Ann Peuteman

Dat kersverse moeders huilen als ze hun baby voor het eerst naar de crèche brengen, is niet alleen omdat hun hart eventjes breekt. Soms zijn het tranen van geluk omdat ze zowaar kinderopvang op maat hebben gevonden.

Een kinderdagverblijf in de buurt van Leuven, 19.45 uur. Om 18 uur zijn de deuren gesloten, maar Bartjes ouders komen niet opdagen. De kinderverzorgster wacht ongeduldig om haar eigen kroost bij de onthaalmoeder te kunnen ophalen. Tegenwoordig lijkt flexibiliteit wel een verworven recht in de meest uiteenlopende domeinen. En kinderopvang is een kwestie van brood op de plank, voor de opvangvoorzieners én voor de ouders.

Zes op de tien Vlaamse kinderen jonger dan 2,5 jaar worden regelmatig ‘opgevangen’. Dat is een stijging met bijna vijf procent ten opzichte van 1997. Grootouders staan dan ook steeds minder voor de opvang van hun kleinkinderen in. Omdat oma zelf nog werkt, of omdat ze als rechtgeaarde actieve senioren van hun leven én bankrekening willen genieten. Ook zij hebben rechten. Als een kind ziek is, of ’s avonds en tijdens het weekend, zijn oma en opa wél nog het populairste logeeradres. Maar op gewone weekdagen brengen de meeste werkende ouders hun kinderen naar een kinderdagverblijf of opvanggezin.

De vraag naar kinderopvang in Vlaanderen is dan ook groot. Alleen weet niemand precies hóé groot. ‘Er zijn inderdaad wachtlijsten, maar dat verschilt van plaats tot plaats’, zegt Will Verniest, afdelingshoofd Kinderopvang bij Kind en Gezin. ‘De gemiddelde bezetting van de opvangplaatsen is zeker geen honderd procent. En een tekort is altijd relatief. Zo zijn er ouders die een specifiek soort opvang willen en daar niet makkelijk van afwijken.’

Timing is alles. Vooral als je zwanger wil worden. Wie op zoek gaat naar een geschikte plaats zodra de zwangerschapstest positief kleurt, vindt die meestal ook. Alleen is de werkelijkheid – zoals steeds – ingewikkelder dan dat. Zo zijn er werkloze moeders die heel plots kinderopvang nodig hebben omdat ze aan de slag kunnen of een opleiding moeten volgen. Zij kunnen dat onmogelijk voorspellen en dus tijdig plannen. ‘We praten nu met de VDAB om aan die vraag tegemoet te komen’, aldus Verniest. ‘We onderzoeken hoe we een aantal plaatsen permanent kunnen openhouden voor dat soort gevallen. Eventueel zouden we kunnen toestaan dat de onthaalgezinnen of kinderdagverblijven tijdelijk hun erkende capaciteit overschrijden.’

In Gent zijn er 612 gesubsidieerde opvangplaatsen en 170 niet-gesubsidieerde ( zie kader). De stad voert een vooruitstrevend opvangbeleid. ‘We moeten kiezen’, zegt schepen van Onderwijs Freya Van den Bossche (SP). ‘Ofwel richten we meer instellingen op, ofwel houden we in de bestaande ruimte open voor occasionele opvang en crisisopvang. Dat laatste heeft voor ons financiële gevolgen en betekent eigenlijk dat we werkende ouders, die wel tijdig een plaats zoeken, moeten weigeren.’ Toch kiest de schepen resoluut voor de tweede mogelijkheid. ‘Het is heel simpel: kansarmen die een jobaanbieding hebben maar niet aan het werk kunnen omdat ze geen opvang vinden, raken niet uit de kansarmoede. Dat kán gewoon niet.’

PROTEST!

Te weinig opvang? Dat lossen we even op, dacht Vlaams minister van Welzijn Mieke Vogels (Agalev). Dus beloofde ze dat er over vier jaar gespreid 10.000 plaatsen bijkomen. De zware liberale stempel op dat engagement is de bepaling dat daarbij ‘de zelfstandige opvang maximaal moet worden betrokken’. Protest! luidde het meteen uit de meest vergezochte hoeken. De regering heeft alleen oog voor kwantiteit en niet voor kwaliteit! ‘Ach, kwaliteit is voor Kind en Gezin een permanente zorg waar we al jaren aan werken én aan blijven werken’, zegt Verniest. Een pertinenter argument komt van een aantal grotere steden, zoals Brugge, Antwerpen en Gent. Zij beweren dat de spreiding van de nieuwe opvangplaatsen aan de realiteit voorbijgaat. ‘Ze houden alleen rekening met de stadskernen waar er veel opvangplaatsen zijn en dat levert een hoog gemiddelde op. Maar in de rand van de stad en de fusiegemeenten hebben we te weinig plaatsen’, aldus Van den Bossche. Een kritiek die Will Verniest niet weerlegt: ‘We hebben de behoefte becijferd aan de hand van de lagereschoolplaatsen in gemeenten met een centrumfunctie. Voor grotere steden levert dat inderdaad een hoog gemiddelde op, terwijl er stadsdelen kunnen zijn waar er te weinig opvang voorhanden is.’

