Jan Delvaux
Jan Delvaux Belpopkenner

The Beatles zijn de rode loper van de populaire muziek. Ze waren de eersten die het allemaal overkomen is. En ze hebben er als eersten voor gezorgd dat er heel wat dingen gekomen zijn.

Een paar jaar geleden was Ringo Star te gast in de talkshow van Jay Leno om wat te vertellen over het leven en de avonturen met zijn All-Star Band. De Beatle die het dichtst een stripfiguur benaderde, straalde als een houtkachel tijdens een Siberische winter. Na jarenlang wachten was de goddelijke gebeurtenis hem dan toch overkomen. Eindelijk was er vanuit het publiek een damesslip tot op zijn drumstel geraakt. Het laatste detail dat nog ontbrak in een loopbaan waarin ongeveer alles gebeurd is wat binnen een muzikale context denkbaar en haalbaar is. Zo is Richard Starkey daadwerkelijk een stripfiguur geweest. In de tekenfilm “Yellow submarine” en als gier in de filmversie van “Het jungleboek”. De andere gieren heten John, Paul en George. De inbreng van de zotskap van het huis mag dan wel vaak geminimaliseerd en verguisd zijn, hij heeft wel het grootst aantal openlijke liefdesverklaringen op zijn naam staan. “Ringo I love you” zong ene Bonny Jo Manson die later Cher bleek te heten. En Rolf Harris wou “Ringo for president”.

HET GROTE GELD KWAM ACHTERAF

Het in talloze boekwerken omgespitte verhaal van The Beatles lijkt uiteen te vallen in twee grote blokken. Ze waren de eersten die het allemaal overkomen is. En ze hebben er als eersten voor gezorgd dat er heel wat dingen gekomen zijn. Het gevolg: ze lijken altijd de eersten te zullen blijven. Ook al zal het op 17 april 2000 precies dertig jaar geleden zijn dat Paul McCartney belangrijke woorden sprak als “I didn’t leave the Beatles. The Beatles have left The Beatles. But no one wants to be the one to say the party’s over.” Komt er een nieuwe vinding als het internet, dan worden de meeste websites aan The Beatles gewijd. Is er plotseling een massa mensen die zich geroepen voelt om een covergroep te beginnen, dan worden The Beatles het vaakst nagespeeld. De eerste kopie dateert al uit 1978 toen kringen rond Monty Python met The Rutles kwamen aanzetten. Een perfecte doorslag die zelfs iets meer wist te bereiken dan het origineel: een tribute-album.

Vreemd genoeg is dat er voor The Beatles nooit gekomen.

Het enige waarmee naaste concurrent The Rolling Stones hen nog kan overtroeven, is het duurrecord. En de vakmensen die “Smells like teen spirit” van Nirvana voor “Penny Lane/Strawberry fields forever” klasseren als beste single aller tijden, zullen hun mening op langere termijn wel herzien. En anders worden ze wel omgekocht. Met een geschat vermogen van 30 miljard frank (in 1998) is Paul McCartney veruit de rijkste man uit de muziekwereld. George en Ringo staan respectievelijk op 9 en 11 met 350 en 400 miljoen. En dan toch nog zo kunnen genieten van een doodeenvoudig slipje!

Het opmerkelijke is dat The Beatles meer aan The Beatles hebben verdiend na The Beatles dan tijdens The Beatles. Het miljard dat ze bij hun afscheid mochten verdelen, verbleekt bij wat volgen zou. De gezamenlijke werkmaatschappij Apple Corps sloeg halfweg de jaren negentig zelfs helemaal tilt. Tussen 1994 en 1998 werden 44 miljoen exemplaren verkocht van het driedelige Anthology-project. Niet slecht voor een bundeling van werkopnamen en kladjes. De Fab Four waren in 1996 zelfs de bestverkopende groep ter wereld. De jaaromzet uit de verkoop van albums, prullaria en auteursrechten werd op een kleine drie miljard geschat. Het zijn net die auteursrechten die McCartney zo gefortuneerd hebben gemaakt. Al is het straf en onbegrijpelijk dat de catalogus van het eminentste schrijversduo van de eeuw wordt geëxploiteerd in samenwerking met Michael Jackson. De lamaman deed halfweg de jaren tachtig een bod op de uitgeverij ATV Music die een belangrijk deel van de rechten in portefeuille heeft. McCartney en Yoko Ono kregen helaas niet snel genoeg geld bij elkaar om zijn bod van bijna 50 miljoen dollar te overtreffen.

