Onlangs publiceerde Gertrud Heidegger, kleindochter van Martin, de brieven die Duitslands beroemdste en beruchtste twintigste-eeuwse filosoof tussen 1915 en 1970 aan zijn vrouw Elfriede stuurde. In Mein liebes Seelchen!, dat in april in Nederlandse vertaling verschijnt, schetst Heidegger een ontluisterend portret van zichzelf als vrouwenloper, opportunist en antisemiet.

Freiburg im Breisgau, zaterdagmorgen, 3 februari 2007. Het gezellige universiteitsstadje aan de voet van het Zwarte Woud koestert zich in een behaaglijk winterzonnetje. Ik zit samen met Gertrud Heidegger (°1955) aan de keukentafel in het Heideggerhuis, Rötebuck 47, in de wijk Zähringen. We drinken koffie aan een tafeltje waar Gertruds grootmoeder Elfriede Petri (1893-1992) jarenlang samen met haar man Martin (1889-1976) hetzelfde ochtendritueel uitvoerde. Erg vaak gebeurde dat niet, want Duitslands beroemdste twintigste-eeuwse filosoof had geen ‘zittend gat’: ofwel werkte hij aan zijn omvangrijke oeuvre in de hut in Todtnauberg die Elfriede voor hem had laten bouwen, ofwel was hij op reis, ofwel verbleef hij bij zijn broer Fritz in zijn geboortedorp Messkirch.

Gertrud Heidegger was erbij toen haar grootvader in de nacht van 26 mei 1976 stierf. ‘Ik woonde met mijn ouders in dit huis. Martin en Elfriede hadden pas hun intrek genomen in het kleine huis in de tuin dat ze met de opbrengst van de verkoop van het manuscript van Sein und Zeit hadden laten bouwen. Die nacht riep grootmoeder me. Ze dacht dat Martin het bewustzijn verloren had, maar hij was dood. Ik heb de jaren daarna intensieve gesprekken met Elfriede gevoerd. Ze vertelde me over grootvaders brieven die hij aan haar had geschreven en die ze had bewaard. Op 13 januari 1977 gaf ze me de sleutel van een grote houten kist waarin ze zijn brieven had opgeborgen. Aan de sleutel hing aan een zijden bandje een label met de tekst: “Deze sleutel behoort na mijn dood uitsluitend toe aan mijn kleindochter Gertrud Heidegger.” Ze wou niet dat de brieven in de openbaarheid zouden komen vóór het jaar 2000.’

Op 21 maart 1992 stierf Elfriede Petri. Ze was 98. Toen Gertrud de kist met brieven in de herfst van 1999 opende, schrok ze van de overvloed. ‘Martin Heidegger had in de periode van 1915 tot 1970 meer dan duizend brieven en kaartjes aan Elfriede gestuurd. Zijn brieven ontcijferen was geen sinecure, want Martins handschrift lijkt als twee druppels water op de grafieken van een elektrocardiogram. Ik heb samen met mijn vader Jörg en oom Hermann bijna zes jaar aan het lezen, bestuderen, ordenen en overschrijven van de brieven gewerkt. Hoe verder ik vorderde, hoe duidelijker het voor me werd dat ik de gebundelde brieven moest uitgeven als eerbetoon aan mijn grootmoeder.’

VROUWENLOPER

28 april 1958

Mijn lieve zieltje,

Dinsdag werd hier een telegram bezorgd van mevrouw dr. Harbou met de vraag of ze mij in de loop van de week zou kunnen spreken. Omdat deze vrouw een moeilijk mens is en haar brieven hartstochtelijk, denk ik dat ze in staat is om de banden door te snijden. Ik moet daarbij erkennen dat hoewel het zo is dat deze vrouwen zich aan me opdringen, de schuld uiteindelijk toch bij mij ligtomdat deze ontmoetingen op zichzelf niet wezenlijk en echt belangrijk zijn. Het heldere inzicht in dat wat me nog te doen staat, het niet gepubliceerde werk, de colleges het eigenlijke helpt me in de laatste maanden in toenemende mate geconcentreerd voor het werk te leven en me van vroegere relaties los te maken.

Je moriaantje.

(Uit: Mein liebes Seelchen!)

