Rudy Tambuyser

Koningin Elisabethwedstrijd: “Een waardige winnares”

Rudy Tambuyser Muziekjournalist

De manier waarop Hong Haeran haar vaardigheden aanwendt, is in deze finale eigenlijk ongeëvenaard.

Merkwaardig hoe, door de mallemolen van mediatisering en commentaren allerhande, een mens op den duur zelf nog zou gaan geloven dat het wedstrijdniveau dit jaar uitstekend was. En dat “gewoon het feit dat je in die finale staat betekent dat je bij de allerbesten hoort”. Mijn god, ik weet dat woorden in deze tijd minder en minder betekenis krijgen, maar mogen we de superlatieven alstublieft tot het allerlaatste moment bewaren? Tot net voor de Babylonische verwarring compleet toeslaat?

In elk geval: de kogel is alweer door de kerk, alleen al daarom moeten we blij zijn. Voor we op die kogel – en die kerk – een beetje dieper ingaan en ons naar goede gewoonte beurtelings verbazen over en ergeren aan het resultaat, toch even dit: er zijn nauwelijks hoog gerangschikte laureaten van de zeven edities voor zang die de Elisabethwedstrijd heeft gekend, die uiteindelijk carrière hebben gemaakt. Dat plaatst wel een en ander in een relativerend perspectief.

Van alle mensen behoren muzikanten en operadirecteurs tot de soort die er de meest subjectieve én rabiate smaakoordelen op nahoudt. Onder de muzikanten zijn het de zangers die hun meningen en voorkeuren het minst zouten of verklaren. Het is evident dat, wanneer je er zo twaalf samen zet, onder leiding van een voorzitter met een agenda, en hen oordelen laat vellen, je tot een resultaat komt waarbij je raar opkijkt.

Maar zelfs dan, dan nog heeft de jury dit jaar alweer in tongen gesproken. Ik waag me hieronder aan een interpretatie, waarbij ik objectief en subjectief zo goed mogelijk gescheiden probeer te houden.

Allereerst: ik vind Hong Haeran een waardige winnares. Ze stond in mijn persoonlijke top drie, en daarbinnen spelen smaakverschillen – dat wil zeggen: irrelevante verschillen – een te grote rol om een harde discussie over te houden. Hong verbaast misschien als winnares, omdat haar stemtype, stemkleur en verschijning meteen een heel specifieke soort rol oproept. Een glasheldere, klaterende coloratuur, een vrij klein geluid, fysiek zeer wendbaar. Je ziet haar niet meteen een klaagzang van een halfuur aanheffen en vervolgens schielijk overlijden – een nochtans courante praktijk op een operapodium.

Maar de manier waarop ze haar vaardigheden – waarbij je het gevaar voor typecasting in elke frase voelt – aanwendt, is in deze finale eigenlijk ongeëvenaard. Hoe ze elke noot en elke noot en elke lettergreep bij elke luisteraar in een grote zaal bij wijze van spreke op een dienblaadje presenteert; hoe ze wendbaar blijft en gestiek zowel kan timen als in zekere mate aan het toeval overlaten; dat is van een zeer zeldzame klasse.

Meteen al na die eerste plaats wordt het pijnlijk. Niet zozeer om wie er wel staat – wie ben ik om Thomas Blondelle zijn tweede plaats te misgunnen? – maar om wie er niet staat. Allereerst Elisabeth Zharoff, die de laatste finaleavond afsloot. Ik hoor u denken: het is ook nooit goed. Meestal klaagt men dat wie laatst komt, eerst maalt op de Elisabethwedstrijd. Nu is de laatst gepresenteerde finalist niet eens bij de zes laureaten, wordt ze omwille van de Z in haar naam zelfs laatst geproclameerd, en nu is het weer niet goed.

Lachwekkend triestig

Nee, het is weer niet goed. Over de kwaliteit van de prestatie van Zharoff valt maar op één punt te redetwisten: haar zeer intense vibrato valt uiteraard niet bij iedereen in de smaak. Maar dat van smaak toch een klein beetje abstractie wordt gemaakt door een jury, kan toch niet te veel gevraagd zijn. Dat het zorgt voor verschuivingen binnen de eerste drie, zou begrijpelijk zijn. Maar dat ze zelfs uit de zes laureaten wordt geweerd, is lachwekkend triestig. Zharoff leverde de meest professionele en veelzijdige, in zekere zin volmaakte proef af.