Kwaad geschiedde. Jackson gaf de nummers in bruikleen aan iedereen die ervoor wou betalen. Het bekendste en flagrantste voorbeeld is het gebruik van het maatschappijkritische “Revolution 1” uit “The Beatles” (1968) in een schoenenreclame. In het begin van de jaren negentig sloot platenfirma EMI echter een huurovereenkomst die sindsdien voor gedeelde vreugde zorgt.

McCartney compenseert het halve verlies door als een gek nummers van anderen op te kopen. Zijn bedrijf MPL beheert zo’n 25.000 titels. Waaronder “Happy birthday”, de musical “Grease” en het volledige oeuvre van Buddy Holly.

ROEREIEREN MET MOOIE BENEN

Er was eens een man die The Beatles de deur wees. Een jaar later maakte Dick Rowe zijn historische vergissing goed door The Rolling Stones te tekenen. Ook rond het hoofd van Billy J. Kramer zal voor altijd een waas van hoon en spot blijven hangen. De man benaderde Paul McCartney in 1965 met de vraag of hij nog nummer op zijn maat had liggen. Kramer vond het beginvers “Yesterday, all my troubles seemed so far away” echter maar niets en kelderde onvermoed de meest uitgevoerde compositie aller tijden.

In 1972 hadden al 1186 artiesten bewezen dat “the most complete thing I’ve ever written” van McCartney gemakkelijk verwerkbaar was. Met schrijven bedoelt onze man uit Liverpool in dit geval vooral dromen. De melodie die al vijf miljoen keer door de ether gezweefd heeft, kwam hem in zijn slaap overvallen. De tekst was een ander paar mouwen. Hij was niet verder gekomen dan “Scrambled eggs. Oh my darling, you’ve got lovely legs” toen hij het nummer in januari 1964 liet horen aan producer George “Sir” Martin. Duizend keer had hij het willen weggooien, maar het bleef hem als een mak schaap achtervolgen. Wat moest hij er echter mee?

McCartney was op dat moment 22 en verscheurde aan zo’n hels ritme meisjesharten dat vampieren hem concurrentievervalsing aansmeerden. En plotseling komt daar te midden van “Ticket to ride” en “We can work it out” een statig nummer aanzetten met het charisma van een kamerplant. Een vloek was geboren. Hoewel “Yesterday” over de beroemde tongen van Ray Charles, Marvin Gaye, Tom Jones en Elvis Presley is gerold, wist geen van hen het naar de eerste plaats van de hitparade te brengen.

Het nummer werd op maandag 14 juni 1965 – elke dag uit het leven van The Beatles is door biograaf Mark Lewisohn nauwkeurig in kaart gebracht – in drie uur opgenomen. Met McCartney op akoestische gitaar en een strijkkwartet. Een idee van Martin. “Hij is vaak omschreven als de vijfde Beatle”, zei Andy Partridge van XTC ooit over de man, “maar hij is wellicht de eerste Beatle geweest.”

Het was Martin die in 1962 als hoofdproducer van het label Parlophone de gehoorproblemen van Dick Rowe ontdekte. Al ontwaart hij zelf nog een dissonant geluid. Drummer Pete Best wordt vervangen door Ringo Star. Naar verluidt met onmiddellijke instemming van de groep omdat de populaire Pete met alle meisjes aan de haal ging. Arme Ringo! Best dook onder in de verbittering maar werd in 1996 alsnog beloond met een cheque van vijfhonderd miljoen frank.

Zoals dat destijds in de muziekindustrie hoorde, ging producer Martin op zoek naar geschikte nummers voor zijn nieuwe oogappels. Die weigerden en dienden zelf “Love me do” in. Een jaar later breekt de Beatlemania in volle hevigheid uit en spelen ze voor koningin Elisabeth. Die is blijkbaar zwaar onder de indruk, want in 1965 mogen de vier uit Liverpool naar Buckingham Palace voor een onderscheiding als MBE ( Member of Honour of the British Empire). Volgens een hardnekkig gerucht bedwongen een paar leden van de groep de zenuwen door gauw een jointje te gaan roken in het toilet. Een Brits rockblad vertaalt MBE gevat als “Marijuana Brings Enlightenment”. Het wordt uiteraard formeel ontkend. Maar de plaat waar ze op datzelfde moment aan werken, is dermate gebouwd op vreemde kruiden dat het staatshoofd waarschijnlijk toch even gedacht moet hebben dat ze op bezoek was in een verre Aziatische negorij van haar Gemenebest.