Martin Heidegger startte bijna elke brief aan zijn vrouw Elfriede met ‘mijn lieve zieltje’, en ondertekende ze met ‘je moriaantje’ – want hij bruinde snel. Uit de brieven komt Heidegger naar voren als een overtuigd nationaalsocialist, kleinburgerlijke antisemiet en serieel vrouwenloper, die zonder scrupules zijn vrouw beliegt en bedriegt.

‘Ik had een innige band met mijn grootmoeder, maar niet met grootvader’, zegt kleindochter Gertrud. ‘Door de lectuur van de brieven heb ik hem beter leren kennen. Ze bundelen was voor mij een soort van psychoanalyse, een verwerken van onze familiegeschiedenis. Ik heb veel dingen over Martin ontdekt die ik niet wist, en waarover in de familie nooit gesproken werd, maar die wel altijd onderhuids aanwezig waren. In onze gesprekken na Martins dood praatte grootmoeder nooit openlijk over wat hij haar had aangedaan, maar gaf ze vaak heimelijk aanwijzingen. Elfriede was een extreem jaloerse vrouw. Ik begreep toen niet waarom. Pas nadat ik de brieven gelezen had, kon ik de vinger op de wonde leggen en zag ik dat haar leven gebroken was door de ontelbare relaties van Martin met andere vrouwen.’

Officiële Heideggerbiografieën besteden veel aandacht aan Martins affaire met de Joodse filosofiestudente Hannah Arendt in de jaren twintig. De biografen noemen Arendt steevast Heideggers muze voor Sein und Zeit – het werk dat hem als filosoof lanceerde. Over relaties met andere vrouwen reppen ze met geen woord. ‘Dat komt omdat ze er geen weet van hadden’, zegt Gertrud Heidegger. ‘Veel Heideggerbiografen beschrijven mijn grootmoeder als een kwade genius en een rem op die arme Martin. Dat was misschien wel de voornaamste reden voor mij om de brieven te publiceren. Het klopt dat mijn grootmoeder een moeilijke vrouw was met veel fouten, maar die brieven verduidelijken haar echte aandeel in het leven en in de carrière van grootvader. Zij wou dat beeld van haar zelf ook corrigeren; ik denk dat ze daarom die brieven aan mij gegeven heeft.’

Het was dus postume wraak? Gertrud Heidegger: ‘Nee. Ik heb dat ook eerst gedacht, maar nu niet meer. Ze heeft me altijd verzekerd dat de laatste jaren van haar huwelijk met Martin zeer mooi waren. Ik vermoed dat ze daardoor ook vrede met hem gesloten heeft. Haar hele leven heeft ze geprobeerd om Martins veelwijverij goed te praten: “Hij heeft dat nodig om zijn denken te stimuleren”, maar toch was ze stikjaloers. Ze wou altijd dat hij eerlijk tegen haar was. Absolute eerlijkheid was voor haar het allerbelangrijkste. Maar hij loog en bedroog voortdurend. Ook tegenover Hannah Arendt. Als Arendt geweten had met hoeveel andere vrouwen hij de lakens deelde, was ze nooit zo vriendelijk voor hem gebleven. In de pers en in boeken wordt ze inderdaad altijd opgevoerd als ‘dé geliefde’, als ‘Heideggers muze’, terwijl ze voor Martin gewoon een van de vele scharrels in een lange rij was. De manier waarop mijn grootvader vrouwen als tijdelijke lustobjecten behandelde, doet me als vrouw en kleindochter onnoemelijk veel verdriet.’

BUITENECHTELIJKE ZOON

1 september 1919

Vanmorgen kwam je brief vroeg en wat daarin stond wist ik al. Dat Friedel van je houdt, wist ik allang jou daar vragen over stellen, zou ik kinderachtig hebben gevonden ik heb me er soms wel over verwonderd dat je het me niet eerder zei. Karakteristiek is ook dat Friedel zich door mij geremd voelde, wat heel natuurlijk is als hij mij ziet als de onbeholpen, onpraktische en bekrompen kamergeleerde, die er wat achteraan sukkelt. Het zou onnozel en krachtverspilling zijn als ik hem dat ook maar in het geringste kwalijk zou nemen. Integendeel: ik probeerde en probeer goed voor hem te zijn en hem aan te sporen, hoewel deze dienende geestelijke zorg me vaak niet gemakkelijk valt, omdat ik (in geestelijk opzicht) geen gelijkwaardig tegenspel krijg.