Maar bijkomende plaatsen zúllen er komen. Dus lanceerde Kind en Gezin een campagne om zelfstandige opvangouders te werven. Wéér kritiek natuurlijk. En dan vooral van de Vlaamse Belangengroep voor Opvanggezinnen. ‘Wij nemen het op voor onthaalouders die bij een dienst aangesloten zijn’, zegt ondervoorzitster Nelly Van de Pol. ‘Ik begrijp niet waarom er nu zelfstandige opvanggezinnen worden geronseld. Er is duidelijk een tekort aan opvanggezinnen die bij een dienst zijn aangesloten’, zegt ze. Bij Kind en Gezin wijzen ze droogweg op de cijfers die de Vlaamse regering heeft opgelegd. ‘We moeten dit jaar 1000 bijkomende gesubsidieerde opvangplaatsen creëren en 1500 particuliere. Die gesubsidieerde zijn al gerealiseerd, want er zijn vier keer zoveel aanvragen als we kunnen erkennen’, aldus Verniest.

Dat staat haaks op de bewering van de Belangengroep voor Opvanggezinnen, die momenteel luidkeels om een aangepast statuut schreeuwt. Van de Pol: ‘De onthaalmoeders die bij een dienst zijn aangesloten, doen hun job wel graag, maar ze kiezen voor zekerheid en stappen in het gewone arbeidscircuit. Wij leveren onder toezicht en tegen vergoeding regelmatige arbeidsprestaties. Maar de overheid en de diensten negeren dat. Zo vallen opvangouders volledig buiten het socialezekerheidsstelsel.’ Will Verniest ontkent dat alle diensten problemen hebben om genoeg opvangouders te vinden. ‘Het totale aantal neemt nog steeds toe omdat Kind en Gezin de diensten nog uitbreiding toestaat. Maar de marge bovenop de erkende cijfers wordt krap. Een werknemersstatuut kan nieuwe mensen trouwens ook afschrikken omdat hun inkomen dan bijvoorbeeld bij dat van hun partner wordt gevoegd of omdat ze dan een eventueel vervangingsinkomen verliezen’, zegt hij. Toch is hij het ermee eens dat kinderopvang een aantrekkelijker job moet worden. Dat is ook een van de prioriteiten in de blauwdruk voor ’toekomstgerichte kinderopvang’ die minister Vogels heeft klaargestoomd. Daarin wordt gesteld dat er niet alleen méér plaatsen moeten komen, maar dat de opvangvoorzieners ook een degelijke vergoeding moeten krijgen. Momenteel zijn het voor zelfstandige opvangouders immers ook niet allemaal babybilletjes die blinken. Zij hebben hoge kosten en dat maakt het echte inkomen vaak zo laag dat ze geen zelfstandigenbijdragen moeten betalen, en dus ook geen zelfstandigenstatuut hebben.

MAMA’S BAAS

Er zijn niet alleen te weinig opvangplaatsen, er is ook behoefte aan flexibeler kinderopvang – lees: langere openingsuren. ‘Ouders worden steeds veeleisender. Voor hen moet alles kunnen. Soms brengen ze hun kind als dat niet is afgesproken of omgekeerd’, zegt Will Verniest van Kind en Gezin. De vraag naar flexibele openingsuren hangt natuurlijk samen met de veranderende arbeidsmarkt. Veel ouders werken in ploegen, hebben een deeltijdse job of kiezen voor uitzendarbeid. Het aantal kinderen dat deels volle, deels halve dagen wordt opgevangen, is de jongste jaren dan ook opvallend toegenomen. Dat maakt het vaak zo goed als onmogelijk om een vast opvangschema vast te leggen. En dan hebben we het nog niet eens over moeders met kaderfuncties die hun kinderen vele uren per dag uitbesteden omdat overuren er gewoon bijhoren. Ongeveer vier op de tien opgevangen kinderen zijn meer dan acht uur per werkdag op hun onthaaladres.

