In een soepele, clevere stijl zet de Nederlandse debutant Hans den Hartog Jager de hedendaagse conceptuele kunstscène aardig te kijk. Het hoofdpersonage uit diens roman, een kunstgalerist, wordt het banale slachtoffer van zijn eigen dweperij met het grote niets.

Hans den Hartog Jager, ‘Zelf God worden’, De Bezige Bij, Amsterdam, 365 blz., euro 22,50.

Is dat kunst? Of het nu om de kakmachine van Wim Delvoye gaat of het urinoir van Marcel Duchamp: in moderne plastische kunst is het vaak de idee die het wint van de uitvoering. Goed gevonden, leuk ideetje, je moet er maar opkomen! En dan ontbranden er steevast discussies tussen de voor- en tegenstanders van deze zogenaamde ideeënkunst. Een idee of een concept alleen is nog geen kunst, aldus de critici. Maar een goed gemaakt figuratief kunstwerk is toch reeds lang achterhaald, scanderen vervolgens de voorstanders van het zwarte vierkant van Kasimir Malevitsj. Hans den Hartog Jager (°1968) is als kunstrecensent van NRC Handelsblad al te vertrouwd met de aporieën van het moderne kunstwerk. Hij zette zijn ideeën over de patstelling in de moderne kunstbeschouwing neer in een sprankelende vertelling over een galeriehouder die zich op sleeptouw laat nemen door een grote naam uit het wereldje van de conceptuelen en er uiteindelijk zwaar wordt door gerold.

Zelf God worden heet dit relaas over een dandy die toevallig in het kunstwereldje terechtkomt. Tijdens een bezoek aan het Brusselse Museum voor Schone Kunsten heeft hij een aha-erlebnis bij het kijken naar De val van Icarus van Pieter Bruegel. De verdwijning van Icarus in de zee wordt er nog minimalistisch voorgesteld door het in beeld brengen van diens spartelende benen. In moderne doeken of installaties zijn dergelijke realistische verwijzingen helemaal opgelost in het zwarte gat van de betekenisloosheid. Thomas Locher -‘Loch’ betekent ‘gat’ in het Duits en verwijst dus naar dat zwarte gat – houdt niet van kunstgeschiedenis op zich, maar is wel gefascineerd door de glamour van het kunstwereldje. Hij mag beginnen als hulpje bij een galeriehoudster als hij maar de juiste schoenen draagt en een jonge look uitstraalt. Kwestie van de juiste vrouwelijke clientèle aan te trekken. Thomas koopt zich niet alleen stinkend dure schoenen (Prada), maar meteen ook een Dries van Noten-pak. Hij valt in de smaak en zijn carrière kan beginnen.

Na een tijdje begint hij een eigen kunsthandel die draait om het totale niets of de afwezigheid van elke mogelijke zingeving. Zijn eerste vernissage Black Hole is een schot in de roos en brengt Locher in contact met een zekere Lucas Thorvaldsen. Deze kunstenaar verdiende vroeger grof geld met shockerende, lugubere kunstfoto’s waarop hij vips die nog leefden een gruwelijke dood liet sterven. Zo was er een portret van Salman Rushdie die in Amsterdam onder een tram terechtkwam. Een andere foto toonde de zieltogende Engelse prinses Anne met de dolk van een jaloerse minnaar in haar rug. Thorvaldsen is na een tijdje zijn morbide spelletjes beu en aast op de ultieme stunt. Locher pakte ooit in zijn galerie uit met een kunstwerk waarop slechts een naamplaatje te zien was met de geboortedatum van de artiest die verdwenen was op zoek naar het definitieve wonder. Bas Jan Ader besloot in 1975 op zijn drieëndertigste een lange zeereis te maken. Maanden later dobberde zijn bootje voor de Ierse kust, maar Ader zelf werd nooit meer teruggevonden. Thorvaldsen wil deze verdwijntruc overdoen tijdens een trektocht naar het mekka van de moderne kunst. Hij haalt Locher ertoe over hem te vergezellen op een bedevaart naar de Mont Sainte-Victoire. Deze berg werd door Cézanne in het begin van de twintigste eeuw talloze keren al schilderend omcirkeld op zoek naar de essentie van het berglandschap in de buurt van Aix-en-Provence.