HET ORGANISEREN VAN CHAOS

Werken konden The Beatles als de besten en de beesten. In amper zeven jaar (1963-1970) bracht de groep veertien albums uit. Tel de studiotijd, de concerten, de televisieprogramma’s, de filmdraaidagen en de vluchturen samen en de laatste dag vrijaf ebt weg. Ter vergelijking: U2 heeft op zeventien jaar tien platen gefabriceerd. Of het door dat constante hollen komt, is niet bekend. Feit is dat sinds The Beatles geen enkele groep nog zo’n breed spectrum heeft weten te bestrijken. De groep leek zich geen moer aan te trekken van wat het publiek wou en ervan vond. Ze vaarde een eigen koers en zocht voortdurend naar nieuwe impulsen. Met steevast een gezonde dosis humor als smaakversterker. Zo is de film “Help!” (1965) opgedragen aan de illustere Elias Howe, de uitvinder van de naaimachine. “Een van hun belangrijkste kwaliteiten was het organiseren van chaos, zowel in de muziek als in de teksten”, zegt bewonderaar Rudeboy van het Nederlandse Urban Dance Squad in een oud nummer van Oor. “De nonsensfactor nummer tien is een geweldige wetenschap. Het is een gave om onzinnigheid zo te kunnen hanteren dat er later ook nog logica blijkt in te zitten. ‘I am the walrus’ is het toppunt van surrealisme en het klopt nog ook. Een liedje als ‘Hello goodbye’ heeft dat ook. Niet-logische dingen zijn bij hen logisch.”

Een belangrijke factor was natuurlijk dat The Beatles als pioniers in de materie niet beter wisten. En dat de tijd zich als een rode loper voor hen uitrolde. De technische evolutie reikte voortdurend nieuw speelgoed aan om hun geesten te verruimen. Toen de groep begon, waren er alleen eenvoudige tweesporenmachines. De laatste platen werden opgenomen op zestien sporen. Ze fungeerden trouwens zelf maar al te graag als proefkonijnen bij de ontwikkeling van nieuwe productietechnieken.

Andere vleugels komen van een prille jongerencultuur die dankzij hun toedoen openbloeit en hen de middelen en de macht schenkt om te experimenteren met de bestaande orde. The Beatles maakten niet alleen fijne popliedjes. Ze reikten ook nieuwe denkpistes en ideeën aan die het aanzicht van de muziekindustrie ingrijpend hebben veranderd. Zo zijn ze vrijwel de eersten die bewijzen dat een groepsmodel werkt. Kwade tongen beweren dat hun voorbeeld op grote schaal tot kwaliteitsverlies heeft geleid. Daarvoor draaide alles rond de zanger die een nummer kreeg aangereikt en het vakkundig inzong onder begeleiding van beroepsmuzikanten. Plotseling doken er gozers op die beweerden dat ze het allemaal zelf wel zouden fiksen. Hun succes kreeg massale navolging en heeft tot een ravage geleid. Want groepen zijn volgens de tegenstanders altijd maar zo sterk als hun zwakste schakel.

Een cruciaal moment in die overlevering was het optreden op zondag 9 februari 1964 in de Ed Sullivan Show. Meer dan zeventig miljoen Amerikanen keken naar de groep die een paar weken eerder naar de top van de Amerikaanse hitparade was geschoten met “I wanna hold your hand”. De volgende dag kamde jong Amerika de haren naar voren en werden overal groepjes opgericht. Een van hen was – de toen elfjarige – John Hiatt die meteen een gitaar ging kopen en een loopbaan begon. Een paar jaar later werd in het verre Nieuw-Zeeland Neil Finn van Crowded House onbevlekt ontvangen tijdens het bekijken van “Let it be”. Hij zag vier jongens die net zo slecht konden spelen als hij en was verloren.

