij is de vader van ons allemaal’ of ‘hij is de leider van alles’ – maar zijn partijgenoten ergeren zich steeds meer aan zijn gebrek aan realiteitszin, zijn overdreven optimisme en zijn ‘voluntarisme’, dat steeds vaker synoniem is voor niet ingeloste beloftes. ‘Zo is Guy nu eenmaal’, zeggen ze dan vergoelijkend. ‘Hij is een visionair.’ Toch groeit met de dag het besef dat hij op die manier niet alleen zichzelf maar de hele partij in diskrediet brengt. Zelfs de federale VLD-ministers worden stilaan moedeloos van zijn onstuitbare reeks grootse plannen en het karige aantal verwezenlijkingen dat daartegenover staat. ‘Waar ligt de grens tussen de dingen in een positief daglicht stellen en de waarheid geweld aandoen?’ zegt iemand. Bovendien hebben sommigen het er heel moeilijk mee dat de premier hen amper ademruimte geeft om zélf een stempel op hun beleid te drukken.

Ook de rest van de partij bidt dat Verhofstadt zijn voluntarisme voor één keer een poos in bedwang kan houden. ‘Hij moet dringend naar Toscane om tot rust te komen’ zegt een intimus, die hoopt dat de premier de komende maanden een geduldige, bescheiden houding zal aannemen. Maar voor wie de premier de jongste tijd tijdens het wekelijkse fractieoverleg bezig zag, lijkt dat ijdele hoop. Vooral omdat Verhofstadt het gevoel heeft constant door PS-voorzitter Elio Di Rupo belaagd te worden.

Er zou een belangrijke taak weggelegd zijn voor vice-premier Dewael: Verhofstadt met beide voeten op de grond houden. Want de kansen van de VLD hangen af van de mate waarin de partij zich gedeisd houdt en de premier aanvaardt dat het politieke initiatief bij de deelstaten ligt. Laat Yves Leterme als Vlaams minister-president zijn harde communautaire eisenpakket maar face à face met zijn Waalse ambtsgenoot bespreken, luidt de liberale redenering. Al is het lang niet zeker dat het kartel van CD&V met de N-VA die onderhandelingen overleeft. En mocht Leterme toch succesvol blijken, dan zal de federale regering als een goed notaris de overeenkomst tussen de regio’s bekrachtigen. Bovendien hebben de regeringspartijen aan beide kanten van de taalgrens samen een tweederde meerderheid in de federale Kamer. Dat betekent dat ze de MR, en dus het FDF, niet meer nodig hebben.

Als er straks een regeerakkoord is, moet de VLD dus op inhoudelijke retraite. Of alle liberalen daar met constructieve bedoelingen aan zullen beginnen, hangt af van de strategische verdeling van de postjes in de komende weken. Naar goede gewoonte heeft de partijtop alle te verdelen mandaten minstens een keer of drie beloofd. Om kritiek of geklaag over slechte lijstplaatsen te smoren of om een partijsoldaat op voorhand te bedanken voor bewezen trouw. Het gouverneurschap van de provincie Oost-Vlaanderen, dat in december moet worden ingevuld, is bijvoorbeeld al tussen pot en pint toegezegd aan André Denys, Sas van Rouveroij, Geert Versnick, Paul Wille en zelfs aan Brice De Ruyver. Als Denys het niet wordt, kan hij altijd nog parlementsvoorzitter worden. Tenminste, als die job niet naar Marleen Vanderpoorten gaat als troost omdat ze niet meer in de regering mag. En dat terwijl het helemaal niet zeker is dat de Oost-Vlaamse gouverneur of de parlementsvoorzitter een liberaal wordt. Een opsomming geven van alle VLD’ers die ervan overtuigd zijn dat ze minister worden, is al helemaal onbegonnen werk. Met andere woorden: hoe correct en efficiënt de invulling van al die functies straks ook gebeurt, de helft van de partij zal zwaar teleurgesteld zijn in de partijtop.

Het verdelen van mandaten is al geen sinecure, zeker niet na een verkiezingsnederlaag. Het is dan ook geen verrassing dat ze in de Melsensstraat druk met de weegschaal in de weer zijn. Iedereen lijkt vergeten dat het in de nieuwe regeerperiode niet meer rond postjes mocht draaien. ‘Amper heeft de kiezer ons afgestraft omdat we onze Vlaamse ministers hebben vervangen, of ze bereiden alweer een nieuwe stoelendans voor’, zegt een parlementslid. ‘Ze zullen het nooit leren.’

Door Ann Peuteman en Han Renard

‘De VLD regeert nu al jaren meer op basis van de opiniepeilingen dan van de verkiezingsuitslagen en haar partijprogramma.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content