(Uit: Mein liebes Seelchen!)

Begin 1919 bevalt Elfriede Petri van haar eerste zoon Jörg, Gertrud Heideggers vader. Een jaar later is Elfriede opnieuw zwanger. Ze biecht aan Martin Heidegger op dat niet hij, maar haar jeugdvriend Friedel Caesar de vader is. In augustus 1920 bevalt ze van haar tweede zoon Hermann. Gertrud Heidegger: ‘Toen Hermann veertien werd, heeft Elfriede hem verteld dat Martin niet zijn vader was. Dat was een zeer zware belasting voor de jongen. Die koude mededeling heeft zijn hele leven om zeep geholpen. Hermann mocht er met niemand over spreken. Hij kon het niet aan zijn beste vrienden vertellen. Tot aan de publicatie van deze brieven wist niemand dat Hermann Heidegger een buitenechtelijk kind is. Met Mein liebes Seelchen! komt dat eindelijk naar buiten. Hermann heeft een nawoord geschreven. Ik heb hem dat niet gevraagd; hij wou het per se zelf. Het neerschrijven van de waarheid over zijn afkomst was voor hem een grote opluchting.’

Gebruikte Martin het vruchtbare slippertje van Elfriede als excuus om zijn buitenechtelijke relaties te vergoelijken? Gertrud: ‘Waarschijnlijk wel. Hij had daarmee een serieuze troef in handen. Al moet ik eerlijkheidshalve toegeven dat hij Hermann altijd als zijn zoon behandeld heeft. Dat merk je ook in de brieven. Hij maakte geen onderscheid tussen Jörg en Hermann.’

FASCINATIE VOoR HET DERDE RIJK

Elfriede Petri was van jongs af aan sterk geïnteresseerd in politiek. ‘Ze was een uitzonderlijke vrouw voor haar tijd’, zegt Gertrud Heidegger. ‘Elfriede was lerares, maar wilde meer en begon in 1915 aan een studie politieke economie aan de universiteit van Freiburg. Ze heeft haar studie door de Eerste Wereldoorlog en de slechte naoorlogse economische situatie nooit kunnen afmaken. Ze was een voorvechtster van vrouwenemancipatie, zolang die paste in het kader van de burgerij.’

Hoe kwam ze als feministe bij de nationaalsocialisten terecht? Gertrud: ‘Elfriede was een product van het Duitse Keizerrijk. Ze is nooit een democraat geweest, en had een sterk ontwikkeld nationaal gevoel. Dat heeft haar – net als zovele andere Duitsers – recht in de armen van de nationaalsocialisten gedreven. Ook Martin Heidegger stond erg sceptisch tegenover de democratie. Anno 2007 hebben wij natuurlijk gemakkelijk praten. Zolang de sociale toestand in een land stabiel is, is er geen vuiltje aan de lucht. Maar als er zware economische problemen ontstaan, en er ingrijpende hervormingen nodig zijn om een land weer op het juiste spoor te krijgen, schiet de democratie meestal tekort. Want alle parlementsleden moeten opnieuw verkozen worden, en in plaats van aan de toekomst van hun land te denken, volgen ze slaafs wat de massa van hen verlangt. Mijn grootvader had dat heel juist gezien.

‘Het klopt dat Elfriede en Martin op 1 mei 1933 lid van de NSDAP geworden zijn. Toch vind ik niet dat je Martin een politieke nationaalsocialist mag noemen, hooguit een filosofische. Ik heb dat ook in zijn brieven bespeurd: in tegenstelling tot Elfriede was hij geen politiek dier. Elfriedes fascinatie voor het Derde Rijk en haar verknochtheid aan het nationaalsocialisme kwamen voort uit haar gefrustreerde situatie als vrouw. Alle plannen die ze voor zichzelf had, zijn niet in vervulling gegaan. Ze heeft nooit een academische graad behaald, en ze heeft haar man nooit aan zich kunnen binden.’

