‘Je moet rouwen, maar hoelang en hoe?’

'De renners vonden mij een beul, een paar hebben dat ook met zoveel woorden gezegd, en dat doen ze niet snel bij mij.' © Kramon

Van wezenloos verdriet naar al even wezenloze euforie: het overkwam Hilaire Van der Schueren. Een maand geleden verloor zijn kleine wielerteam Wanty-Groupe Gobert een beloftevolle renner bij een ongeval. Vorige week won het de grootste koers uit het bestaan van de ploeg. ‘We hebben onszelf gedwongen om van die overwinning te genieten.’

Het Nederlandse Algemeen Dagblad noemde het ‘een wielersprookje’, maar daarvoor was het toch al te wrang. Wanty-Groupe Gobert, een bescheiden Waalse wielerploeg, heeft een onwerkelijke maand achter de rug. Op 27 maart reed belofte Antoine Demoitié in die trui zijn eerste en meteen ook laatste Gent-Wevelgem. Demoitié viel en kwam onder de wielen van een meerijdende motor terecht. Hulp kon niet meer baten. Op de website van zijn ploeg staat de foto van een breed lachende Demoitié voortaan in grijstinten. Door een bizarre gril van het lot beleefde Wanty-Groupe Gobert drie weken later zijn grootste triomf: de Italiaan Enrico Gasparotto, een goede renner op zijn retour, won onverwachts de Amstel Gold Race. Kleine teams zoals Wanty dienen in zulke koersen normaal om het peloton te vullen. ‘Ik start elke wedstrijd met het idee: vandaag is het voor ons. Maar dat wij zo’n grote koers winnen, is niet minder dan een mirakel’, zegt Hilaire Van der Schueren. De ploegleider loopt al een eeuwigheid rond in het peloton. Van der Schueren zag wielergeneraties passeren, van Freddy Maertens over Marc Sergeant en Edwig Van Hooydonck tot Frank Vandenbroucke, Björn Leukemans en Thomas De Gendt. Je zou zijn stijl dubbelzinnig kunnen noemen. Van der Schueren is een allemansvriend, maar zijn renners weten dat hartelijke Hilaire ook streng en bot kan zijn, vooral als ze niet presteren. Het drama dat zijn team trof, gevolgd door de winst in de Gold Race, was een emotionele rollercoaster waar ook deze ervaren ploegleider moeite mee had.

Hebben jullie van die overwinning kunnen genieten, ondanks de omstandigheden?

HILAIRE VAN DER SCHUEREN: Daar hebben we onszelf toe gedwongen, al lag het niet voor de hand. De weduwe van Antoine was de avond voor de Amstel Gold Race in het hotel geweest. Zij wilde van mij weten hoe het ongeval precies gebeurd was, het zou haar verwerkingsproces helpen, zei ze. Na dat bezoek werd het natuurlijk opnieuw erg emotioneel. In de teambus zat iedereen te snotteren. Begrijpelijk, maar ik moest ze weer aan de koers doen denken. Ik heb de harde vader gespeeld en de renners op scherp gezet, ze moesten koersen met heel hun hart. Dat je dan nog wint ook, overtreft alle verwachtingen, maar juichen was er in eerste instantie niet bij. Ik heb op tafel moeten kloppen: ‘Jongens, we hebben hier wel de winnaar van de Amstel Gold Race in ons midden. Enrico beleeft de mooiste dag van zijn sportleven, hij verdient het gevierd te worden.’ Je zag ze denken: Hilaire heeft gelijk. Het verdriet moest even aan de kant.

Wat voor jongen was Antoine Demoitié? Andere renners omschrijven hem als een onverbeterlijke grappenmaker.

VAN DER SCHUEREN: Antoine was de sfeermaker van de ploeg. Altijd goedgezind, altijd klaar om een practical joke uit te halen. Hij droomde ervan om prof-renner te worden en nu dat eindelijk was gelukt, genoot hij met volle teugen. De E3 Harelbeke was de eerste grote koers die hij reed, en Antoine zat meteen mee in de ontsnapping. ‘Pas op dat je niet de prijs voor de domste renner wint’, zei ik nog over de radio – een stoplap van mij, waarmee ik bedoelde dat hij zeker niet als eerste gelost mocht worden, want dan heb je in mijn ogen met je krachten gemorst. Antoine bleef in de vlucht, tot het peloton hen greep en van alle aanvallers kon hij de toppers het langst volgen. ’s Avonds zei hij: ‘Waar staat hier de prijs voor de slimste?’ (lacht) Antoine was intelligent, snel aan de streep, en hij had nog veel koersen kunnen winnen. Het heeft niet mogen zijn.