“The Beatles hebben erg veel betekend voor Groot-Brittannië”, schrijft de Britse publicist Nick Cohn in het boek “Awopbopaloobop”, “maar ze betekenden nog veel meer voor de Verenigde Staten. Ze lieten de muziekindustrie weer op aarde landen en hebben tenminste dertig procent van de Amerikaanse tieners wakker geschud uit het strakke conformisme. In Groot-Brittannië is tienerrebellie altijd een amusant onderdeel van het leven geweest. Ze stuurt de mode en verkoopt platen, maar ze verandert niet veel. In de Verenigde Staten hebben The Beatles echter iets losgemaakt dat veel verder gaat dan zomaar wat entertainment. Hun sociale impact is immens.”

Elke Amerikaan was echter niet even enthousiast. Als John Lennon in 1966 vaststelt dat The Beatles populairder zijn dan Jezus – en hij stelt dat alleen maar vast – gaan ze over de plas volledig uit hun dak. Fans zeggen hun toewijding op en platen van The Beatles worden aangerand en gesmolten. Rond die tijd had de groep het wel gehad met hysterische bakvissen en trekt ze onder impuls van Lennon naar mystiekere oorden. Onbewust warmen de vier zich op voor de “summer of love” die voor altijd zal geassocieerd blijven met “Sgt. Pepper’s lonely hearts club band” (1967).

De hoesfotograaf deed onlangs nog zijn beklag over het feit dat hij zijn zin niet had mogen doen. Zo is er elke week trouwens nog wel wat. Apple Corps heeft het momenteel aan de stok met Apple. Lang geleden werd afgesproken dat de computerfabrikant onder die naam mocht opereren zolang hij zich ver van de muziek zou houden. Met de snelle evolutie op het gebied van multimedia valt die belofte echter moeilijk te houden. The Beatles moeten maar beter niet te veel mopperen. Zijn zij immers geen multimediale voorvaderen? Omdat het tijdens hun hoogdagen niet langer haalbaar bleek om alle televisieprogramma’s langs te lopen, maakten ze voor “Strawberry fields forever” (1967) en “Hello goodbye” (1967) korte speelfilmpjes die als de voorlopers van de videoclip moeten worden beschouwd.

EEN PLAAT ALS AUTOPSIERAPPORT

Volgens een ongeschreven wet in het muziekwezen is de succesrijkste plaat van een groep niet altijd de invloedrijkste. Even vertalen naar The Beatles: “Sgt. Pepper’s” is gemaakt voor het grote publiek, “The Beatles” (1968) is gemaakt voor de muziekgeschiedenis. Het is een van de weinige rockplaten die iedereen onder een andere naam kent. “The Beatles” is voor de Angelsaksen het “white album” en voor ons de “witte” of de “dubbele witte”. Het is een plaat waar heel wat mensen nooit hoogte van gekregen hebben. Is het een meesterwerk of een ontgoocheling? Was het een belangrijke aardverschuiving of het begin van het einde? De dertig nummers vertonen zo’n verschil in stijlen, sferen en thema’s dat alleen alleseters ze helemaal kunnen verteren. Zoiets was tot dan nog niet vertoond en zou later alleen op het driedubbele “Sandinista” van The Clash worden nagedaan. De tijd voor zelfanalyse leek aangebroken.

Met de dood van manager Brian Epstein in augustus 1967 begint een periode van chaos en instabiliteit. De vijfde (of zesde) Beatle was de onzichtbare balans die het evenwicht bewaakte van de verhouding tussen Lennon en McCartney. Toen die wegviel, barstte de strijd om de opvolging in volle hevigheid los.

De groep had in datzelfde 1967 een platendeal getekend die haar voor zeven albums aan EMI zou binden. Pasmunt in de overeenkomst was de oprichting van het eigen Apple. De eerste levering was “Sgt. Pepper’s” dat echter lang de werktitel “One down, six to go” had gedragen. Wat meteen aangaf hoe rooskleurig er in de rangen over de toekomst werd gedacht. Een dubbelalbum gaf The Beatles de kans om meteen twee streepjes uit te vegen. En de ruimte om uit te vissen waarom ze deden wat ze aan het doen waren. En vooral waartoe dat nog kon leiden. Meer dan ooit komen de verschillen tussen de superstilist McCartney en de regelrechte fauvist Lennon tot uiting. Het is een oefening met een gigantisch wit blad waarop ze elk in hun hoekje hun ding mogen inkleuren. “The Beatles” is een bastaard uit een huwelijk van onenigheden en onduidelijkheden.