De Kleine Prins in Gent is bijvoorbeeld open van 7 tot 22 uur. ‘Kinderen kunnen er in principe tot elf uur per dag blijven. Maar we streven naar acht uur per dag. Er kunnen wel altijd afwijkende afspraken met de ouders worden gemaakt’, zegt Freya Van den Bossche. De andere crèches in de stad sluiten een stuk vroeger, en dat blijft zo. ‘We moeten het aanbod op de markt afstemmen. Maar we mogen zeker niet in een vicieuze cirkel terechtkomen. Stel dat we alle kinderdagverblijven langer openhouden, dan ben ik er zeker van dat heel veel kinderen ook langer zullen blijven. Op een bepaald punt bewijs je de ouders een dienst, maar de opgevangen kinderen niet meer.’ Kind en Gezin stimuleert kinderdagverblijven en onthaalgezinnen dan ook om samen te werken en zo behoorlijk uiteenlopende opvanguren aan te bieden. Opvang op maat van mama’s werkgever.

Ondertussen klagen onthaalmoeders en kinderverzorgsters steeds vaker dat kinderen te laat worden opgehaald. Af en toe komen ouders zelfs helemaal niet opdagen. In eerste instantie worden de ouders dan gebeld. Als dat niets oplevert, kan een onthaalmoeder het kind nog altijd met haar eigen kroost in bed stoppen. ‘Het is moeilijk om ouders erop te wijzen dat iets niet door de beugel kan. Ze voelen zich meteen aangevallen’, zegt onthaalmoeder Nelly Van de Pol.

In een kinderdagverblijf ligt de zaak nog moeilijker. Want daar gaan de deuren dicht. Als een kind echt niet wordt opgehaald en er is geen familie bereikbaar, kan het naar het politiebureau gebracht worden. Wat behoorlijk traumatiserend is, alle imagocampagnes ten spijt. In Gent hebben ze een vangnet voor dat soort noodsituaties: het kinderinternaat Het Kleintjesoord houdt er altijd bedjes voor vrij.

DE PRIJS VAN EEN BROOD

De gemiddelde prijs voor een dag opvang varieert enorm, zeker in particuliere instellingen. In de gesubsidieerde sector betalen de ouders echter een bedrag dat van hun inkomen afhangt, en dat gaat van de prijs van een brood tot meer dan 600 frank. Het grootste deel van de ouders die een beroep doen op kinderopvang heeft een inkomen dat boven het gemiddelde ligt, en dus betalen zij ook een hogere bijdrage. Voor twee hoger opgeleiden kan het al snel over zo’n 12.000 frank per maand gaan, voor één kind. Betaalbaar? Ja, er rest genoeg om niet van honger om te komen. Duur? Ongetwijfeld.

Tot nu toe stonden alleen ouders met een inkomen in de buurt van het bestaansminimum in de kou. Zij moesten ongeveer 190 frank per dag betalen. Met de aanpassing van de ouderbijdragen die momenteel wordt voorbereid, zal dat worden opgelost. Wie weinig heeft, zal minder moeten betalen, en wie het goed heeft nog meer.

Sommigen pleiten voor gratis kinderopvang, een soort basisvoorziening zoals onderwijs. ‘Maar het is niet in het belang van elk kind om elke dag te worden opgevangen. Dat hangt onder meer van de draagkracht van zo’n kind af’, vindt Verniest. Toch is hij een voorstander van het nultarief voor kansarme gezinnen. ‘Dat zou heel drempelverlagend zijn. Vaak willen die ouders hun kinderen bijvoorbeeld niet naar een opvanginstelling brengen omdat ze dan tussen andere peuters zitten die het veel beter hebben. Velen zijn ook bang dat ze kritiek zullen krijgen op de manier waarop ze hun kroost opvangen’, zegt hij.

Ten slotte nog dit: wij hebben niets tegen mannen. Natuurlijk is het niet netjes om het de hele tijd over opvangmoeders, werkende moeders, kinderverzorgsters en oma’s te hebben. Maar in de praktijk zijn het de moeders die hun werksituatie aanpassen om hun kinderen op te vangen, zijn het de oma’s – vooral aan moederskant – die voor de kleinkinderen zorgen, zijn er amper een zestal opvangvaders in Vlaanderen en zijn de meeste werknemers van kinderdagverblijven vrouwen. En papa? Die staat dubbel geparkeerd om de kleine snelsnel in de crèche af te leveren.

Ann Peuteman

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content