U hebt het ongeval zelf gezien. Dat schudt een mens niet zomaar van zich af.

VAN DER SCHUEREN: Eigenlijk was het een banale val, maar dan raakt die motor hem aan zijn hoofd. Er was bloed, maar wat mij vooral trof, was de blauwe schijn op zijn gezicht. Ik wist direct: dit overleeft hij niet. Men wilde Antoine met de helikopter naar het ziekenhuis van Ieper vliegen, maar dat lukte uiteindelijk niet omdat er te veel wind was. Daardoor ging tijd verloren, want de ambulances waren al vertrokken met andere renners. Ik zeg niet dat het Antoine zou hebben gered. Nee, ik verwijt niemand iets. Iedereen heeft zijn best gedaan.

Ook de motorrijder treft geen schuld, dat wil ik benadrukken. Hij reed dicht achter de renners aan, maar hij kon die valpartij onmogelijk voorzien. Ik heb die man naderhand gebeld, want ik kon me voorstellen hoe hij zich moest voelen. Dit had mij evengoed kunnen overkomen. Ik rijd ook met hoge snelheid in de buurt van het peloton.

Wielrennen blijft een gevaarlijke sport. Al dat publiek, renners die om de haverklap vallen…

VAN DER SCHUEREN: Dat is waar, en je staat er maar bij stil als het misloopt. Weet u wat mijn grootste angst is? Iemand die zelfmoord wil plegen, live op televisie, en zich voor mijn auto werpt in de Ronde van Vlaanderen. Toen ik 35 jaar geleden in het vak kwam, dacht ik daar niet aan. Maar met ouder te worden word je blijkbaar ook pessimistischer.

Dat uw team de weken na het ongeval bleef koersen, lag sowieso niet voor de hand.

VAN DER SCHUEREN: Antoine stierf op zondag, en op dinsdag zouden we de Driedaagse De Panne-Koksijde rijden. Zijn familie zei dat Antoine zou willen dat we koersten dat de gensters ervan af vlogen, maar ik zag aan de ontbijttafel dat het er niet in zat. Ik had het gevoel dat ze in de Driedaagse een tik zouden krijgen, dat ze één na één zouden afstappen omdat het gewoon niet meer ging. Starten zou het trauma groter hebben gemaakt.

De Panne-Koksijde hebben we overgeslagen, maar vroeg of laat moesten we toch weer de fiets op. Het waren belangrijke weken, zowel voor het team als voor de renners zelf. Zondag was het al Ronde van Vlaanderen. Ik heb gebeld met mijn vertrouwelingen in de koers – Marc Sergeant, José De Cauwer, Walter Planckaert en Patrick Lefevere – om te vragen hoe zij het zouden aanpakken. Je moet rouwen, maar hoelang en hoe? De Cauwer stelde voor om een doorgedreven training te doen, met de hele ploeg samen, en om de renners diep te laten gaan. We zijn toen 220 kilometer op pad geweest, en dat viel de jongens echt niet mee in het begin. Ze vonden mij een beul, een paar hebben dat ook met zoveel woorden gezegd, en dat doen ze niet snel bij mij. Ik heb naderhand een kleine speech gehouden: ‘Jongens, zondag is het de Ronde van Vlaanderen. Antoine droomde van die koers, net als jullie. Je doet er je overleden maat geen plezier mee door daar als een slappe vod aan de start te staan.’ We hebben nog lang gepraat die dag, en veel geweend, maar aan het einde voelde je: hier liggen de kiemen voor een nieuw begin.

Het startpodium van de Ronde in Brugge zal ik nooit vergeten. Er stond een massa volk op de Grote Markt, maar je kon er een muis horen lopen. In de bus werden de zakdoeken opnieuw bovengehaald, een halfuur later zou de koers vertrekken. Toen moest ik even opletten om niet te grof te worden: ‘Jongens, concentréér je. Deze dag is te belangrijk, neem dat parcours in je op.’ Ik was bang dat mijn renners zouden vallen, je moet uit je doppen kijken in zo’n koers. We hebben uiteindelijk een geweldige Ronde van Vlaanderen gereden, met onze Dimitri Claeys als een van de grote uitblinkers: de hele dag vooraan en uiteindelijk negende geëindigd, en dat met een renner die niemand wilde hebben.

