Een ogenschijnlijk vrij onschuldig telefoontje van een lezer van Gramophone, een bekend magazine voor klassieke muziek, liet half februari een schokgolf door de muziekwereld gaan waarvan melomanen nog niet bekomen zijn. Een onwaarschijnlijk verhaal met verregaande consequenties.

Peter Vandeweerdt

Joyce Hatto was een pianiste die tot de jaren 1970 geregeld op podia te zien was, tot ze ernstig ziek werd. Optreden zat er daarna niet meer in, maar met de hulp van haar echtgenoot, producer William Barrington-Cope, bleef ze wel studio-opnamen van merkwaardig hoge kwaliteit produceren. Hatto werd een voorbeeld van een muzikante die voor haar muziek bleef vechten tegen rampspoed in. Toen ze vorig jaar overleed, had ze circa 100 cd’s op haar naam staan.

De lezer van Gramophone merkte op dat er wel sterke gelijkenissen waren tussen een Lisztopname van Hatto en een opname van hetzelfde werk door de Hongaarse pianist Laszlo Simon. Jed Distler van Gramophone stopte een fragment van de Hatto-opname in Gracenote, het muziekherkenningsprogramma van iTunes, en kreeg als titel de cd van Simon terug. Daarop liet hij technicus Andrew Rose beide opnamen vergelijken. Die zag dat de patronen van de geluidsgolven identiek waren – een bijna even onomstotelijk bewijs als een vingerafdruk.

Een onvergeeflijke, maar ongelukkige fout van de studio? De ontdekking van een ingrijpender wijziging bewees dat er opzettelijke vervalsing in het spel was. Er werd een Hatto-opname gevonden die erg veel op die van een andere pianist leek, maar wel een tikje sneller gespeeld. Ze bleek digitaal versneld te zijn. Toen ze op dezelfde snelheid waren teruggebracht, bleken de geluidsgolven van beide opnamen alweer exact overeen te komen.

Gramophone zette het verhaal op zijn website, wat een golf van reacties uitlokte. Het ene fraudegeval na het andere werd ontdekt. Barrington-Cope bekende uiteindelijk dat hij inderdaad ingegrepen had in bepaalde opnamen, maar dat zijn echtgenote er niets van wist. Wat bijna alleen kan kloppen als ze geen enkele opname van zichzelf achteraf beluisterde. Mogelijk, maar onwaarschijnlijk.

Hoe verregaand de consequenties van deze feiten zijn, bewijst een bespreking van een criticus die onlangs Hatto’s versie van de Mozartsonates vergeleek met die van Ingrid Haebler. Hij vond die van Hatto beter. En jawel, achteraf bleken ze eveneens identiek, behalve dat Barrington-Cope de opname zo had bewerkt dat ze minder helder leek dan het origineel en veeleer mysterieus-afstandelijk aanvoelde.

Dit bewijst dat de manier van opnemen en bewerken een ontzettend grote rol kan spelen in de manier waarop een cd wordt geapprecieerd door de kritiek en het grote publiek. Samen met de fraude een reuzengrote waarschuwing voor de vervaging tussen muzikale en technologische kwaliteiten.

Dat er bij het maken van opnamen technologie te pas komt, is bijna onvermijdelijk. Maar sommige van de digitale ingrepen die vandaag mogelijk zijn, tot correcties van de toonhoogte toe, kunnen tot een zodanig opgeschoond eindresultaat leiden dat het nog maar weinig met het origineel te maken heeft.

Deze evolutie loopt parallel met wat we in andere audiovisuele takken meemaken.Vandaag is zowat elke digitale ingreep mogelijk, van het veranderen van een gelaatsuitdrukking tot, zeg maar, het doen verdwijnen van een slipje. We krijgen steeds meer te zien en te horen wat we willen zien en horen. Het maakt de taak van ernstige mediamensen almaar moeilijker. Ze zullen in de toekomst niet alleen integer materiaal moeten afleveren, maar steeds vaker ook de bewijzen van hun integriteit moeten overleggen.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content