Maar ze heeft Martin wel gestimuleerd in zijn carrière en heeft hem gepusht om in 1933 rector van de universiteit van Freiburg te worden. ‘Zeker. Maar hij was natuurlijk zelf ook zeer ambitieus. Als het op zijn carrière aankwam, leek het alsof ze samen een eed gezworen hadden. Ze heeft altijd in hem geloofd, zelfs op momenten dat niemand anders iets in hem zag. Zijn ouders waren zwaar ontgoocheld in hem omdat hij geen priester geworden is. Elfriede heeft steeds geloofd dat hij tot grootse dingen in staat was. Daarom pikte ze ook zoveel van hem.’

GEESTELIJKE FüHRER

Freiburg im Breisgau, zaterdagmorgen, 27 mei 1933. De grote aula van de Albert Ludwigsuniversiteit zit afgeladen vol. De 43-jarige kersverse rector Martin Heidegger kijkt vanaf het spreekgestoelte neer op de toehoorders, van wie er velen het bruine uniform van de SA dragen. Op de eerste rij zit, naast de andere nationaalsocialistische notabelen, Oberbürgermeister en SS’er Franz Kerber. Kerber is door Heidegger persoonlijk uitgenodigd – ‘ Vormittags 11 Uhr pünktlich’ – met het verzoek om na de plechtige rectoraatsrede als eregast aan een ‘ gemeinsames einfaches Essen im Hotel Kopf’ deel te nemen. Immense hakenkruisvlaggen sieren het auditorium.

De verwachtingen over de inaugurale rectorspeech van de grootste filosoof van het nieuwe Duitsland, der geistige Führer van het ‘Nieuwe Denken’ en de wereldberoemde schrijver van Sein undZeit, zijn bij de aanwezige nazi’s hooggespannen. Amper een paar weken geleden, op 1 mei – de Tag der nationalen Arbeit – is Martin Heidegger met veel toeters en bellen als lid nr. 3125894 toegetreden tot de NSDAP.

Dan neemt Heidegger het woord. Hij stelt zijn toehoorders niet teleur en houdt een hartstochtelijk pleidooi voor een nieuwe universiteit, aangepast aan de níeuwe tijd, waarin niet langer plaats is voor academische vrijheid. ‘We moeten teruggrijpen naar de oude Grieken en voortdurend vragen naar het wezen van alles wat is. De universiteit moet een kweekschool worden voor de leiders en behoeders van de lotsbeschikking van het Duitse volk. Docenten en studenten moeten de metafysische stoottroepen voor de nieuwe tijd vormen’, oreert hij.

Na de rede zingen alle aanwezigen het Deutschlandlied en het Horst Wessellied. Tijdens het zingen van de vierde strofe heffen ze fier de rechterhand.

‘Mijn grootvader wou tijdens het Derde Rijk de geestelijke Führer van Duitsland worden’, zegt Gertrud Heidegger meer dan zeventig jaar na diens beruchte rectoraatsrede. ‘In het Uniseum van Freiburg, het museum van de universiteit, staan twee foto’s broederlijk naast elkaar: een van Heidegger met Sein und Zeit, en een van Hitler met Mein Kampf. Dat zegt voldoende, denk ik.’