PIEKERVARING

Het grootste deel van de roman speelt zich af in het decor van Aix-en-Provence. Locher moet aan de hand van de vingerwijzingen van Thorvaldsen diens expeditie naar het hart van de moderne kunst invullen. Den Hartog Jager laat de lezer daarbij terloops kennismaken met de logica van de evolutie in de hedendaagse beeldende kunst. Cézanne en zijn volgelingen waren op zoek naar de unieke, ‘ongemanipuleerde’ ervaring van het sublieme moment: ‘het oprekken van het hoogtepunt’. Cezanne had iets met de Mont Sainte-Victoire en probeerde in zijn schilderijen over de berg daarmee in het reine te komen. Zo koestert iedereen een piekervaring waar zijn verdere leven op teert. Bij Locher was dat het ogenblik waarop hij de spartelende benen van een verdrinkende Icarus aanschouwde. Misschien dat Thorvaldsen Locher opnieuw bij een dergelijke climax in zijn leven brengt. Dat de kassa achteraf rinkelt, is dan mooi meegenomen.

Vooraleer ze de Mont Sainte-Victoire beklimmen, troont Thorvaldsen Locher mee naar een kasteeltje in het naburige Vauvenargues waar Pablo Picasso incognito begraven ligt. ’s Nachts breken ze binnen in het landgoed en fotografeert Locher Thorvaldsen bij het graf van de meester. Daarna kan op hemelvaartsdag de tocht naar de berg beginnen. Verwacht Thorvaldsen dat Locher hem van de berg duwt om de verdwijning perfect te maken? Thorvaldsen lost op in het grote niets. Zoveel is zeker. Maar de ontknoping is allesbehalve kunstzinnig. Terwijl Locher in het politiebureau wordt ondervraagd, wrijft de artistieke oplichter Thorvaldsen zich allicht in de handen. Tijdens de inbraak in het kasteel van Picasso is er namelijk meer gebeurd dan de fotografische nocturne op het eerste gezicht deed vermoeden.

Den Hartog Jager schreef niet alleen een speelse ontmaskering van het huidi- ge nihilistische kunst- bedrijf waarbij sterke praatjes de fletse plaatjes over het grote niets geloofwaardig moeten maken. Hij maakte ook een indringend portret van een snob die zich laaft aan de blikken van mensen die hem bewonderend observeren als hij voorbij terrasjes flaneert. Kwestie van de eigen leegte op te vullen, naar analogie met hetgeen moderne kunstenaars doen. Voortdurend spiegelt hij zich in de glans van zijn schoenen, in de schilderwerken die hij bekijkt en in de conversaties die hij met andere ‘zinzoekers’ heeft. Want dat is hij wel degelijk en dat maakt Locher zo sympathiek voor een lezer die immers ook al lezend op zoek is naar zingeving.

Mooi is de scène waarin Locher een gesprek heeft met een Kierkegaard lezende conciërge. Zoiets klinkt op het eerste gezicht hoogdravend, maar Den Hartog Jager heeft een fijnzinnige verteltoets die nergens chargeert of epateert. De conciërge heeft het over een moment waarop zijn leven kantelde. Tijdens het duiken ging hij te diep, raakte bewusteloos en begon te hallucineren. Sindsdien heeft hij het gehad. Voortaan observeert hij anderen en vraagt hij zich bij het binnenkomen van weer een nieuwe hotelgast af of deze tot de ‘verlangers’ of de verdoemden behoort: ‘Je hebt de mensen die denken dat het feest nog moet komen, en degenen die het al achter de rug hebben of het verlangen ernaar hebben opgegeven.’ Locher meent dat hij tot de eerste soort behoort. Maar gaandeweg besluipt hem de twijfel. De lezer denkt er ondertussen het zijne van, ook al is het lang niet zeker hoe verdoemd Locher dan wel is.

De klasse van Den Hartog Jagers debuut staat wel buiten kijf. Zijn galant, clever proza brengt hem in één sprong in het gezelschap van andere spirituele auteurs, zoals Marcel Möring, Robert Anker, Allard Schröder, Herman Stevens en H.M. Van den Brink. Hopelijk begint Den Hartog Jager nu niet te denken dat het beste voor hem daarmee al achter de rug ligt.

Frank Hellemans

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content