Een jaar later nemen de heren op “Abbey road” (1969) in alle peis en vree afscheid. Maar op dat moment rijst bij allen de hemelsgrote vraag of men nog dingen wil redden waarvan men het gevoel heeft dat ze eigenlijk al vervlogen zijn. Omdat men de pijn van het afscheid nog even wil afhouden. En de onverschilligheid die nodig is om snel door het ergste heen te komen.

Het kon nog erger. De meeste composities werden geschreven tijdens een bezoek aan de Maharishi in India. Het enige instrument dat meekon, was een akoestische gitaar. Heel wat sluiers vallen weg wanneer ze geruchten opvangen dat de heilige meester zich vergrepen zou hebben aan Mia Farrow. De actrice kwam onder zijn vleugels troost zoeken voor haar mislukte huwelijk met Frank Sinatra. Het is altijd wat met die sterren. Lennon zal het incident samenvatten in het magistrale “Sexy sadie”.

Bij de terugkeer blijkt al heel snel dat de kakofonie onafwendbaar is. De verste uitersten werden uiteindelijk mooi na elkaar geplaatst. Afsluiter “Good night” lijkt veeleer door Bing Crosby dan door McCartney geschreven te zijn. Net voor dat brave avondgebed staat het redelijk brutale “Revolution 9” van Lennon. Een lange en experimentele geluidscollage die hij samen met echtgenote Yoko Ono breit uit lappen muziek die hij uit de archieven van EMI heeft gehaald. Ogenblikkelijk volgt het verwijt dat hij zich helemaal door Ono heeft laten inpakken.

De eindsom klinkt alsof er vier soloplaten onder hetzelfde dak werden samengeperst. En zo was het in werkelijkheid ook een beetje. Ieder werkte voor zich en deed willekeurig een beroep op de anderen. Op die manier wist ook Ringo Star voor de eerste keer een nummer (“Don’t pass me by”) op een plaat te smokkelen. George Martin kan zich na afloop alleen maar een dweil gevoeld hebben. De lange en turbulente wordingsgeschiedenis maakt “The Beatles” echter ook zo intrigerend en onverslijtbaar. Het publiek wil er meteen aan. Twee jaar na verschijning waren er al zes miljoen exemplaren verkocht. En tot de komst van “Saturday night fever” in 1978 blijft “The Beatles” het bestverkochte dubbelalbum aller tijden.

Ook na het uitbrengen van de plaat was de consternatie nog niet geweken. Psychopaat Charles Manson leest de zin “What they need’s a damn whacking”, uit “Piggies”, als een oproep om aan het moorden te slaan. Maar er is ook goed nieuws. Omdat het zo’n bizar autopsierapport is van het op de spits gedreven kunnen van de belangrijkste rockgroep uit de geschiedenis, wordt “The Beatles” een referentiepunt waaraan heel veel volgende generaties zich komen spiegelen. Het is tegelijkertijd een hele zware en hele lichte plaat die een soort van waarzegger is van alles wat later in de muziek gaat gebeuren. Daarom is het ook het enige werk van The Beatles dat net zo goed en zonder enige correctie of moeite had kunnen verschijnen in 1978 of 1989. Wat het halvelings ook doet. Op zijn debuut “Let love rule” (1989) gebruikt Lenny Kravitz de apparatuur die er tijdens het maken van de witte voorhanden was. Hij schaft zich zelfs de originele mengtafel aan.

Geen enkele Beatle kon op eigen kracht evenveel invloed verwerven op de manier waarop mensen voelen en denken als het moederschip. Al kwam John Lennon met “Cold turkey” en “Imagine” toch zeer dichtbij. Hij werd op 8 december 1980 vermoord in New York. Een triest feit dat er ongewild voor gezorgd heeft dat The Beatles ook een gezegde zijn geworden. Vanaf dan werden dingen zo onwaarschijnlijk als een reünie van The Beatles.

Volgende week: de Provo’s.

Jan Delvaux

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content