Heidegger verloor na de oorlog zijn leerstoel, maar kon toch vrij snel op emeritaat en heeft nooit enige materiële hinder van zijn collaboratie met de nazi’s ondervonden. Tot aan zijn dood heeft hij nooit enige spijt uitgedrukt. Gertrud Heidegger: ‘Hij miste het vermogen tot zelfkritiek. Ik vind het lastig om vanuit onze tijd terug te kijken op wat er toen gebeurd is. Ik kan alleen maar zeggen dat ik blij ben dat ik het Derde Rijk niet heb meegemaakt, en dat ik niet in de situatie terechtgekomen ben waarin Martin zat. Hij was geen held, en na de oorlog was hij de zondebok van de universiteit. Als je een zondebok bent, kun je niet meer kritisch voor jezelf zijn. Hij heeft nooit ingezien dat hij wel degelijk fout handelde door zich voor de kar van de nazi’s te laten spannen. Veel nationaalsocialisten hebben geen moeilijkheden na de oorlog gekend, sommigen wel. De eerlijkheid in onze maatschappij was zoek. Of u het nu gelooft of niet: Martin hoorde bij de zondebokken. Hij was erg boos op Günter Grass toen die in 1963 in zijn roman Hundejahre de draak met hem stak omdat hij stom bleef over zijn verleden. Het gemoraliseer van Grass ergert ook mij. Martin Heidegger was al een rijpe man toen hij nationaalsocialist werd. Toen hij lid van de partij werd, was de Holocaust nog geen feit. Het was nog niet duidelijk wat er ging gebeuren, en de oorlog was nog niet begonnen. Toen Günter Grass als jonge man bij de SS ging, was hij perfect op de hoogte van de Jodenvervolging. Ik neem het Grass niet kwalijk dat hij in de SS gegaan is, want hij was jong en naïef. Maar ik vind het afschuwelijk dat hij al die jaren over zijn ware oorlogsverleden is blijven zwijgen, terwijl hij ondertussen wel mensen zoals mijn grootvader veroordeelde. Ik had natuurlijk veel liever gehad dat mijn grootvader na de oorlog een verlichtend woord gesproken had, maar ik heb er begrip voor dat hij dat niet kon. Want er waren zoveel mensen fout, en zijn we niet allemaal zwak?’

ANTISEMITISME

18 oktober 1916

Mijn liefste zieltje,

De verjoodsing van onze cultuur en universiteiten neemt overal schrikbarende vormen aan en ik ben van mening dat het Duitse ras veel innerlijke kracht moet aanwenden om hogerop te komen. Maar ja, het kapitaal!

(Uit: Mein liebes Seelchen!)

Elfriede Petri was tot aan haar dood praktiserend nazi en antisemiet. Gertrud Heidegger neemt dat haar grootmoeder niet kwalijk, en noemt haar ‘een eerlijke vrouw’. ‘Veel mensen denken vandaag nog net als zij, maar komen er niet voor uit. Elfriede heeft goede Joodse vrienden gehad, en toch was ze antisemiet. Een van de redenen waarom ze tot haar dood fanatiek antisemiet gebleven is, was dat mijn grootvader een paar Joodse minnaressen gehad heeft. Haar antisemitisme was een diep psychologisch probleem. Ik ben het ermee eens dat het opvallend is dat het thema Jodenvervolging in grootvaders brieven op geen enkele plaats ter sprake komt. Het werd door hem absoluut doodgezwegen. Na de oorlog schrijft hij vaak over de niet teruggekeerde krijgsgevangen in Rusland, over de vluchtelingen uit het oosten, maar aan de holocaust en de vernietiging van de Joden verspilt hij geen druppel inkt.’

Martin Heidegger schrijft in zijn brieven aan Elfriede dat ‘Jood’ synoniem is voor ‘zwendelaar’. Na Hitlers machtsovername verraadde hij een paar van zijn Joodse collega’s en verbrak hij zijn jarenlange vriendschap met Carl Jaspers wegens diens Joodse vrouw. ‘Grootvader was niet meer of minder antisemiet dan zoveel andere Duitsers in die tijd’, zegt Gertrud Heidegger vergoelijkend. ‘Er was nu eenmaal die onderlinge nijd en concurrentie aan de universiteit. Net als zijn vakbroeders wees hij de Joden met de vinger. Hij stamde uit een katholiek nest, en droeg het latente antisemitisme in zich dat typisch was voor alle katholieken. Hij heeft Jaspers laten vallen omdat hij zich als nationaalsocialist niet kon inlaten met iemand die met een Jodin getrouwd was. Dat was slecht voor zijn reputatie. Dat lijkt natuurlijk zeer egoïstisch en opportunistisch. En dat was het ook. Martin Heidegger was zonder enige twijfel een gigantische opportunist.’

‘MEIN LIEBES SEELCHEN!’ BRIEFE MARTIN HEIDEGGERS AN SEINE FRAU ELFRIEDE, 1915 – 1970, HRSG. UND KOMMENTIERT VON GERTRUD HEIDEGGER, DTV, MüNCHEN BEGIN APRIL VERSCHIJNT DE NEDERLANDSE VERTALING ‘MIJN LIEFSTE ZIELTJE’ BIJ UITGEVERIJ TEN HAVE .

DOOR JAN STEVENS

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content