Dat is uw kenmerk: u werkt vaak met renners die er bij de grote ploegen tussenuit vallen. Claeys en Gasparotto zijn de laatste voorbeelden uit een lange rij.

VAN DER SCHUEREN: Ik mis het budget voor de supernamen, maar als ik een toptalent kan nemen waar de grote teams niet meer in geloven, dan aarzel ik niet. Gasparotto belde mij eind 2014: ik heb nog geen ploeg, Hilaire! Zo’n talent, ik kon het bijna niet geloven. Wij pakken de zaken ook een beetje anders aan dan de andere ploegen. Als je hetzelfde doet als de rest, maar dan met minder geld, hoe zul je dan ooit het verschil maken? Gasparotto is een topper, maar hij heeft volgens mij te weinig gewonnen in zijn carrière omdat er te veel móést. Op zulke types zet ik weinig druk. Ik heb hem gezegd dat ik hem dit jaar nergens vooraan wilde zien tot aan de week van de Amstel Gold Race en Luik-Bastenaken-Luik. Ik gaf hem vertrouwen. Gasparotto koerst al meer dan tien jaar op het hoogste niveau. Die weet wat hij moet doen om goed te zijn, die hoeft voor mij echt niet te bevestigen met een ereplaats in een minder belangrijke koers.

Claeys is een ander verhaal. Al 27 jaar, nooit een kans gekregen bij de grote teams, maar ik zweer dat niemand sneller over kasseien rijdt dan hij. Het enige wat Dimitri niet kan, is weten wanneer hij moet opschuiven, zodat je in de beste positie aan de belangrijke stroken begint. Maar zoiets kun je leren.

Was de zege van Gasparotto de mooiste uit uw carrière?

VAN DER SCHUEREN: Hij zit in de top drie. Ik koester ook de twee overwinningen van Edwig Van Hooydonck in de Ronde van Vlaanderen, nu meer dan 25 jaar geleden. Ik woon op de Bosberg, waar Edwig twee keer de beslissende demarrage plaatste. Ik zal niet zeggen dat ik daar elke keer aan denk wanneer ik er passeer, maar toch vaak genoeg om er tot op vandaag plezier van te hebben.

Elke ploegleider zal je zeggen dat een grote koers fantastisch voelt, tot één week later. Want dan denk je aan de gevolgen voor je budget. Gasparotto wint de Amstel, en zal volgend jaar meer willen verdienen dan wat hij nu krijgt. En gelijk heeft hij.

Is het moeilijk overleven voor een klein wielerteam?

VAN DER SCHUEREN: Heel moeilijk. Wij hebben een budget van 3 miljoen euro. Je moet creatief zijn en goed tellen om daar renners, personeel en hotels van te betalen. Wanty-Groupe Gobert doet het met privégeld, zonder één cent van om het even welke overheid. Zo zijn er in het peloton niet veel.

U hebt op uw 68e nog de ambitie om te groeien.

VAN DER SCHUEREN: Een grote ronde rijden is het volgende objectief. Liefst zo snel mogelijk, en het liefst de Ronde van Frankrijk. We zijn uitgenodigd voor de Dauphiné, de koers die in het peloton bekendstaat als ‘de voordeur van de Tour’. Daar moeten we knallen, heb ik mijn renners al gezegd. Niet alleen om de Tourorganisatie te overtuigen, ook voor onszelf. Als het is om er na twee weken nog met vier kapotte renners rond te rijden, dan hoef ik niet naar de Tour. Ik wil naar de Ronde van Frankrijk omdat we dat waard zijn. Om daar iets te betekenen.

Wanty-Groupe Gobert is sterker dan die kleine Franse ploegen die elk jaar de Tour mogen rijden.

VAN DER SCHUEREN: Chauvinisme moet kunnen, daar heb ik geen problemen mee. Wij mogen ook in alle grote Belgische koersen starten omdat we Belgen zijn. De Tourdirectie heeft gelijk dat ze graag Franse renners ziet, maar ze geeft ook altijd één wildcard aan een klein buitenlands team. Dat is nu al twee seizoenen op rij naar Duitsers gegaan die zeker geen betere ploeg hebben dan wij. Dat stoort mij.