Velen breken zich het hoofd over hoe zoiets kan. Was haar act ’te zeer ingestudeerd’? Laten we serieus blijven. Sinds wanneer is professionele ernst een minpunt? Of heeft men haar weggezet ‘omdat ze al een zekere carrière heeft in de Verenigde Staten’? Thomas Blondelle – tweede op basis van grote ‘literaire’ en interpretatieve kwaliteiten, maar vocaal nog ver van huis – zingt in de Deutsche Oper. Elena Galitskaja – een begrijpelijk derde plaats omwille van dramatische kwaliteiten en prachtig materiaal, maar met nog een aantal structurele intonatieproblemen – heeft een contract in de opera van Lyon, waarvan de directeur overigens in de jury zat. Laten we ook dat argument dus zinledig noemen.

Politiek

Laat ik kort zeggen hoe ik denk dat een resultaat als dit ontstaat. Juryleden geven niet gewoon punten waarvan dan een gemiddelde wordt berekend. Ze maken een klassement. Dat is geen probleem, als ze een rangschikking maken naar eer en geweten. Maar de praktijk is anders. De juryleden concentreren zich op de top drie. Daar willen ze niet alleen hun mening over kwijt, ze willen die zo optimaal mogelijk sturen. Dat betekent dat ze hun favoriet – om welke reden dan ook – uiteraard het hoogst klasseren, maar de directe concurrenten heel laag. Daar begint natuurlijk de koehandel. Als Zharoff buiten de eerste zes eindigt, wil dat zeggen dat ofwel iedereen haar vrij laag heeft geklasseerd – wat zou betekenen dat de jury uit volslagen idioten of doven bestaat – ofwel dat haar hoge quoteringen gecounterd zijn door extreem lage, dus politieke beoordelingen. Dat laatste is al jaren de praktijk, en als daarin geen verandering komt, zal de wedstrijd zichzelf op termijn van redelijk irrelevant tot volkomen irrelevant maken.

Ik was dan weer blij, Anaïk Morel en haar weinig opvallende, maar indrukwekkende professionaliteit en vocaliteit op de vierde plaats te vinden. Het is logisch gezien niet compatibel met het veronachtzamen van Zharoff, maar de verklaring is simpel: in Morel heeft geen van de juryleden ene bedreiging voor zijn eigen kandidaat gezien.

Een tweede dwaling is volgens mij – maar ik lijk er tamelijk alleen mee te staan – dat Konstantin Sjoesjakov (vijfde) boven zijn medebariton Nikola Diskic eindigt. De grenzen van Sjoesjakov zijn zowel vocaal als stilistisch evident, en hoe zijn mooie Tsjajkovski de onzin die hij verder heeft verkocht, heeft kunnen compenseren, is me een raadsel.

Diskic heeft nog niet veel stijlgevoel bij het interpreteren van zijn rollen, en het is begrijpelijk dat hij daarop wordt afgerekend. Maar louter vocaal gezien was hij bij de beste drie zangers van dit concours. Ik meen het serieus: ik denk niet dat ik, louter wat het bespelen van het vocale instrument betreft, ooit al een man echt beter heb horen zingen. Ik maak me sterk dat dit meetbaar is, als iemand daar ooit interesse zou voor hebben. In elk geval: een wedstrijd die zich zangwedstrijd noemt en dit soort jeugdige vlekkeloosheid op geen enkele manier beloont, moet erover nadenken, zich toch minstens ‘operawedstrijd’ te noemen. Of, waarom niet, ‘Internationale Auditie Koningin Elisabeth’.

Laat ik bijna eindigen met een citaat van de grote Wim Van Gansbeke: “Ik vind het zo, maar iedereen vindt het anders. Dus ik hou ermee op.”

En laat ik helemaal eindigen met een eresaluut aan een groot man: Fred Brouwers, die het na veertig jaar bij de VRT voor bekeken houdt. Een muziekdier dat ruim dertig jaar wedstrijdverslaggeving in liefde en deemoed, en van hier gezien zonder ergernis of cynisme, niet alleen heeft doorstaan, maar ook gesavoureerd. Een state of mind waarvan we veel kunnen leren, en die op een vriendelijke, maar toch doordringende manier ons aller geheugen kleurt.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content