We zeiden al dat u renners tweede kansen geeft. U ving Frank Vandenbroucke op toen de topteams zijn fratsen beu waren.

VAN DER SCHUEREN: Frank was slimmer dan goed voor hem was. Hij doorzag en bespeelde alles en iedereen, en hij had zó veel aangeboren klasse. Hij leefde met het idee dat het voor hem niet fout kon gaan. Ik wilde hem een nieuwe kans geven, maar ik kon ze niet in zijn plaats grijpen. Ik kon er niet naast gaan slapen, hè. Als je dat doet, mispeuteren ze wel iets terwijl je ligt te snurken. Met Frank is het mislukt, maar er zijn er genoeg die ik terug naar de top bracht, zoals Gasparotto. Roger Hammond is een ander voorbeeld, en Björn Leukemans. Die hebben bij mij, in de nadagen van hun carrière, hun beste koersen gereden.

Mag ik nog een naam suggereren? Het is niet zeker dat Tom Boonen een nieuw contract krijgt bij Etixx-Quick Step.

VAN DER SCHUEREN: Met het budget dat we nu hebben kan dat niet, maar Tom Boonen… Het zou fantastisch zijn, maar ik ga er geen dwaze risico’s voor nemen. Hugo Camps gaf me in een van zijn columns een mooi compliment: ‘Hilaire Van der Schueren heeft geen kroonraad van advocaten nodig om zich staande te houden in het milieu.’ Dat is de zuivere waarheid. Mijn renners krijgen altijd hun geld. Beloftes maken die je niet kunt nakomen, dat is mijn stijl niet. Zo ben ik er 35 jaar geleden in gestapt, zo redeneer ik vandaag nog altijd.

U werd ploegleider zonder dat u ooit profrenner was geweest. Dat was ook in de jaren tachtig niet evident.

VAN DER SCHUEREN: Ik voetbalde, en met enig talent mag ik zeggen, maar ik raakte geblesseerd. Mijn schoonbroer fietste bij Jette Sportief. Ik kende weinig van koers maar het boeide mij wel, dus ik ging altijd mee. Op zeker moment viel de ploegleider ziek en vroegen ze of ik voor één koersje wilde overnemen. Het jaar daarna zat ik aan het stuur als vaste ploegleider bij de liefhebbers. We hadden geen renners, ik speurde het land af naar de beste coureurs die ik kon vinden. Ik reed met Marc Sergeant en Noël Segers, dat was toen de beste ploeg van België. Zo ben ik in de kijker gekomen bij Lomme Driessens, die een assistent zocht. Op een of andere manier moet ik toen zijn opgevallen bij Jan Raas, en daar zou mijn carrière echt beginnen. Raas belde mij tijdens de Ronde van Frankrijk en ik heb het hele gesprek lang gedacht dat het een grap was. Ik, dat klein manneke uit Geraardsbergen met zijn amateurploegje, zou ploegleider worden van Cees Priem, Leo van Vliet, Hennie Kuiper en Joop Zoetemelk! Zoiets bestaat toch niet? Maar het bestond wel. Ik ben uiteindelijk vijftien jaar bij Raas gebleven.

Ik maakte het verschil door mijn organisatie. Mijn coureurs wisten wanneer ze moesten opstaan en waren zeker dat hun eten klaarstond wanneer ze in het hotel aankwamen. Dat was in die tijd bijna revolutionair in het wielrennen. Zeker wanneer renners Lomme Driessens gewoon waren. (lacht)

35 jaar later zit u hier nog altijd. Dat verraadt passie. Hoelang gaat u nog door?

VAN DER SCHUEREN: Nog een seizoen of twee, en dan zien we wel. Elke dag tussen jonge, levendige sporters zitten, dat houdt je vitaal. Mijn tijd vliegt voorbij: een voordeel en een nadeel tegelijk, natuurlijk. Eén droom houdt me wakker: ik zou zo graag met Wanty-Groupe Gobert de Ronde van Frankrijk rijden. Het zou mijn twintigste Tour zijn. Kunt u alstublieft duidelijk afdrukken dat wie een firma heeft en daar fantastische reclame voor wil maken, zich dringend mag melden?

DOOR JEF VAN BAELEN

‘Na het bezoek van de weduwe van Antoine heb ik de harde vader gespeeld en de renners op scherp gezet.’

‘Tom Boonen in mijn team… Het zou fantastisch zijn, maar ik ga er geen dwaze risico’s voor nemen.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content